ECLI:NL:RBZWB:2020:6023

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5118 & 20_5119
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ambtshalve wijziging van adres in de Basis Registratie Personen

In deze zaak hebben eiseressen beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, waarbij hun adressen in de Basis Registratie Personen (BRP) ambtshalve zijn gewijzigd naar 'Vertrokken Onbekend'. De besluiten zijn genomen naar aanleiding van een huisbezoek op 4 juni 2019, waarbij is vastgesteld dat eiseressen niet feitelijk woonachtig zijn op het geregistreerde adres. Eiseressen hebben hun zienswijze naar voren gebracht, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 16 oktober 2020, waarbij de gemachtigde van eiseressen telefonisch aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseressen niet konden worden bereikt, omdat zij geen aangifte van wijziging van hun adres hebben gedaan en geen bewijs hebben geleverd van hun feitelijke woonplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende gedegen onderzoek heeft gedaan naar het feitelijke woonadres van eiseressen, bestaande uit een huisbezoek en een administratief onderzoek. De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden voor ambtshalve wijziging van de inschrijving in de BRP is voldaan en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 27 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/5118 en 20/5119 BRP

uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

1. [naam eiseres 1][plaatsnaam] ,
eiseres in de zaak BRE 20/5118 BRP,
en
2. [naam eiseres 2] ,te [plaatsnaam] ,
eiseres in de zaak BRE 20/5119 BRP,
hierna gezamenlijk ook “eiseressen” te noemen,
gemachtigde: [naam gemachtigde eiseressen] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van 21 januari 2020 (bestreden besluiten) van het college over het ambtshalve wijzigen van hun adres in de Basis Registratie Personen (BRP) in: Vertrokken Onbekend.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 16 oktober 2020.
De gemachtigde van eiseressen nam via de telefoon deel aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger college] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseressen stonden ingeschreven in de BRP op het adres [adres] .
Op dit adres is een zorgboerderij gevestigd. De hoofdhuurder van deze boerderij is [naam stichting] , een zorginstelling waar mensen worden opgevangen.
[naam eiseres 1] is de dochter van [naam eiseres 2] . Zij is getrouwd met de gemachtigde en ze hebben samen drie kinderen. De gemachtigde is eigenaar-directeur van [naam stichting] .
Op 4 juni 2019 hebben medewerkers van de gemeente Gilze en Rijen een integrale controle/huisbezoek gehouden op het adres [adres] . Hierbij was ook de BRP-controleur van de gemeente aanwezig. Uit het verslag van het huisbezoek volgt dat op basis van de aangetroffen situatie is geconcludeerd dat eiseressen niet feitelijk woonachtig zijn op dit adres.
Bij brieven van 17 juli 2019 heeft het college aan eiseressen het voornemen kenbaar gemaakt om hun adres in de BRP ambtshalve te wijzigen in: Vertrokken Onbekend.
Eiseressen hebben hun zienswijze tegen dat voornemen naar voren gebracht.
Bij besluiten van 14 augustus 2019 (primaire besluiten) heeft het college besloten om de adressen van eiseressen in de BRP ambtshalve te wijzigen in: Vertrokken Onbekend.
Eiseressen hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij de bestreden besluiten zijn de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard en zijn de primaire besluiten, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
2.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) draagt, indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, of 2.21, eerste lid, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland.
Op grond van het tweede lid wordt als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres de dag opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.
3.
Toetsingskader
Uit artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP blijkt dat van ambtshalve opneming van vertrek uit Nederland alleen sprake kan zijn als aan drie voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet het zo zijn dat de ingezetene door het college niet kan worden bereikt. Ten tweede moet het college constateren dat van de betrokkene geen aangifte van wijziging van zijn adres of van zijn vertrek is ontvangen. Ten derde moet na gedegen onderzoek zijn gebleken dat geen verblijf- en adresgegevens van de betrokkene achterhaald konden worden.
4.
Wat heeft het college gedaan ?
Door medewerkers van de gemeente is aan het adres [adres] een integrale controle verricht, omdat er onderzoek liep in het kader van het toegestane op grond van het bestemmingsplan. Naar aanleiding van de integrale controle is op 4 juni 2019 door de BRP-controleur een huisbezoek afgelegd. Hierbij heeft de controleur vastgesteld dat eiseressen niet woonachtig zijn op dit adres. Bij het huisbezoek is geconstateerd dat de zorgboerderij uit een aantal units bestaat die worden bewoond door cliënten die zorg krijgen van [naam stichting] . Ook is vastgesteld dat in de stal een ruimte is gerealiseerd, waarin meubilair is aangetroffen. Bij het huisbezoek is geconstateerd dat de ruimte die in de stal is aangetroffen niet voor alledaagse bewoning wordt gebruikt.
