ECLI:NL:RBZWB:2020:5888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/02/377527 / KG ZA 20-547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over handelsnaam en geslachtsnaam tussen Stichting Broodnodig Tilburg en gedaagden

In deze zaak, die op 26 november 2020 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben eiseressen, waaronder de stichting voorheen bekend als Stichting Broodnodig, een kort geding aangespannen tegen Stichting Broodnodig Tilburg en twee gedaagden. De eiseressen vorderen onder andere dat gedaagden het gebruik van de handelsnaam 'BroodNodig' en de geslachtsnaam '[achternaam]' staken, alsook de afgifte van inloggegevens van een website en Facebookpagina's. De achtergrond van het geschil ligt in de oprichting van de stichting door de heer [naam a] en zijn echtgenote, die zich inzetten voor minvermogenden in Tilburg. Na een conflict over de uitvoering van werkzaamheden door gedaagde 2, die ook pleegdochter is van de oprichters, zijn partijen in een juridische strijd verwikkeld geraakt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde 1 de handelsnaam 'Stichting BroodNodig' mag gebruiken, maar dat gedaagde 1 en 2 de geslachtsnaam '[achternaam]' niet mogen gebruiken. Tevens zijn gedaagden veroordeeld tot afgifte van de inloggegevens van de website aan eiseres 1, maar niet voor de Facebookpagina's. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/377527 / KG ZA 20-547
Vonnis in kort geding van 26 november 2020
in de zaak van

1.de stichting [eiseres sub 1] ,

gevestigd te Tilburg,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [plaatsnaam 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. A.G.W. Verstraten te Tilburg,
tegen
1. de stichting
STICHTING BROODNODIG TILBURG,voorheen de stichting
[gedaagde sub 1] ,
gevestigd te Tilburg,
2.
[gedaagde sub 2] ,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
3.
J.G.M. STRIJBOS,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder WSNP van [gedaagde sub 2] ,
zaakdoende te Tilburg,
gedaagden,
advocaat mr. J.L.A.M. van Os te Tilburg.
en tegen
4. [gedaagde sub 4] ,hodn [naam] , in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [gedaagde sub 2] ,
zaakdoende te Tilburg,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 14 oktober 2020 met producties 1 t/m 17;
  • de brief van mr. Verstraten van 2 november 2020 met producties 18 t/m 22;
  • het verweerschrift van gedaagden 1 en 2 met productie;
  • de op 28 oktober 2020 ontvangen brief van [naam] ;
  • de op 30 oktober 2020 ontvangen producties van de zijde van gedaagden 1 en 2;
  • de mondelinge behandeling op 3 november 2020;
  • de pleitnota van eiseressen.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Bij brief van 12 november 2020 heeft mr. Verstraten mede namens mr. Van Os de voorzieningenrechter bericht dat partijen daarin niet zijn geslaagd en is verzocht vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam a] , in Tilburg en omstreken ook wel bekend als ‘De Broodpater’, heeft zich sinds de jaren ’90 tezamen met zijn echtgenote [naam b] , eiseres 2, ingezet voor minvermogenden in Tilburg, in het bijzonder voor het verstrekken van voedsel aan minvermogenden.
2.2.
Op 2 juni 2003 heeft [naam a] de ‘Stichting Broodnodig’ opgericht. Deze stichting houdt zich bezig met directe hulpverlening aan minvermogenden in noodsituaties, meer in het bijzonder door hen voedsel te verstrekken.
2.3.
In 2016 is de naam van ‘Stichting Broodnodig’ gewijzigd in de naam ‘ [eiseres sub 1] ’ (eiseres 1).
2.4.
Gedaagde 2 is de pleegdochter van [naam a] en [naam b] . Zij was tot 7 februari 2017 bestuurder van [eiseres sub 1] . Tevens had zij de functie (vrijwilligers)coördinator. Gedaagde 2 was verantwoordelijk voor het in ontvangst nemen van de dagelijks aan [eiseres sub 1] geschonken voedselwaren (met name brood) en de distributie en uitdeling daarvan.
2.5.
Per 7 februari 2017 is gedaagde 2 in verband met schuldsanering uit haar functie als bestuurder getreden. Zij is haar taak als vrijwilligerscoördinator blijven uitoefenen.
