ECLI:NL:RBZWB:2020:6068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4756
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen beëindiging bijstandsuitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van het Dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (verweerder) inzake de beëindiging van zijn bijstandsuitkering per 23 juli 2019. Het bestreden besluit werd genomen op 12 september 2019. Op 27 oktober 2020 heeft verweerder het bestreden besluit herzien, waarbij werd besloten dat het recht op uitkering per 23 juli 2019 blijft bestaan. Na deze herziening heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat verweerder verzoeker tegemoet is gekomen door het besluit van 27 oktober 2020, en ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast overweegt de rechtbank dat Orionis op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is, aangezien Orionis heeft toegezegd de kosten in bezwaar te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing op 3 december 2020 genomen en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4756 PW
uitspraak van 3 december 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en

Het Dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis) verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 september 219 (bestreden besluit) van Orionis inzake de beëindiging van de bijstandsuitkering per 23 juli 2019.
Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft verweerder het bestreden besluit herzien. Besloten is dat het recht op uitkering per 23 juli 2019 blijft bestaan.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek Orionis te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft bij brief van 4 november 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 27 oktober 2020 dat verweerder hangende beroep aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Dat eiser voor deze kosten mogelijk bijzondere bijstand kan vragen, doet hier niet aan af.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (één punt voor het in dienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1.)
Bij brief van 4 november 2020 heeft Orionis toegezegd de kosten in bezwaar te zullen vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.
3. Anders dan Orionis meent, heeft verzoeker in deze procedure wel griffierecht betaald. De rechtbank overweegt daarom ten overvloede dat Orionis op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 3 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.