In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarbij zijn IVA-uitkering per 1 oktober 2019 werd gewijzigd naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser, die sinds 2008 uitgevallen is als logistiek medewerker vanwege gezondheidsklachten, ontving vanaf 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV had in september 2019 vastgesteld dat eiser 36,30% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de wijziging van zijn uitkering. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen, met name zijn psychische klachten en gebrek aan energie.
De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig bekeken. Tijdens de zitting op 12 november 2020 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door het UWV op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De verzekeringsartsen hadden zowel lichamelijke als psychische onderzoeken uitgevoerd en de beschikbare medische informatie in hun beoordeling betrokken. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen.
De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 36,30% terecht was en dat het UWV de wijziging van de uitkering op juiste gronden had doorgevoerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door rechter M.Z.B. Sterk en openbaar gemaakt op 17 december 2020.