ECLI:NL:RBZWB:2020:6480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AWB - 19_1509
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 15 februari 2019, waarin zijn WIA-uitkering werd beëindigd per 18 juni 2018. Eiser, die eerder een WIA-uitkering had ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid door medische klachten, betwistte de beëindiging van zijn uitkering. Tijdens de zitting op 5 november 2020 in Breda, werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.A. van der Heijden, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsartsen de klachten van eiser in hun rapportages hebben meegenomen. Eiser stelde dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen, en voerde aan dat zijn medische situatie, waaronder slaapapneu en artrose, een urenbeperking vereiste. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren.

De rechtbank concludeerde dat de functies die aan eiser waren voorgelegd, passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld op 34,78%. Aangezien de WIA-uitkering pas recht geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, werd de beëindiging van de uitkering door het UWV terecht geacht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af, met de mogelijkheid voor eiser om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1509 WIA
uitspraak van 17 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 februari 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder nummer 19/1815 WIA, plaatsgevonden in Breda op 5 november 2020. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan mr. M.A. van der Heijden. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. van Gent.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als medewerker dienst/toezicht/beheerder. Voor dat werk is hij op 19 juni 2014 uitgevallen vanwege medische problematiek, waaronder gewrichtspijn en rugklachten.
Bij besluit van 18 mei 2016 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 17 april 2018 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 18 juni 2018.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 18 juni 2018.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser op 15 januari 2018 lichamelijk onderzocht. Vanwege meerdere operaties aan de rug, linker heup en knieën is eiser aangewezen op rug-, heup- en kniesparende arbeid. De bevindingen bij het onderzoek geven aanwijzingen voor beperkingen in het fysieke functioneren ten aanzien van trillingsbelasting, buigen, frequent buigen tijdens werk, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens werk, lopen, lopen tijdens werk, klimmen, trappenlopen, knielen of hurken, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn en gebogen/getordeerd actief zijn. Omdat eiser op 1 februari 2018 een medische ingreep zal ondergaan, is een kortdurende volledige uitval van twee weken aan de orde. Hierdoor heeft de verzekeringsarts de belastbaarheid vastgesteld per 15 februari 2018.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 februari 2018.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien tijdens de hoorzitting op 14 november 2018 en heeft eiser onderzocht. De visie van de primaire verzekeringsarts wordt gedeeld omdat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek bestond uit dossierstudie, anamnese, lichamelijk onderzoek en psychisch onderzoek. Het betoog van de verzekeringsarts is helder en de vastgestelde beperkingen in functioneren door ziekte liggen in lijn met de onderzoeksbevindingen en passen bij het ziektebeeld van eiser. Er is geen reden om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. Eiser stelt dat hij beperkt kan zitten, staan en lopen. Eiser kan echter wel gedurende uren gaan vissen op zee.
De slaapapneu werd blijkbaar adequaat behandeld en is geen reden om meer beperkingen per datum in geding toe te kennen. Het chronisch dragen van een korset kan de verzekeringsarts b&b niet koppelen aan de onderliggende pathologie noch aan therapeutische noodzaak, omdat een korset een negatieve invloed heeft op de rompmusculatuur. Het vormt geen reden om de belastbaarheid bij te stellen. De onderzoeksbevindingen van het lichamelijk onderzoek vormen geen aanleiding tot het wijzigen van de belastbaarheid. Op de langere termijn is winst te behalen middels een multidisciplinair revalidatietraject.
4.2
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn klachten ten aanzien van de items staan, zitten, lopen, tillen, buigen, knielen en hurken meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Hij acht zich daarom niet in staat de geduide functies te verrichten Vanwege eisers slaapapneu en artrose in het gehele lichaam, met name in de knieën, linkerheup en rug, dient een arbeidsduurbeperking te worden gesteld van ten minste 4 uur per dag. Eiser wijst erop dat tijdens de proefplaatsing als documentcontrollor het aantal werkuren werd opgebouwd naar 32, maar dat dat niet haalbaar bleek te zijn.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 4 november 2019 van verzekeringsarts Van der Ent van medisch adviesbureau Triage ingebracht.
