ECLI:NL:RBZWB:2020:6407
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inburgeringslening
Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. El-Sharkawi, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had op 29 april 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 18 maart 2020, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 19 november 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit eerdere besluit betrof de vaststelling van het maandbedrag van een lening op grond van de Wet inburgering (Wib). Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het besluit van 25 oktober 2019, waarin haar een boete werd opgelegd en werd medegedeeld dat de lening niet zou worden kwijtgescholden.
Tijdens de zitting op 26 november 2020 in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 25 oktober 2019, en dat het besluit van 19 november 2019 geen zelfstandig rechtsgevolg creëerde. De rechtbank oordeelde dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er geen verandering was opgetreden in de terugvordering van de lening.
De rechtbank concludeerde dat eiseres de lening moest terugbetalen, zoals eerder vastgesteld in het besluit van 25 oktober 2019. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 december 2020, en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.