ECLI:NL:RBZWB:2020:6011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5793
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. de Wit, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 23 april 2019, zoals vastgesteld in een besluit van het UWV. Eiseres was van 1 januari 2017 tot en met 30 september 2017 werkzaam als fulltime medewerker customer service en had zich per 21 december 2018 ziek gemeld. Het UWV had haar een ZW-uitkering toegekend met ingang van 18 maart 2019, maar beëindigde deze later. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen onvoldoende waren meegewogen in de besluitvorming van het UWV. De rechtbank heeft de medische oordelen van de artsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze correct waren. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de medische situatie van eiseres juist had ingeschat en dat er geen overtuigende aanwijzingen waren voor een ernstige ziekte die haar ongeschikt zou maken voor haar werk. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5793 ZW

uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. H.J. de Wit, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 24 april 2019 (primair besluit) heeft het UWV de Ziektewet-uitkering van eiseres per 23 april 2019 beëindigd.
In een besluit van 9 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 8 oktober 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger verweerder] namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is van 1 januari 2017 tot en met 30 september 2017 werkzaam geweest als full time medewerker customer service bij [naam organisatie] te [plaatsnaam] . In een besluit van
13 oktober 2017 heeft het UWV eiseres een WW-uitkering toegekend met ingang van
2 oktober 2017. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 21 december 2018 ziek gemeld.
In een besluit van 24 april 2019 heeft het UWV aan eiseres een ZW-uitkering toegekend met ingang van 18 maart 2019.
Vervolgens zijn het primaire en het bestreden besluit genomen.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 23 april 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk als medewerker customer service voor eiseres als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een arts (onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV.
5.1
De arts van het UWV heeft eiseres gezien op het spreekuur van 18 april 2019 en haar dossier bestudeerd. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres toegenomen klachten claimt, maar dat deze niet objectiveerbaar zijn. Verder heeft eiseres lichte beperkingen ten aanzien van zwaar fysieke arbeid, maar deze komen niet voor in de laatst verrichte arbeid. De arts vindt eiseres weer voldoende belastbaar om de maatgevende arbeid te kunnen hervatten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de door eiseres ingebrachte medische informatie bestudeerd. Tevens heeft hij eiseres gezien op de hoorzitting op 28 augustus 2019.
De verzekeringsarts b&b is van mening dat de arts de medische situatie van eiseres correct heeft ingeschat en dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn voor een dermate ernstige ziekte of gebrek dat eiseres daarmee ongeschikt zou zijn voor haar overwegend administratieve werk. Dit ook zeker gezien de functieanalyse van de bezwaararbeids-deskundige. Dat eiseres het lastig vindt haar werk te verrichten met de serieuze sociale en gedragsmatige problematiek van haar oudste kind en met een opgroeiend gezin, naast een
40 urige werkweek van zowel haarzelf als haar man, is volgens de verzekeringsarts b&b duidelijk. De belasting binnen de gezinssituatie mag conform de dwingende regelgeving van de sociale zekerheid echter niet worden meegenomen. Het gaat puur om een match tussen belasting en belastbaarheid, aldus de verzekeringsarts b&b. Wat betreft de fibromyalgie van eiseres geeft de verzekeringsarts b&b aan dat het een aandoening is met spier- en gewrichtspijnen, maar dat daarbij geen contra-indicatie hoort voor normale belasting van het houdings- en bewegingsapparaat, noch absolute bewegingsbeperkingen. Integendeel, volgens de verzekeringsarts b&b is zoveel mogelijk bewegen juist raadzaam.
