ECLI:NL:RBZWB:2020:6050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
BRE 20/9883
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen

In deze zaak heeft Project C Holding B.V. een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in te stellen tegen de afwijzing van haar aanvraag om aanwijzing als teler voor het experiment gesloten coffeeshopketen. De aanvraag werd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgewezen, waarbij 10 beschikbare plaatsen voor telers zouden worden verloot. De voorzieningenrechter heeft op 3 december 2020 geoordeeld dat het verzoek om schorsing van het besluit van de minister en uitstel van de loting werd afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster zelf verantwoordelijk was voor het feit dat er geen zitting kon plaatsvinden, omdat zij zich eerst tot de civiele kort gedingrechter had gewend. Hierdoor was er geen gelegenheid om de minister te horen, wat de afweging van de voorzieningenrechter beïnvloedde. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening was gebaseerd op een belangenafweging, waarbij het maatschappelijk belang van het doorgaan van het wietteeltexperiment zwaarwegend was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het opschorten van de loting een te grote inbreuk zou maken op de voortgang van het experiment.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de afwijzing van de aanvraag van verzoekster niet noodzakelijkerwijs zou leiden tot schadevergoeding, mocht de bodemrechter in een later stadium oordelen dat de afwijzing onrechtmatig was. De beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen werd op dezelfde dag nog telefonisch doorgegeven aan de gemachtigden van beide partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9883 VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 3 december 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

Project C Holding B.V., te Breda, verzoekster,

gemachtigde: mr. P.C. Schouten
en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 27 november 2020 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van haar aanvraag om aanwijzing als teler voor het experiment gesloten coffeeshopketen.
Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend om aanwijzing als teler voor het experiment gesloten coffeeshopketen. De aanvraag heeft betrekking op een locatie gelegen aan [adres] . Ten behoeve van het experiment kunnen maximaal 10 telers worden aangewezen die gereguleerd hennep en/of hasjiesj mogen produceren voor de coffeeshops in de deelnemende gemeenten. Met het oog op het selecteren van deze tien telers is beoordeeld of de aanvraag van verzoekster voldoet aan de formele en materiële
voorwaarden die in de regelgeving omtrent het experiment zijn gesteld. In dat verband is de
burgemeester van de gemeente Etten-Leur verzocht om een advies uit te brengen over de mogelijke consequenties voor de openbare orde en veiligheid in die gemeente indien aan verzoekster een aanwijzing als teler wordt verleend. De burgemeester van Etten-Leur heeft negatief geadviseerd en daarin heeft verweerder aanleiding gezien om de aanvraag van verzoekster af te wijzen.
In totaal zijn 96 aanvragen afgewezen en mogen 39 aanvragers deelnemen aan een loting. De eerste 10 ingelote aanvragers zullen een BIBOB-onderzoek doorlopen. De nummers 11 en volgende komen op een wachtlijst. Als het BIBOB-onderzoek aanleiding geeft tot een negatief besluit, dan volgt een BIB0B­onderzoek van de eerstvolgende aanvrager op de wachtlijst. De loting voor de aspirant-wiettelers zal op 3 december 2020 om 11 uur plaatsvinden.
Tegen de afwijzing van haar aanvraag heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft zij bij de rechtbank Den Haag in een civielrechtelijk kort geding verzocht om te bepalen dat de loting wordt uitgesteld dan wel dat zij wordt toegelaten tot de loting. Dit verzoek is afgewezen omdat de kort gedingrechter zich niet bevoegd achtte.
Daarop heeft verzoekster op 2 december 2020 (’s avonds laat) verzocht om een voorlopige voorziening, met dezelfde strekking. Primair is verzocht om schorsing van het bestreden besluit en uitstel van de loting totdat op haar bezwaarschrift is beslist. Subsidiair heeft verzoekster verzocht om te bepalen dat zij moet worden toegelaten tot de loting.
Dit verzoek om voorlopige voorziening is op 3 december 2020 omstreeks 08:40 uur door de voorzieningenrechter ontvangen.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het aan verzoekster zelf is te wijten dat een behandeling van het verzoek ter zitting niet heeft kunnen plaatsvinden. Ondanks dat in het bestreden besluit de juiste bezwaarclausule is opgenomen, heeft zij zich niettemin eerst tot de civiele kort gedingrechter gewend. Daardoor heeft de voorzieningenrechter zich moeten baseren op de door verzoekster overgelegde stukken. Er was geen gelegenheid om verweerder te horen. Dit maakte het voor de voorzieningenrechter onmogelijk om een afgewogen oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit te vellen. De beslissing op de gevraagde voorlopige voorziening is daarom louter gebaseerd op een afweging van de betrokken belangen. Die afweging heeft ertoe geleid dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening op 3 december 2020 om 10:30 uur heeft afgewezen. Dit dictum is nog vóór 11:00 uur telefonisch doorgegeven aan gemachtigden van beide partijen.
Aan de afwijzing van het verzoek liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
Het maatschappelijk belang van het doorgaan van het wietteeltexperiment is groot. Blijkens de brief van verweerder aan de Tweede Kamer over de voortgang experiment gesloten coffeeshopketen is de aanvraagprocedure op 1 juli 2020 gestart en kunnen bij een vlot lopend proces naar verwachting eind februari 2021 de telers formeel aangewezen worden. Daarna volgen de BIBOB-onderzoeken. Er is sprake van een voorbereidingstijd van 6 maanden in het meest positieve scenario. Het opschorten van de loting totdat op het bezwaarschrift is beslist, zou een te grote inbreuk maken op de gewenste voortgang van het experiment.
Voorts blijkt uit de overgelegde stukken, zoals hiervoor is vermeld, dat 39 aanvragers mogen deelnemen aan een loting, dat de eerste 10 ingelote aanvragers een BIBOB-onderzoek moeten doorlopen en dat de nummers 11 t/m 39 op een wachtlijst geplaatst worden. Het treffen van de voorziening dat verzoekster moet worden toegelaten tot de loting zou betekenen dat de door verweerder toegelaten 39 aanvragers een extra concurrent hebben in hun poging om ingeloot te worden. Daarnaast zou het treffen van een dergelijke voorziening tot ongewenste precedentwerking kunnen leiden. Gesteld kan worden dat die precedentwerking in dit geval niet erg groot kon zijn omdat er nog maar weinig tijd tot de aanvang van de loterij resteerde, maar het is toch een belang dat de voorzieningenrechter moet meewegen. Denkbaar was dat bij voorzieningenrechters in andere arrondissementen vergelijkbare verzoeken waren ingediend door wiettelers van wie de aanvraag ook was afgewezen.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het volgen van de bodemprocedure voor verzoekster niet zinloos hoeft te zijn. Indien uiteindelijk het oordeel van de bodemrechter luidt dat de afwijzing van de aanvraag onrechtmatig was, dan zou dit oordeel een rol kunnen spelen in de beantwoording van de vraag of verzoekster daardoor schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
4. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 3 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
L.P. Hertsig, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.