In dit rapport is onder meer aangegeven dat eiser voor het item klimmen zwaarder moet worden beperkt. Eiser heeft al drie protheses van grote gewrichten, de stabiliteit van zijn bewegingsapparaat is verminderd. Er bestaat meer kans op springen en vallen. Het item klimmen moet volgens Van der Ent worden beperkt tot het maximaal nemen van een opstapje. Verder geeft Van der Ent ten aanzien van het item torderen aan dat eiser niet in staat is met een frequentie van 1x per uur te torderen. Ten aanzien van het item knielen en hurken stelt Van der Ent dat dit in het geheel niet mogelijk is. Dit dient als toelichting in de FML te worden opgenomen.
Van der Ent wijst erop dat de functie van heftruckchauffeur is vervallen vanwege de rotatiebewegingen van de romp, op- en afstappen en de kans op schokken. Aangezien het CBBS-systeem geen overschrijding van de belastbaarheid heeft gesignaleerd is dit een duidelijke aanwijzing dat torderen en klimmen en klauteren in de FML niet goed zijn gescoord. In dit FML is dit ten onrechte niet aangepast.
Het onderzoek door het UWV is volgens eiser niet volledig geweest, waardoor de belastbaarheid onjuist is vastgesteld.
4.3
Oordeel rechtbank over de beroepsgronden
4.3.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder rug, knie- en heupklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
In beroep heeft eiser informatie overgelegd van verzekeringsarts-medisch adviseur Van der Ent. De verzekeringsarts b&b heeft gereageerd op de ingebrachte medische informatie.
torderen
4.3.2
Ten aanzien van het item torderen is in de FML bij item 4.12 geen beperking opgenomen. Bij item 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn) is aangegeven dat eiser beperkt is; kan minder dan 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn (schoenveters strikken).
De verzekeringsarts b&b geeft aan dat eiser volgens Van der Ent niet in staat zou zijn om 1x per minuut te torderen. Dit staat echter haaks op de activiteiten die eiser in realiteit doet, waaronder vissen op zee, darten, zorgen voor zijn zoontje, het uitruimen van de vaatwasser en, koken. Als eiser niet kan torderen, dan zijn deze handelingen volgens de verzekerings-arts b&b onmogelijk. Van der Ent stelt weliswaar dat bij deze activiteiten slechts incidenteel wordt getordeerd, maar de verzekeringsarts b&b is van mening dat torderen bij deze handelingen vaker voorkomt.
De rechtbank acht het standpunt van de verzekeringsarts b&b plausibel en voldoende gemotiveerd en volgt dan ook zijn standpunt dat eiser in staat is vaker dan eenmaal per minuut te torderen. Er behoefde dus geen beperking ten aanzien van het item torderen (item 4.12) in de FML opgenomen te worden. De in de FML opgenomen beperking ten aanzien van het gebogen en/of getordeerd actief zijn, in de zin dat eiser beperkt is en minder dan 5 minuten achtereen gebogen of getordeerd actief kan zijn (item 5.6), is naar het oordeel van de rechtbank voldoende te achten.
klimmen
4.3.3
Eiser wordt in de FML licht beperkt geacht ten aanzien van het item klimmen (item 4.21). Hij kan tenminste een huishoudtrap op en af. Volgens Van der Ent zou eiser zwaarder beperkt moeten worden omdat door de verschillende protheses van eiser de stabiliteit van het bewegingsapparaat is verminderd. Hierdoor bestaat meer kans op springen en vallen. Eiser is volgens Van der Ent maximaal in staat een opstapje op te klimmen.