5.2
Eiseres heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de door haar ervaren klachten en beperkingen ten aanzien van de functie van medewerker customer service niet zichtbaar meegenomen en gewogen zijn bij de oordeelsvorming van de verzekeringsarts b&b. Er is in bezwaar weliswaar uitvraag gedaan bij een arbeidsdeskundige, maar daaruit volgt slechts een algemene functiebeschrijving. Er is geen lijst met functiebelastingskenmerken aanwezig. Daarbij wijst eiseres erop uit die functie door haar fibromyalgie veel te zijn uitgevallen en revalidatietrajecten te hebben doorlopen. Aan het onderzoek van de artsen van het UWV wordt in de ogen van eiseres te veel waarde toegekend met veel te weinig deskundige aandacht voor de fibromyalgie. Ook het dagverhaal van eiseres en de beschikbare medische informatie blijft naar de mening van eiseres onderbelicht. Verder wordt door het UWV opgemerkt dat de belasting binnen de gezinssituatie niet meegenomen mag worden, maar de gezinssituatie maakt wel onderdeel uit van het leven van eiseres. En de daarin voorkomende problemen zorgen voor een minder sterk coping mechanisme waardoor zij meer last heeft van de fibromyalgie met ook alle bijbehorende fysieke klachten. Dat is medebepalend voor wat eiseres wel en vooral niet kan. Eiseres acht de besluitvorming daarmee onvoldoende gemotiveerd.
Bij aanvullende gronden van 23 april 2020 heeft eiseres ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een meegestuurde rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 6 april 2020. [naam verzekeringsarts] heeft eiseres onderzocht en haar dossier bestudeerd alvorens een aantal vragen te beantwoorden die haar door de gemachtigde van eiseres waren gesteld. Daarbij heeft [naam verzekeringsarts] een functionele mogelijkhedenlijst (FML) voor eiseres opgesteld.
Ook heeft [naam verzekeringsarts] aangegeven dat de functieanalyse van de arbeidsdeskundige naar haar mening niet specifiek genoeg is om te beoordelen of de functie van medewerker customer service voor eiseres op de datum in geding passend was. Eiseres verzoekt om het rapport van [naam verzekeringsarts] inclusief de daarin opgenomen FML over te nemen. Ondanks de afwijkende conclusie van [naam verzekeringsarts] blijft eiseres wel van mening dat een belastbaarheid van 40 uur per week en 8 uur per dag voor haar niet haalbaar is. Naast de meegestuurde rapportage van [naam verzekeringsarts] heeft eiseres verder een aantal arbeidskundige stukken ingestuurd om aan te geven dat de belasting in de door haar vervulde functie van medewerker customer service zwaardere belastingen kent dan waar het UWV van uitgaat en zij aan kan.
5.3
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het UWV terecht naar voren heeft gebracht dat bij een beoordeling van (on)geschiktheid tot werken in de zin van artikel 19 van de ZW de noodzaak van het opstellen van een FML niet aan de orde is. Een FML dient bij met name WIA-claims als middel om de belastbaarheid van een individu te vergelijken met de belasting in de hem of haar als passend voor te houden theoretische loondienstfuncties. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
Ook is bij een beoordeling van (on)geschiktheid tot werken in de zin van artikel 19 van de ZW geen arbeidskundige beoordeling vereist. Wel dient er in voorkomende gevallen een toereikende werkomschrijving door de arbeidsdeskundige te worden opgesteld. Bij een beoordeling in het licht van artikel 19 lid 5 ZW is dat een omschrijving van de werkzaam-heden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn. Het is de rechtbank niet gebleken dat de bezwaararbeidsdeskundige in de door hem op 8 oktober 2019 opgestelde functieanalyse uit is gegaan van een ontoereikende omschrijving van de gewoonlijk kenmerkende werkzaamheden van een medewerker customer service.
Verzekeringsgeneeskundig is getoetst of eiseres die functie op 23 april 2019 (de datum in geding) kon vervullen en deze vraag hebben de artsen van het UWV bevestigend beantwoord. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid daarvan.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat het moeilijk voor eiseres is dat met haar overige taken in het gezin, zoals bijvoorbeeld huishouden en opvoeden van kinderen, geen rekening wordt gehouden, is dat vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (zie o.a. de uitspraak van 19 juni 2019, ECLI:NL: CRVB:2019:2070).
6. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 27 november 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.