Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
STICHTING WOONGOED MIDDELBURG,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.het verdere verloop van de procedure
2.de feiten
3.het geschil en de beoordeling
4.de beslissing
JF)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2020, betreft het een geschil tussen Stichting Woongoed Middelburg en twee gedaagden over een huurverhogingsclausule in een huurovereenkomst voor een geliberaliseerde woonruimte. De eiser, Woongoed, vorderde betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. De gedaagden betwistten de hoogte van de huurprijs en de rechtmatigheid van de huurverhoging. De kantonrechter oordeelde dat Woongoed op basis van de huurovereenkomst gerechtigd was om de huur jaarlijks te verhogen volgens de wettelijke bepalingen. De rechter wees de vorderingen van Woongoed toe, inclusief de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten. De reconventionele vordering van de gedaagden werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat Woongoed de huurverhoging rechtmatig had doorgevoerd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.