De verzekeringsarts b&b stelt dat Van der Ent voorbij gaat aan het interpretatiekader bij item 4.21. Springen is géén onderdeel van klimmen. De primaire verzekeringsarts geeft aan dat eiser ten minste een huishoudtrap op en af kan. Bij een huishoudtrap wordt gebruik gemaakt van handen ter ondersteuning. Valrisico of behoefte om te springen is volgens de verzekeringsarts b&b hierbij niet aanwezig. De verzekeringsarts b&b acht een opstapje, zoals door Van der Ent voorgesteld, niet veiliger voor eiser aangezien bij een opstapje de handen niet ter ondersteuning worden gebruikt.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b terecht aangeeft dat Van der Ent de nadruk legt op de angst om te springen en vallen. Springen maakt echter geen onderdeel uit van het item klimmen. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende uitgelegd waarom het beklimmen van een huishoudtrap voor eiser veiliger zal zijn dan het nemen van een opstapje, zoals Van der Ent als beperking heeft voorgesteld.
Ten aanzien van het item klimmen is eiser dan ook niet meer beperkt te achten dan in de FML is opgenomen.
knielen en hurken
4.3.4
Van der Ent stelt dat hurken en knielen in het geheel niet mogelijk is en dat dat moet worden toegevoegd als toelichting bij het item 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn). De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat er in de FML voor beide items een beperking is gegeven. Dat betekent dat eiser niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond kan bereiken en minder dan 5 minuten achtereen geknield of gehurkt actief kan zijn. Door het systeem van aangeboden functies zullen hierdoor functies zijn waar knielen/hurken (zowel dynamisch als statisch) irrelevant zijn. Ook dit standpunt van de verzekeringsarts b&b volgt de rechtbank nu het voldoende is gemotiveerd. Een toelichting bij item 5.5 zal, zoals de verzekeringsarts b&b terecht opmerkt, geen verschil maken.
heftruckchauffeur
4.3.5
Met betrekking tot de stelling dat de FML niet zou kloppen omdat de functie van heftruckchauffeur, ondanks de beperkingen, toch naar voren is gekomen als geschikte functie, heeft de verzekeringsarts b&b toegelicht dat de FML als een grove zeef fungeert, die er voor zorgt dat aan de arbeidsdeskundige een aantal functies wordt aangeleverd die passend zouden kunnen zijn. De arbeidsdeskundige dient vervolgens de functies te bekijken, rekening houdend met alle facetten, waaronder de FML, de verzekeringsgeneeskundige rapportages, de signaleringen en het gezond verstand. Bij twijfel kan overleg tussen de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat uit het CBBS-systeem een functie naar vorenkomt die na overleg tussen de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te zwaar blijkt voor de betrokkene, niet zonder meer betekent dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden. De verzekeringsarts b&b heeft terecht gesteld dat de arbeidsdeskundige bij de selectie van de functies met meer aspecten rekening moet houden dan de enkele opsomming in de FML. Indien de arbeidsdeskundige twijfelt aan de medische geschiktheid van een functie zal overleg met de verzekeringsarts zijn aangewezen. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige ook overleg met de verzekeringsarts gehad over de geschiktheid van de functie heftruckchauffeur.
Het betoog van eiser dat de FML onjuist zou zijn omdat de functie van heftruckchauffeur in eerste instantie als geschikte functie is geselecteerd kan dan ook niet slagen.
urenbeperking
4.3.6
Ten aanzien van het betoog van eiser dat een urenbeperking gesteld zou moeten worden, onder andere in verband met de slaapapneu en artrose, overweegt de rechtbank eisers subjectieve beleving van zijn klachten volgens vaste rechtspraak niet doorslaggevend is bij de beantwoording van de vraag of een urenbeperking gesteld moet worden. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren arbeidsbeperkingen.
De verzekeringsartsen hebben geen aanleiding gezien een urenbeperking te stellen. Ook de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts Van der Ent heeft geen urenbeperking aangenomen. In de FML is dan ook op goede gronden geen urenbeperking opgenomen.
conclusie
4.3.7
Het rapport van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts Van der Ent is niet zodanig dat getwijfeld moet worden aan de beperkingen zoals opgenomen in de FML. De rechtbank ziet geen aanleiding om (ambtshalve) een deskundige in te schakelen.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 15 februari 2018.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 juni 2018: baliemedewerker (service en info) (Sbc‑code 315150), administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133) en wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 april 2018
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser 34,78% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 14 maart 2018 heeft vastgesteld op 34,78%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 18 juni 2018.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2020 door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.