2.6.
Tussen eiseressen en gedaagde 2 is discussie ontstaan omtrent de wijze waarop gedaagde 2 die werkzaamheden als coördinator uitvoerde alsmede ten aanzien van het te voeren beleid.
2.7.
Partijen hebben getracht in der minne een oplossing te bereiken, maar zijn daarin niet geslaagd. Onderwerp van de schikkingsonderhandelingen was de overdracht van bepaalde activa, rechten en verplichtingen door eiseres 1 aan een nieuwe door gedaagde 2 op te richten stichting. De schikkingsonderhandelingen zijn op 22 juli 2020 gestaakt.
2.8.
Op 18 augustus 2020 heeft gedaagde 2 de ‘ [gedaagde sub 1] ’ opgericht. Zij heeft deze stichting op 19 augustus 2020 ingeschreven in het handelsregister.
2.9.
Eiseressen hebben gedaagden bij brief van 1 september 2020 (verstuurd op 7 september 2020) aangeschreven. Zij hebben daarin aangegeven dat het gebruik van de handelsnaam van de stichting alsmede de geslachtsnaam [achternaam] onrechtmatig is en dat dit dient te worden gestaakt. Zij hebben gedaagden een termijn van 14 dagen gegeven om de naam van de stichting statutair te wijzigen en deze wijziging in het handelsregister te laten registreren. Dit is niet gebeurd.
2.10.
Eiseressen hebben gedaagden bij brief van (hun advocaat van) 21 september 2020 nogmaals gesommeerd het gebruik van de handelsnaam en de daaraan gerelateerde en aanverwante handelsnamen te staken. Gedaagde 2 is gesommeerd om persoonlijk de geslachtsnaam [achternaam] niet langer te voeren.
2.11.
In reactie hierop heeft gedaagde 2 bij e-mail van 1 oktober 2020 te kennen gegeven de handelsnaam van ‘ [gedaagde sub 1] ’ te zullen wijzigen in die zin dat ‘de Broodpater [naam a] ’ hiervan geen deel meer uitmaakt. Ten aanzien van de domeinnaam en de website [naam website] heeft zij aangegeven daarvan de eigenaar te zijn.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen als voorlopige voorziening, samengevat,
I. gedaagde 1 te gebieden het gebruik van de handelsnaam BroodNodig de Broodpater [naam a] alsook gedeelten daarvan, te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
II. gedaagde 1 te verbieden inbreuk te maken op de handelsnamen “BroodNodig”, “De Broodpater” en “ [achternaam] ”, zulks op straffe van een dwangsom;
III. gedaagde 1 te verbieden het gebruik van de geslachtsnaam [achternaam] te staken en gestaakt te doen houden, zulks op straffe van een dwangsom;
IV. gedaagde 1 te gebieden de handelsnaam BroodNodig de Broodpater [naam a] te wijzigen in een handelsnaam die geen inbreuk maakt op artikel 3 en 5 van de Handelsnaamwet, zulks op straffe van een dwangsom;
V. gedaagde 2 te gebieden het gebruik van de geslachtsnaam [achternaam] , ook via social media, te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom;
VI. gedaagden, zo nodig hoofdelijk, te veroordelen tot afgifte van de inloggegevens van de website [naam website] en de Facebookpagina “De Broodpater” aan de Stichting, zulks op straffe van een dwangsom;
VII. gedaagden, zo nodig hoofdelijk, te veroordelen tot afgifte van de inloggegevens van de Facebookpagina “ [naam a] ” aan eiseressen, zulks op straffe van een dwangsom;
VIII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IX. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten.
3.2.
Eiseressen baseren hun vorderingen op het volgende. Gedaagde sub 2 handelt onrechtmatig door de geslachtsnaam ‘ [achternaam] ’ in strijd met artikel 1:8 BW te voeren; gedaagde sub 1 handelt onrechtmatig door deze geslachtsnaam te gebruiken. Volgens eiseres 1 handelen gedaagden jegens haar in strijd met de artikelen 3 en 5 van de Handelsnaamwet doordat zij inbreuk maken op de handelsnaam van [eiseres sub 1] (voorheen Stichting Broodnodig). Hierdoor wordt verwarring veroorzaakt.
