ECLI:NL:RBZWB:2020:6481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AWB - 19_1815
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

Op 17 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep heeft ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Roebroek, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was per 18 juni 2018 beëindigd. Eiser stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid per 9 juli 2018. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van het UWV in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beoordeling konden wijzigen. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerden dat de beperkingen van eiser correct waren vastgesteld en dat hij in staat was om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1815 WIA

uitspraak van 17 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 april 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder nummer 19/1509 WIA, plaatsgevonden in Breda op 5 november 2020. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. M.A. van der Heijden. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. van Gent.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als medewerker dienst/toezicht/beheerder. Voor dat werk is hij op 19 juni 2014 uitgevallen vanwege medische problematiek, waaronder gewrichtspijn en rugklachten.
Bij besluit van 18 mei 2016 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 17 april 2018 heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 18 juni 2018. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 15 februari 2019 ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 16 juli 2018 aangegeven dat er sprake is van een verslechtering van de gezondheid per 6 februari 2018 en 9 juli 2018. Hij heeft om een WIA-uitkering verzocht.
Bij besluit van 12 november 2018 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 9 juli 2018 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 9 juli 2018.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur op 15 oktober 2018. De verzekeringsarts concludeert dat sprake is van medisch objectiveerbare stoornissen. Gelet op de meerdere operaties aan de rug, linkerheup en knieën komt eiser in aanmerking voor rug-, heup- en kniesparende arbeid. De eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 februari 2018 is nog van toepassing per 6 februari 2018 en 9 juli 2018. In deze FML is eiser al fors beperkt op rugsparende arbeid.
Er zijn geen aanwijzingen voor radiculaire prikkeling. Ten aanzien van de gestelde handklachten stelt de verzekeringsarts dat eiser adequate kracht van de handen heeft. Er is geen sprake van atrofie en er zijn geen noduli waargenomen. Er is geen bewegingsbeperking van de schouder gevonden. De verzekeringsarts ziet geen aanleiding om aanvullende beperkingen te stellen.
Ten aanzien van de door eiser ervaren klachten aan de enkel stelt de verzekeringsarts dat bij eigen verrichte lichamelijk onderzoek blijkt dat er geen hydrops palpabel is. Er is goede kracht waargenomen bij de voet/flexie. Er bestaat volgens de verzekeringsarts geen aanleiding de belastbaarheid te wijzigen.
De verzekeringsarts geeft aan dat voor de beperkingen en de belastbaarheid van eiser de FML van 15 februari 2018 onverkort van toepassing is. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 25 oktober 2018.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser heeft het dossier bestudeerd en was aanwezig tijdens de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat er om een herbeoordeling per 9 juli 2018 wordt gevraagd. De WIA-uitkering werd per 18 juni 2018 beëindigd. Aan het ziektebeeld van eiser is tussen 18 juni 2018 en 9 juli 2018 niets gewijzigd. De primaire verzekeringsarts heeft eiser uitvoering onderzocht en dit gaf geen aanleiding tot het wijzigen van de FML. De bezwaargronden bevatten geen nieuwe feiten of gegevens die een ander licht op de belastbaarheid werpen. De geduide functie van heftruckchauffeur is niet passend gelet op het klachtenpatroon. De functie is te zwaar gelet op de rotatiebewegingen van de romp, het op en afstappen en de kans op schokken en dient te worden voorgelegd aan de arbeidsdeskundige.
4.2
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn klachten ten aanzien van de items staan, zitten, lopen, tillen, buigen, knielen en hurken meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Hij acht zich daarom niet in staat de geduide functies te verrichten Vanwege eisers slaapapneu en artrose in het gehele lichaam, met name in de knieën, linkerheup en rug, dient een arbeidsduurbeperking te worden gesteld van ten minste 4 uur per dag. Eiser wijst erop dat tijdens de proefplaatsing als documentcontrollor het aantal werkuren werd opgebouwd naar 32, maar dat dat niet haalbaar bleek te zijn.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 4 november 2019 van verzekeringsarts Van der Ent van medisch adviesbureau Triage ingebracht.
Oordeel rechtbank over de beroepsgronden
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b zich terecht op het standpunt gesteld dat aan het ziektebeeld van eiser tussen 18 juni 2018 en 9 juli 2018 niets is gewijzigd. Eiser heeft dit standpunt niet betwist en ook uit het door eiser overgelegde rapport van Van der Ent blijkt dit niet.
Dit betekent dat de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de medische aspecten van de beslissing op bezwaar van 15 februari 2019, zoals opgenomen in de uitspraak van heden met nummer 19/1509 WIA ook in deze zaak onverkort gelden. De rechtbank verwijst daarom naar de overwegingen opgenomen onder paragraaf 4.3 van die uitspraak.
4.4
Uit deze overwegingen volgt de conclusie dat niet is gebleken dat in de FML van 25 oktober 2018 (die gelijk is aan de FML van 15 februari 2018) de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: baliemedewerker (service en info) (Sbc-code 315150), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 november 2018 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 29 maart 2019
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juli 2018 heeft vastgesteld op 30,01%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 9 juli 2018.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2020 door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.