ECLI:NL:RBZWB:2020:6000
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor kamergewijze verhuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, waarin een omgevingsvergunning was verleend voor de verbouwing van een pand ten behoeve van kamergewijze verhuur. Het college had het bezwaar van de eiser echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde van de eiser, een architect, niet tijdig een getekende volmacht had overgelegd. De rechtbank moest beoordelen of het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.
De rechtbank overwoog dat de architect op 8 augustus 2019 had gereageerd op het primaire besluit, maar dat zij niet tijdig een volmacht had ingediend. De rechtbank stelde vast dat de architect op 6 september 2019 een volmacht had overgelegd, maar dat deze te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat de vakantieperiode tussen 8 augustus en 6 september 2019 geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverde. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn standpunt dat het college een onredelijk korte termijn had gesteld voor het indienen van de volmacht.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat de eiser niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van bezwaar. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.