8.2Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan binnen de invloedssfeer van parkeergarage [naam parkeergarage] is gelegen. De afstand bedraagt circa 250 meter, namelijk 255-260 meter hemelsbreed. Gebleken is dat op het drukste moment voor bezoekers meer dan 400 plaatsen beschikbaar zijn en op werkochtenden zijn er gemiddeld 160 plaatsen vrij. Er is dus voldoende capaciteit in de directe omgeving van het bouwplan. Verder is het college van mening dat de parkeerdrukmeting van [naam bureau] Verkeersadviezen is uitgevoerd overeenkomstig het Handboek parkeren van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur) en voldoet aan de uitgangspunten van een representatief onderzoek. Als de herinrichting van [adres2] wordt meegenomen in de berekening, komt het college uit op een restcapaciteit van 15%. Bij de berekening in het rapport van [naam bureau] Verkeersadviezen is volgens het college het juiste aantal parkeerplaatsen in [adres 3] meegenomen. De laad- en losplaatsen moeten buiten beschouwing worden gelaten, maar dat geldt niet voor de parkeerplaatsen voor invaliden en laadplaatsen voor elektrische voertuigen. Bij een herberekening komt het college uit op een parkeerbezetting van 85%. Volgens het college zijn de deelauto’s van [bedrijfsnaam] bedoeld om individueel autogebruik, en daarmee ook de parkeervraag, terug te dringen. Laadplaatsen voor elektrische auto’s zullen op bestaande parkeerplaatsen gerealiseerd worden, zonder compensatie in de vorm van het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen.
8.3.1Ingevolge artikel 4.1, onder a, van het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan3] ’ moet er in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig zijn.
Volgens het bouwplan zullen er 19 appartementen worden gebouwd. Vier appartementen hebben een afmeting van 35 m² tot 70 m² en 15 appartementen zijn kleiner dan 35 m².
Op grond van de nota ‘ [naam nota] ’ bedraagt de parkeernorm voor wooneenheden kleiner dan 35 m² 0,5 parkeerplaats per wooneenheid met een bezoekersaandeel van 0,2. Voor wooneenheden met een afmeting van 35 m² tot 70 m² bedraagt de parkeernorm 0,9 parkeerplaats per wooneenheid met een bezoekersaandeel van 0,3.
Er geldt een vrijstelling voor bezoekersparkeren indien een bouwplan is gelegen binnen de invloedssfeer van een openbare parkeergarage. Een bouwplan ligt ingevolge artikel 3.2.2 van de nota binnen de invloedssfeer van een openbare parkeergarage als het is gelegen in een straal van 250 meter rondom de parkeergarage.
In afbeelding 3 van de nota is de invloedssfeer van parkeergarages binnen het betreffende gebied op de kaart weergegeven met een straal van circa 250 meter. In paragraaf 4, onder e., sub II van de Beleidsregel Toepassing [naam nota] (als bijlage 4 gevoegd bij de nota) staat dat als richtlijn voor de invloedssfeer een straal van maximaal 250 meter rondom de openbare parkeergarage wordt gehanteerd.
Vastgesteld is dat het bouwplan is gelegen op een afstand van 255-260 meter van parkeergarage [naam parkeergarage] In tegenstelling tot het college is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan niet is gelegen binnen de invloedssfeer van de openbare parkeergarage. Immers, afbeelding 3 van de nota is niet zodanig gedetailleerd dat aan de hand hiervan de exacte afstand tussen het bouwplan en de parkeergarage kan worden vastgesteld. Vandaar dat de op de afbeelding weergegeven straal een afstand van
circa250 meter behelst. Uit de tekst van de beleidsregel blijkt expliciet dat de afstand
maximaal250 meter mag zijn. Aangezien de feitelijke afstand méér dan 250 meter is, namelijk 255-260 meter, is het bouwplan niet gelegen binnen de invloedssfeer van de openbare parkeergarage. Dit houdt in dat ook voor bezoekers voldoende parkeergelegenheid moet zijn.
De parkeereis bedraagt (inclusief bezoekers):
15 appartementen < 35 m² x 0,5 parkeerplaats = 7,5 parkeerplaatsen
4 appartementen 35 m² tot 70 m² x 0,9 parkeerplaats = 3,6 parkeerplaatsen
Totaal: 11,1 parkeerplaatsen, afgerond 11 parkeerplaatsen.
8.3.2In het bouwplan is niet voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein. De vergunning dient dan ook in beginsel te worden geweigerd. Indien op eigen terrein onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is, kan op grond van artikel 4.3, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan3] ’ toch een vergunning worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota ‘ [naam nota] ’. Ingevolge artikel 3.1 van de nota moet er in de directe omgeving (structurele) restcapaciteit voor de parkeerbehoefte zijn. Er is sprake van restcapaciteit indien de parkeerdruk, inclusief de parkeerbehoefte van het bouwplan, onder de 85% blijft. Onder de directe omgeving wordt verstaan: binnen een straal van 250 meter van het bouwplan. Van belang is dat hierbij niet alleen gekeken wordt naar de parkeerbehoefte van het bouwplan op verschillende momenten van de week, maar ook dat helder is wat de structurele beschikbare restcapaciteit in de omgeving is op de verschillende momenten van de week.
