ECLI:NL:RBZWB:2020:6512
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting van een woning wegens drugshandel
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2020, werd een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat hem een last onder bestuursdwang had opgelegd tot sluiting van zijn woning voor een periode van zes maanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en andere druggerelateerde voorwerpen in de woning. Verzoeker stelde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat er geen feitelijke handel vanuit zijn woning had plaatsgevonden. Hij voerde aan dat de sluiting van de woning onterecht was en dat deze hem onevenredig zou benadelen, vooral gezien zijn gezondheidsproblemen en de gevolgen van de coronamaatregelen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs bevoegd was om de woning te sluiten. De rechter benadrukte dat de burgemeester niet verplicht was om een minder verstrekkende maatregel te treffen, zoals een waarschuwing. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en dat de belangen van verzoeker niet opwogen tegen het algemeen belang van handhaving van de Opiumwet. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarbij hij ook opmerkte dat verzoeker geen bijzondere binding met de woning had aangetoond die de sluiting onterecht zou maken.