ECLI:NL:RBZWB:2020:6245

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_3614
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op grond van schending inlichtingenplicht en terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres ontving sinds 28 februari 2018 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Orionis heeft op 7 februari 2019 de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 9 november 2018 ingetrokken, omdat zij niet meer op het opgegeven uitkeringsadres zou wonen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 augustus 2020, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, is het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende stukken aan te leveren over haar woon- en leefsituatie. Eiseres heeft enkele documenten overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende bewijs boden voor haar verblijf in de relevante periode.

De rechtbank overwoog dat het aan Orionis was om de nodige kennis over de feiten en omstandigheden te verzamelen, maar dat eiseres ook een inlichtingenplicht had. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan deze verplichting, waardoor niet kon worden vastgesteld of zij recht had op bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3614 PW

uitspraak van 8 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. W. Nass, advocaat te Eindhoven ,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 7 februari 2019 (primair besluit) heeft Orionis de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 9 november 2018 ingetrokken en de teveel betaalde bijstand over de periode van 9 tot en met 30 november 2018, zijnde € 876,02, van haar teruggevorderd.
In een besluit van 4 juni 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Vanwege de coronamaatregelen zijn partijen op 14 augustus 2020 met hun instemming gehoord via Skype in plaats van op een fysieke zitting. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens Orionis.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om stukken aan te leveren over haar woon- en leefsituatie in de periode waarop het bestreden besluit ziet, zodat Orionis kan onderzoeken of zij over die periode recht heeft op een (aanvullende) bijstandsuitkering.
Op 9 september 2020 heeft eiseres enkele stukken aangeleverd. Bij brief van 10 september 2020 heeft Orionis daarop gereageerd. Het bestreden besluit is verder ongewijzigd gebleven. Op 15 en 22 oktober 2020 heeft eiseres nog op de brief van Orionis gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder nadere zitting.
Op 30 oktober 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres ontving sinds 28 februari 2018 een bijstandsuitkering van Orionis op grond van de Participatiewet. Op 21 november 2018 heeft Orionis van de gemeente [plaatsnaam2] een signaal ontvangen dat eiseres niet meer woonachtig is op het adres [adres] te [plaatsnaam2] . Dit is het door eiseres opgegeven uitkeringsadres.
Bij besluit van 30 november 2018 heeft Orionis het recht op bijstand opgeschort, omdat eiseres niet heeft gemeld dat zij sinds 9 november 2018 (mogelijk) niet meer woont op het uitkeringsadres. Eiseres is uitgenodigd voor een gesprek op 7 december 2018 om het verzuim te herstellen c.q. toe te lichten. Het besluit is aangetekend verzonden naar zowel het uitkeringsadres als een door eiseres opgegeven postadres in [plaatsnaam] . Het naar het uitkeringsadres verzonden besluit is bij Orionis retour gekomen met de vermelding ‘verhuisd’.
Eiseres heeft op 5 december 2018 per e-mail aan Orionis laten weten dat zij nog ingeschreven staat op het uitkeringsadres, maar dat zij per 1 januari 2019 in [plaatsnaam] gaat wonen. Ook stelt zij niet op de afspraak van 7 december 2018 te kunnen komen.
Uit een handhavingsrapport van 11 december 2018 blijkt dat Orionis naar aanleiding van de e-mail van eiseres op 7 december 2018 telefonisch contact heeft opgenomen met de verhuurder van de woning op het uitkeringsadres, de heer [naam verhuurder] . Hij heeft verklaard dat er afspraken met eiseres zijn gemaakt om de woning op te leveren, dat de woning nu is verhuurd aan de persoon die sinds 9 november 2018 in de BRP op het adres is ingeschreven en dat eiseres sinds die datum niet meer op het adres woont.
Orionis heeft per e-mail van 7 december 2018 aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering zal worden ingetrokken, nu uit een voorlopig onderzoek is gebleken dat zij sinds 9 november 2018 niet meer woont op het uitkeringsadres en zij niet is verschenen op de afspraak van
7 december 2018.
Eiseres heeft in reactie hierop per e-mail van 10 december 2018 aangegeven dat zij het privé zwaar heeft met aangiftes tegen een mishandelende en stalkende ex-partner, daarom heeft zij onderdak bij vrienden en familie. Volgens eiseres is haar contactpersoon bij Orionis daarvan op de hoogte.
Vervolgens zijn het primaire en het bestreden besluit genomen. De rechtsgrond voor het intrekken van de uitkering met ingang van 9 november 2018 is in het bestreden besluit gewijzigd in artikel 54, derde lid van de Participatiewet.

Beroepsgronden

2. Eiseres voert, samengevat, aan dat zij heeft uitgelegd waarom zij vanaf 9 november 2018 tijdelijk onderdak heeft gehad bij familie en vrienden. Zij had geen ander adres en er was geen sprake van omstandigheden waarvan zij had moeten begrijpen dat die van invloed konden zijn op haar bijstandsuitkering. Orionis heeft haar vooraf niet geïnformeerd over het feit dat dit zou moeten worden doorgegeven of over de consequenties die het heeft als dit niet wordt gedaan. De gevolgen van de gebrekkige informatieverstrekking door Orionis kunnen niet voor haar rekening en risico komen. Verder stelt eiseres dat zij afdoende heeft aangetoond dat zij in de periode in geding recht had op een bijstandsuitkering.

