ECLI:NL:RBZWB:2020:6029
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake handhaving bouwstop garage te Tilburg
In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg om te beslissen op hun verzoek om handhavend op te treden tegen de bouw van een garage op een perceel in Tilburg. De verzoekers hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Voordat er een zitting heeft plaatsgevonden, heeft de verweerder op 2 november 2020 de eerder op 30 oktober 2020 opgelegde bouwstop op schrift gesteld. Hierna hebben de verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om de verweerder te veroordelen in de proceskosten. De verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.
De voorzieningenrechter concludeert dat uit het besluit van 2 november 2020 blijkt dat de verweerder aan de verzoekers is tegemoetgekomen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de verweerder te veroordelen in de door de verzoekers gemaakte proceskosten, welke zijn vastgesteld op € 525,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 2 december 2020.