ECLI:NL:RBZWB:2020:6068
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen beëindiging bijstandsuitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van het Dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (verweerder) inzake de beëindiging van zijn bijstandsuitkering per 23 juli 2019. Het bestreden besluit werd genomen op 12 september 2019. Op 27 oktober 2020 heeft verweerder het bestreden besluit herzien, waarbij werd besloten dat het recht op uitkering per 23 juli 2019 blijft bestaan. Na deze herziening heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat verweerder verzoeker tegemoet is gekomen door het besluit van 27 oktober 2020, en ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast overweegt de rechtbank dat Orionis op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is, aangezien Orionis heeft toegezegd de kosten in bezwaar te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing op 3 december 2020 genomen en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.