In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Poolse eiser, handelend onder de naam [Naam eiser], en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De staatssecretaris had een boete van € 4.000,- opgelegd aan de eiser wegens overtreding van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 17 november 2020, waarbij de gemachtigde van de eiser aanwezig was, maar de staatssecretaris niet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die een onderneming in Polen heeft en ook een bouwbedrijf in Nederland, arbeidskrachten ter beschikking heeft gesteld aan een klusbedrijf zonder dat zijn Poolse onderneming ingeschreven was in het Nederlandse handelsregister. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser in strijd met de Waadi heeft gehandeld door arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder de vereiste inschrijving. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, dat hij geen uitzendovereenkomst had gesloten maar een overeenkomst van opdracht, verworpen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris gerechtigd was om de boete op te leggen, omdat de eiser niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.