3.3.
Daarnaast stellen eiseressen dat de domeinnaam en website [naam website] (hierna: de website) alsmede de Facebookpagina ‘De Broodpater’ en ‘ [naam a] ’ eigendom zijn van [eiseres sub 1] . De website is door gedaagde 2 in gebruik genomen en met behulp van de in haar bezit zijnde codes/inloggegevens zodanig gewijzigd, dat deze nu informatie bevat over gedaagde 1. Het beheer van, het inloggen op en het gebruik van deze website door gedaagden is onrechtmatig. Dat klemt temeer nu dit ertoe heeft geleid dat eiseres 1 thans geen eigen website meer heeft en zij daardoor niet meer voldoet aan de ANBI-verplichting tot het hebben van een eigen website. Door de Facebookpagina’s ‘De Broodpater’ en ‘ [naam a] ’ te beheren, maken gedaagden onrechtmatig gebruik van de goede naam en reputatie van ( [naam a] en [naam b] ) [achternaam] en het opgebouwde netwerk van [eiseres sub 1] . Bovendien plaatst gedaagde 2 berichten op deze pagina’s die niet door [eiseres sub 1] worden onderschreven.
3.4.
Gedaagden 1 en 2 voeren verweer. Op het verweer van gedaagden en op hetgeen partijen verder ter ondersteuning van hun standpunten hebben aangevoerd, zal in het hiernavolgende -voor zover van belang- nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Geslachtsnaam

4.1.
Gedaagden hebben na het uitbrengen van de dagvaarding toegezegd dat zij de geslachtsnaam ‘ [achternaam] ’ niet meer zullen gebruiken. Hiermee is geen verweer gevoerd tegen vorderingen III en V. Deze vorderingen zullen worden toegewezen.
Handelsnaam
4.2.
Gedaagden hebben toegezegd de namen ‘ [achternaam] ’, ‘Broodpater’, ‘ [achternaam] Broodnodig’ en ‘ [naam c] ’ niet (meer) te zullen gebruiken. De naam van de ‘ [gedaagde sub 1] ’ is inmiddels gewijzigd in ‘Stichting BroodNodig Tilburg’. Gedaagden betwisten dat zij met de gewijzigde handelsnaam ‘Stichting BroodNodig’ inbreuk maken op de handelsnaam van [eiseres sub 1] .
Eiseres 1 stelt dat ook na die wijziging nog steeds inbreuk wordt gemaakt op haar handelsnaam. Eiseres 1 stelt dat het publiek in Tilburg ook de naam ‘Stichting BroodNodig’ zal associëren met [eiseres sub 1] , nu deze voorheen ‘Stichting Broodnodig’ heette en [eiseres sub 1] ook deze handelsnaam nog voert. De aard van de ondernemingen en de doelgroep is immers gelijk.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde 1 niet handelt in strijd met de artikelen 3 en 5 van de Handelsnaamwet door de handelsnaam ‘Stichting BroodNodig’ te gebruiken.
De naam ‘BroodNodig’ heeft als zodanig geen of weinig onderscheidend vermogen. ‘Broodnodig’ is een Nederlands woord en is een gangbare omschrijving voor ‘iets dat men heel erg nodig heeft’ of iets dat (volgens Van Dale) ‘zo onmisbaar als brood’ is. Het is niet de bedoeling van de Handelsnaamwet dat iemand exclusief een handelsnaam kan claimen als het gaat om een woord dat in het woordenboek staat. Dat zou anders kunnen zijn op grond van bijkomende omstandigheden, maar daarvan is niet gebleken.
Juist het tegenovergestelde is het geval. Eiseres 1 heeft zelf in artikel 1 van een concept van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen geschreven dat de naam ‘ [eiseres sub 1] ’ niet mag worden gebruikt ter voorkoming van misverstanden; wel zou gedaagde 1 de namen ‘Stichting Broodpater [achternaam] ’ en ‘Stichting Broodnodig’ mogen gebruiken. Hoewel tussen partijen geen overeenstemming is bereikt, kan hieruit wel worden afgeleid dat eiseres 1 in beginsel geen verwarringsgevaar duchtte van een stichting met de naam ‘Stichting BroodNodig’. Het was immers eiseres 1 die het concept van de vaststellingsovereenkomst heeft opgesteld.