Naar aanleiding van het verslag huisbezoek en het hierbij geconstateerde is een adresonderzoek opgestart om het feitelijke woonadres van eiseressen te achterhalen. Eiseressen zijn gehoord en diverse (overheids-)organisaties (DUO, APG, MijnOverheid, UWV, belastingdienst, CZ) zijn benaderd met als doel het feitelijke woonadres van eiseressen te achterhalen. Gedurende het adresonderzoek zijn eiseressen meermalen in de gelegenheid gesteld om openheid van zaken te geven, maar zij hebben steeds volgehouden woonachtig te zijn op het adres [adres] . Eiseressen zijn weliswaar per e-mail en telefonisch bereikbaar, maar zij weigeren hun verblijfplaats kenbaar te maken, waardoor zij voor het college toch onbereikbaar waren. Het college heeft daarom besloten om de adressen van eiseressen in de BRP ambtshalve te wijzigen in: Vertrokken Onbekend.
5.
Wat vinden eiseressen hiervan ?
Eiseressen stellen dat zij niet onbereikbaar waren. Zij waren steeds bereikbaar wanneer het college hen aanschreef op het adres [adres] . [naam eiseres 1] was ook aanwezig tijdens het huisbezoek. Verder waren eiseressen steeds bereikbaar via telefoon en e-mail. Eiseressen hebben geen aangifte gedaan van een ander adres, omdat zij feitelijk steeds woonachtig zijn geweest op de [adres] . Als zij zouden verklaren op een ander adres te wonen, zouden zij liegen. Volgens het college zouden zij moeten aantonen dat ze op de [adres] wonen door middel van bijvoorbeeld het overleggen van een energierekening of getuigenverklaringen. Dit kan echter niet, omdat ter plaatse een zorginstelling is gevestigd. Een energierekening zegt dus niets, en van de kwetsbare cliënten van de zorginstelling kan niet verlangd worden dat zij een getuigenverklaring afleggen.
Ten slotte vinden eiseressen dat geen sprake geweest van een gedegen onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP, maar van vooringenomenheid bij het college.
6.
Oordeel rechtbank
6.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, gaat het bij de toepassing van de Wet BRP om de registratie van een adres. Indien een ingezetene, zoals in dit geval, weliswaar telefonisch of via e-mail bereikbaar is, maar weigert een adres te doen registreren of zelfs weigert enige verblijfplaats kenbaar te maken, is hij in zoverre onbereikbaar. [1]
Het college heeft daarom terecht geoordeeld dat eiseressen niet konden worden bereikt in de zin van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP. Aan de eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel is dus voldaan.
6.2
Verder heeft het college geconstateerd dat van eiseressen geen aangifte is ontvangen. Ook aan de tweede voorwaarde is dus voldaan.
6.3
Ten aanzien van de derde voorwaarde voor toepassing van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP, is de rechtbank van oordeel dat het college voldoende gedegen onderzoek heeft gedaan naar het feitelijke woonadres van eiseressen. Het onderzoek van het college bestond uit twee delen: een huisbezoek en een administratief onderzoek volgens de richtlijnen van het ministerie.
Op basis van de aangetroffen situatie tijdens het huisbezoek, die mede blijkt uit de foto’s in het dossier, mocht het college naar het oordeel van de rechtbank vaststellen dat eiseressen niet (meer) woonachtig waren op het adres [adres] . Het college stelde tevens vraagtekens bij de inschrijving van [naam eiseres 1] op dat adres, mede omdat haar echtgenoot en kinderen op een ander adres in [plaatsnaam] woonden. Er was geen indicatie dat zij en haar echtgenoot gescheiden leefden van tafel en bed. Dat het college onder deze omstandigheden vraagtekens had, is naar het oordeel van de rechtbank niet vooringenomen maar legitiem in het kader van de plicht van het college om zorg te dragen voor de juistheid van de gegevens in de BRP. Vervolgens heeft het college eiseressen gehoord en veelvuldig in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij wel woonachtig waren op het adres [adres] . Eiseressen hebben echter geen enkel bewijsstuk overgelegd. Zoals ter zitting is besproken waren er diverse mogelijkheden om bewijs te leveren, niet slechts door het overleggen van een energierekening of een getuigenverklaring van cliënten van de zorginstelling, maar bijvoorbeeld ook door getuigenverklaringen van personeel en/of buren van de zorginstelling. Op basis van het administratief onderzoek heeft het college tot slot ook geen andere woon- of verblijfplaats van eiseressen kunnen vaststellen.
Nu naar het oordeel van de rechtbank dus ook aan de derde voorwaarde voor toepassing van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP is voldaan, heeft het college terecht besloten de inschrijving in de BRP ambtshalve te wijzigen in: Vertrokken Onbekend.
7. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zullen worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. de Rooij, griffier, op 27 november 2020 en is openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.ABRvS 30 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU6338 en ABRvS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:354.