ECLI:NL:RBZWB:2020:6493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 29 oktober 2019, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 2 februari 2019. Eiseres, die als inpakker heeft gewerkt, meldde zich ziek op 2 januari 2018 en ontving tot 8 februari 2018 een WW-uitkering. Het UWV kende haar vanaf 9 februari 2018 een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze na een eerstejaarsbeoordeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft op 2 november 2020 de zaak behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was. Het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen, waarbij werd gekeken naar de geschiktheid van eiseres voor de door het UWV aangeduide functies. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische situatie van eiseres beoordeeld en kwamen tot de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat er geen recht op een ZW-uitkering bestaat.

De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door eiseres aangevoerde klachten niet voldoende waren om aan te nemen dat zij niet in staat was om de geduide functies uit te oefenen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres heeft geen nieuwe informatie overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen zou kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de rapportages van de verzekeringsartsen en heeft de beslissing van het UWV bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6023 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde eiseres] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 november 2020. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als inpakker bij [naam (ex-)werkgever] (van september 2014 tot maart 2015). Eiseres heeft zich vanuit een werkloosheidssituatie ziekgemeld per 2 januari 2018. Zij is uitgevallen vanwege fysieke klachten. De WW-uitkering is doorbetaald tot 8 februari 2018.
Het UWV heeft met ingang van 9 februari 2018 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 19 december 2018 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 2 februari 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 2 februari 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op het spreekuur, een lichamelijk onderzoek uitgevoerd en informatie bij de huisarts opgevraagd. De verzekeringsarts rapporteert als volgt. Eiseres heeft een normaal gevuld dagverhaal, waarbij ze aangeeft weinig activiteiten in het huishouden te hebben. Bij psychisch onderzoek zijn er geen afwijkingen, wel een opvallend afwezig zijn van lijdensdruk gezien de geclaimde forse beperkingen. Bij lichamelijk onderzoek geeft eiseres wel vele klachten aan, maar zijn daarvoor objectief gezien geen duidelijke argumenten. De vingers en handen zijn niet rood, warm of dik en functioneren normaal. Ook het lopen met een kruk is niet consistent met de geclaimde belemmering voor handbelasting. Ook anamnestisch is er geen sprake van toegenomen klachten. Dat er sprake is van enige mate van degeneratieve verschijnselen van de handen, is gezien de leeftijd van eiseres niet opmerkelijk. Dat door de reumatoloog geen vervolgafspraak is gemaakt, duidt er op dat er geen systemische klachten zijn. De stelling dat de handen niet belastbaar zijn, is niet consistent met de bevindingen uit het onderzoek en anamnese. De klachten lijken al veel langer te bestaan, zodat opvallend is dat eiseres voorheen wel maatgevende werkzaamheden kon uitvoeren, maar na twee jaar WW niet meer. Er loopt nog een specialistisch onderzoek naar rugklachten. De verzekeringsarts geeft eiseres het voordeel van de twijfel en heeft enige beperkingen voor rugbelastende werkzaamheden aangenomen.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien bij de hoorzitting en het aansluitende spreekuur. De verzekeringsarts b&b heeft een lichamelijk en psychisch onderzoek uitgevoerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat de informatie van de huisarts geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen. Artrose is geen aandoening waarbij belasting leidt tot verslechtering. Overbelasting moet vermeden worden, maar te weinig belasten ook. Gegevens uit het bezwaarschrift, hoorzitting en bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn evenmin reden voor het aannemen van zwaardere beperkingen per datum in geding. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan de primaire beslissing gehandhaafd kan blijven.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 november 2018.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen. Er is sprake van ernstige artrose, hetgeen klachten veroorzaakt in de vingers, handen, schouders en benen. Er is sprake van hevige pijnklachten, oververmoeidheid, concentratieproblemen en er is snel sprake van overprikkeling. Eiseres kan geen werkzaamheden uitoefenen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar lichamelijke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft in de beroepsfase geen nieuwe informatie overgelegd waaruit volgt dat door de verzekeringsartsen te weinig beperkingen zijn aangenomen, zodat de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de rapportages van de verzekeringsartsen. De informatie van de huisarts is door de verzekeringsarts b&b betrokken bij zijn beoordeling.
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat het subjectieve oordeel van eiseres dat zij als gevolg van haar klachten niet in staat is arbeid te verrichten, onvoldoende is voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid.
Niet gebleken is dat in de FML van 29 november 2018 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Stikster zitmeubelen (Sbc-code 111160), Printmonteur conventioneel (Sbc-code 111180) en inpakker koekjes (Sbc-code 111190).
6.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat zij gelet op de beperkingen de door het UWV geduide functies niet kan uitoefenen.
6.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 17 december 2018 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 28 oktober 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 2 februari 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier op 14 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.