ECLI:NL:RBZWB:2020:6405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar dat sinds 31 oktober 2012 een bijstandsuitkering ontving, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had op 18 november 2019 een bedrag van € 27.321,12 van eisers teruggevorderd, wat leidde tot een bezwaar van eisers. Het college verklaarde echter het bezwaar niet-ontvankelijk in een besluit van 27 maart 2020. Eisers stelden dat hun verweren tegen het bestreden besluit overeenkwamen met eerdere beroepsgronden in een andere procedure (zaaknummer 20/1050 PW). De rechtbank oordeelde dat eisers in hun beroepschrift geen specifieke gronden hadden vermeld tegen het bestreden besluit, wat in strijd was met artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had eisers eerder verzocht om de gronden van beroep mee te delen, maar zij hebben hierop niet gereageerd. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6257 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2020 in de zaak tussen

[eiser], eiser, en [eiseres], eiseres, tezamen eisers, te [plaatsnaam],

gemachtigde: mr. L.A. Versteegh,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 november 2019 (primair besluit) heeft het college een bedrag ter hoogte van € 27.321,12 van eisers teruggevorderd.
In het besluit van 27 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 november 2020. Hierbij waren aanwezig eisers, hun gemachtigde en hun dochter [dochter] als tolk. Namens het college was [aanwezige] aanwezig.

Feiten en omstandigheden

1. Eisers ontvingen sinds 31 oktober 2012 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Bij besluit van 20 augustus 2019 heeft het college het recht op bijstand ingetrokken over de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2019. Eisers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt en beroep ingesteld (zaaknummer 20/1050 PW).
Bij besluit van 18 oktober 2019 heeft het college de teveel betaalde bijstandsuitkering over de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2019 ter hoogte van € 28.599,85 van eisers teruggevorderd. Bij het primaire besluit is dat besluit herzien en is het bedrag aangepast naar € 27.321,12. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het college opgemerkt dat eisers geen gronden hebben aangevoerd tegen de terugvordering. Daarmee is niet voldaan aan de eisen die in artikel 6:5, eerste lid onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan een bezwaarschrift worden gesteld.

Beroepsgronden

2. Eisers stellen in hun beroepschrift dat de verweren die zij kenbaar willen maken tegen het bestreden besluit overeenkomen met de beroepsgronden in de procedure met zaaknummer BRE 20/1050 PW.

Overwegingen

3. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4. Eisers hebben geen beroepsgronden tegen de terugvordering vermeld in het beroepschrift, zij hebben slechts verwezen naar de gronden die zij hebben aangevoerd tegen de intrekking (zaaknummer 20/1050 PW). De rechtbank heeft eisers daarom bij brief van 11 mei 2020 verzocht om de gronden van beroep mee te delen. Eisers hebben niet gereageerd op dat verzoek. Bij aangetekende brief van 11 juni 2020 heeft de rechtbank eisers verzocht om het verzuim binnen vier weken te herstellen. Ook daarop hebben zij niet gereageerd. Gesteld noch gebleken is dat dit verzuim verschoonbaar is.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 18 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.