Overwegingen

3.1
Het besluit tot intrekking van een uitkering is een belastend besluit, waarbij het aan Orionis is om de nodige kennis over de concrete feiten en omstandigheden te verzamelen. Dit betekent dat de bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand met toepassing van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet in beginsel op Orionis rust.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank mocht Orionis uit de informatie van de gemeente [plaatsnaam2] en van de verhuurder van de woning op het uitkeringsadres afleiden dat eiseres sinds 9 november 2018 niet meer op het uitkeringsadres woonde. Niet gebleken is dat zij dit heeft doorgegeven aan Orionis, waardoor er sprake is van schending van de inlichtingen-plicht als bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet.
3.3
Eiseres betwist ook niet dat zij sinds 9 november 2018 niet meer op het uitkeringsadres woonde, maar stelt dat zij niet wist of behoorde te weten dat zij dit door moest geven omdat Orionis haar niet voldoende heeft geïnformeerd over de inlichtingenplicht. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Op eiseres rust de verplichting bij Orionis melding te maken van alle feiten of omstandigheden waarvan het haar redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze van invloed kunnen zijn op haar recht op bijstand. Haar woon- en leefsituatie valt daar zeker onder: controleerbare gegevens over haar feitelijke woon- en verblijfplaats zijn immers van essentieel belang voor de beantwoording van de vraag of zij (nog) recht heeft op bijstand en zo ja, ten laste van welke gemeente. Indien er bij eiseres onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van de inlichtingenplicht, lag het op haar weg hierover navraag te doen bij Orionis. Het nalaten daarvan komt juridisch gezien voor rekening en risico van eiseres.
3.4
Nu er sprake is van schending van de inlichtingenplicht levert dat een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad (zie bijvoorbeeld de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020: 2949, overweging 4.9).
3.4.1
Op 11 september 2020 heeft eiseres de volgende stukken overgelegd ter onderbouwing van haar woon- en leefsituatie in de periode van 9 november 2018 tot 1 januari 2019:
 Een e-mail over een geboekte overnachting in Hotel [naam hotel] in [plaatsnaam2] op
8 december 2018;
 Een verklaring van mevrouw [naam betrokkenen] die aangeeft dat eiseres in de periode van
9 november 2018 tot 1 januari 2019 bij haar in [plaatsnaam2] heeft verbleven;
 Een verklaring van mevrouw [naam betrokkenen2] die aangeeft dat eiseres een periode bij haar in [plaatsnaam2] is geweest voor haptonomie-sessies, waaronder ook tussen oktober 2018 tot en met januari 2019;
 Een e-mail van huisartsenpraktijk [naam huisartspraktijk] in [plaatsnaam2] waarin staat dat eiseres bij hen ingeschreven stond van 7 september 2017 tot en met 5 februari 2019.
3.4.2
Bij brief van 11 september 2020 heeft Orionis gesteld dat uit deze stukken op zichzelf noch in samenhang met elkaar blijkt waar het feitelijk verblijf van eiseres is geweest vanaf
9 november 2018. De e-mail over de hotelovernachting betreft slechts een boeking voor één nacht en het is bovendien niet duidelijk of deze overnachting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. [naam betrokkenen] geeft in haar verklaring ook aan dat zij niet weet op welke dagen eiseres in de periode van 9 november 2018 tot 1 januari 2019 bij haar heeft verbleven. Volgens Orionis is daardoor onduidelijk of eiseres enkele uren, een dag of enkele dagen verblijf bij [naam betrokkenen] heeft gehad en wanneer dat is geweest. Ook uit de verklaring van [naam betrokkenen2] over de haptonomie-sessies en de e-mail van de huisartsenpraktijk [naam huisartspraktijk] kan niet worden opgemaakt waar eiseres destijds feitelijk verbleef. Daarom kan het recht op bijstand nog steeds niet worden vastgesteld, aldus Orionis.
3.4.3
Daarop heeft eiseres op 15 oktober 2020 een e-mail van Booking.com van 9 december 2018 overgelegd waarin zij wordt uitgenodigd om een beoordeling te geven van haar verblijf in Hotel [naam hotel] . Daaruit blijkt volgens haar dat de overnachting in het hotel heeft plaatsgevonden. In een aanvulling van 22 oktober 2020 stelt eiseres dat de overgelegde stukken weliswaar geen volledig bewijs bieden van de plaatsen waar zij in de periode van
9 november 2018 tot 1 januari 2019 heeft verbleven, maar dat daaruit wel blijkt dat zij in die periode meer dan alleen die ene hotelnacht in [plaatsnaam2] heeft verbleven.
3.4.4
De rechtbank volgt Orionis in de stelling dat eiseres met de door haar overgelegde stukken geen duidelijkheid heeft gegeven over haar woon- en leefsituatie in de periode van
9 november 2018 tot 1 januari 2019. Dat zij destijds in een moeilijke situatie verkeerde en daardoor onderdak heeft gezocht bij familie en vrienden wil de rechtbank zonder meer aannemen, maar zij had aan Orionis moeten melden waar zij verbleef. Door dit na te laten en geen sluitende bewijsstukken over te leggen van haar verblijf in die periode, is de rechtbank met Orionis van oordeel dat niet vastgesteld kan worden of zij nog recht had op bijstand. Orionis heeft dan ook op juiste gronden het recht van eiseres op een bijstandsuitkering op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet ingetrokken.
3.5
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet was Orionis gehouden de ten onrechte aan eiseres verstrekte uitkering terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
3.6
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 8 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.