In opdracht van de vergunninghouder heeft het onafhankelijk bureau [naam bureau] Verkeersadviezen in januari 2019 een parkeeronderzoek verricht en hiervan op 6 februari 2019 een rapport uitgebracht. In oktober 2019 is nogmaals een parkeeronderzoek verricht en rapport uitgebracht. Bij het onderzoek dat in januari 2019 is uitgevoerd, zijn parkeerdrukmetingen verricht op acht verschillende momenten; op de drukste werkdagen van de week (dinsdagochtend, -middag en -avond, en donderdagavond), tijdens koopavond en op zaterdagmiddag en -avond en zondagmiddag. Verder is het onderzoek uitgevoerd in de directe omgeving van het bouwplan (binnen een straal van 250 meter), aangezien het onderzoeksgebied is afgebakend op een maximale loopafstand van 200 meter vanaf het bouwplan. Het onderzoek is verricht op een door het CROW voorgeschreven werkwijze. De rechtbank is met het college van oordeel dat voldaan is aan de uitgangspunten van een representatief onderzoek. Voor de berekening van de parkeerdruk mag van de resultaten van dit onderzoek worden uitgegaan.
8.3.3[naam bureau] Verkeersadviezen heeft in de directe omgeving van het bouwplan 289 beschikbare parkeerplaatsen geteld. Het college heeft hierop in heroverweging een correctie aangebracht, omdat er ten tijde van het onderzoek nog geen definitief plan was voor de herinrichting van [adres2] en er daarom ook nog geen concreet zicht was op het verdwijnen van parkeerplaatsen. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het niet gaat om de vraag of de toekomstige bewoners en bezoekers van het bouwplan kunnen parkeren, maar om de vraag of door het bouwplan de parkeerdruk onder de 85% blijft. De bijzondere parkeerplaatsen zoals invalidenparkeerplaatsen en oplaadpunten voor elektrische auto’s tellen in dat geval mee, omdat deze door bewoners en bezoekers van het bouwplan gebruikt worden, mits ze voldoen aan de richtlijnen die ervoor gelden. Ook de vaste parkeerplaatsen voor deelauto’s van [bedrijfsnaam] tellen mee, omdat de parkeervraag door het gebruik van deelauto’s wordt teruggedrongen. De laad- en losplaatsen moeten niet meegerekend worden, omdat deze plaatsen nimmer door bewoners en bezoekers gebruikt kunnen worden. De rechtbank gaat mee in dit standpunt van het college.
Na deze correctie komt het aantal beschikbare parkeerplaatsen uit op 256. Het drukste moment is dinsdagavond (15 januari 2019) om 20:00 uur. Van de beschikbare plaatsen waren 211 plaatsen bezet. Inclusief de parkeerbehoefte van het bouwplan (11 plaatsen) is er een totale parkeerbehoefte van 211 + 11 = 222 plaatsen. De bezettingsgraad (222 plaatsen van de 256 beschikbare plaatsen) bedraagt 86,7%. Op het één na drukste moment, dinsdagavond (15 januari 2019) om 23:00 uur, waren 209 plaatsen bezet, waarvan 3 of 4 laad- en losplaatsen. Wanneer 4 laad- en losplaatsen niet en de parkeerbehoefte van het bouwplan (11 plaatsen) wel worden meegerekend, komt de parkeerbehoefte uit op
209 – 4 + 11 = 216 plaatsen. De bezettingsgraad (216 plaatsen van de 256 beschikbare plaatsen) bedraagt 84,4%.
Aantal beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van het bouwplan, weergegeven in een tabel met een onderscheid naar straten/secties:
[naam bureau]
januari 2019
Na correctie
Dudokhof
Sectie 1-13
98 (incl. 2 elektr. oplaadplaatsen)
100 (2 extra plaatsen na herinrichting)
Ph. Vingboonsstraat Sectie 14-16
65
65
Gasthuisring
Sectie 17-20
19 (incl. 7 laad- en losplaatsen)
0 (na herinrichting)
Wilhelminapark Sectie 21
10
5 (na herinrichting)
Lange Nieuwstraat Sectie 22-31
58 (incl. 2 laad- en losplaatsen)
56 (excl. laad- en losplaatsen)
Burg. Brokxlaan Sectie 32-35
39 (incl. 9 laad- en losplaatsen, 2 invaliden, 2 elektr. oplaadplaatsen)
30 (excl. laad- en losplaatsen)
Totaal beschikbare parkeerplaatsen
289
256
8.3.4Op grond van artikel 3.1 van de nota sprake is van voldoende restcapaciteit als de parkeerdruk in de directe omgeving van het bouwplan, inclusief de parkeerbehoefte van het bouwplan, onder de 85% blijft. Uit het voorgaande blijkt dat de parkeerdruk op het drukste moment van de week 86,7% bedraagt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende restcapaciteit in de directe omgeving van het bouwplan is om de parkeerbehoefte van het bouwplan op te vangen. Gelet hierop heeft het college naar het oordeel van de rechtbank een onjuiste afweging gemaakt en de omgevingsvergunning ten onrechte verleend. Het college heeft niet gemotiveerd waarom vrijstelling is verleend van artikel 4.1 van het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan3] ’ in afwijking van de nota. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en het college opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Bij de besluitvorming dient het college mee te nemen dat de vergunninghouder op de zitting heeft aangeboden om 12 parkeerplaatsen te huren in de nabijgelegen parkeergarage aan [adres 3] om te kunnen voorzien in parkeerbehoefte van het bouwplan. De rechtbank merkt op dat deze private oplossing uitkomst kan bieden, maar dat hiervoor op dit moment nog geen overeenkomst is opgesteld.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).