Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 3 december 2020 van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in twee zaken betreffende verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van jeugdhulp. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar moeder, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen over de toekenning van jeugdhulp aan haar dochter. Het eerste besluit, genomen op 29 juni 2020, betrof de toekenning van intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG) voor 4 uur per week op het adres van de vader van verzoekster. Het tweede besluit, van 15 oktober 2020, ging over een tijdelijke plaatsing bij een instelling. De moeder van verzoekster had in beide gevallen bezwaar gemaakt en verzocht om voorlopige voorzieningen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang was bij de verzoeken, aangezien de jeugdhulp op het adres van de vader niet meer werd verleend en de tijdelijke plaatsing inmiddels was beëindigd. De rechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen procesbelang meer was. De verzoeken zijn afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beslissing geen bindende werking heeft voor een eventuele bodemprocedure. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.