4.4.
Dit leidt ertoe dat vorderingen I en IV worden afgewezen. Uit de omstandigheid dat gedaagden pas na het uitbrengen van de dagvaarding hebben toegezegd onder andere de namen ‘ [achternaam] ’ en ‘Broodpater’ niet meer te zullen gebruiken leidt de voorzieningenrechter af, dat zij geen verweer voeren tegen het onder II gevorderde, behalve voor wat betreft het gebruik van de handelsnaam ‘BroodNodig’. Vordering II zal met inachtneming van het vorenstaande worden toegewezen.
Afgifte inloggegevens website
4.5.
Eiseres 1 stelt zich op het standpunt dat de domeinnaam ‘ [naam domein] ’ en de bijbehorende website ‘ [naam website] ’ aan haar toebehoren. Gedaagden betwisten dat en stellen dat gedaagde 2 hiervan rechthebbende is.
4.6.
Uit de door eiseres 1 overgelegde domeinnaamregistratie blijkt dat de domeinnaam ‘ [naam domein] ’ op 1 januari 2014 is geregistreerd door [eiseres sub 1] (toen nog Stichting Broodnodig). Gedaagde 2 heeft niet aangetoond dat het exclusieve recht op de domeinnaam (inmiddels) bij haar berust. Uit het door haar overgelegde e-mailbericht van 7 oktober 2020 kan dit niet worden afgeleid, nu daarin is vermeld dat de domeinnaam [naam domein] niet in haar account geregistreerd staat. Het moet er daarom voor worden gehouden, dat eiseres 1 exclusief rechthebbende is van de domeinnaam en de website. Dit betekent dat gedaagden de inloggegevens van de website aan eiseres 1 moeten afgeven. In die zin wordt vordering VI toegewezen.
Afgifte inloggegevens Facebookpagina ‘De Broodpater’
4.7.
Ten aanzien van de Facebookpagina ‘De BroodPater’ hebben gedaagden ter zitting verklaard dat deze Facebookpagina inmiddels op zwart staat. Zij zijn bereid deze pagina op zwart te laten staan en niet meer te gebruiken. Zij betwisten echter dat eiseres 1 rechthebbende is van de Facebookpagina.
Dit verweer slaagt. Afgifte van de inloggegevens kan alleen worden gevorderd als eiseres 1 voldoende aannemelijk heeft gemaakt beheerder te zijn van deze pagina. Dat heeft zij echter niet gedaan. Zij heeft niet gevorderd het beheer van de Facebookpagina aan haar over te dragen of deze pagina te verwijderen. Dit leidt ertoe dat vordering VI wat betreft deze Facebookpagina zal worden afgewezen. Overigens, omdat gedaagden hebben toegezegd de naam ‘De Broodpater’ niet meer te gebruiken mag van hen verwacht worden deze naam ook niet te gebruiken voor deze Facebookpagina.
Afgifte inloggegevens Facebookpagina ‘ [naam a] ’
4.8.
Ook voor de Facebookpagina ‘ [naam a] ’ geldt dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt hiervan beheerder te zijn, zodat een vordering tot afgifte van de inloggegevens niet kan worden toegewezen. Overigens hebben gedaagden aannemelijk gemaakt dat deze pagina niet door hen wordt beheerd, maar door de heer [naam d] Vordering VII wordt afgewezen.
4.9.
Nu hoofdelijke veroordeling is gevorderd en gedaagden 3 en 4 alleen in hun hoedanigheid van bewindvoerder in deze procedure zijn betrokken, zal de veroordeling alleen ten aanzien van gedaagden 1 en 2 worden gegeven. Omdat gedaagden hebben aangegeven aan een veroordelend vonnis te zullen voldoen, zal aan de veroordelingen vooralsnog geen dwangsom worden verbonden.
Proceskosten
4.10.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld en tussen eiseres 2 en gedaagde 2 ook sprake is van een familierelatie, zullen de kosten van het geding worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Samenvatting

Samengevat betekent het vonnis het volgende:
- gedaagde 1 mag de handelsnaam ‘Stichting BroodNodig’ gebruiken;
- gedaagde 1 mag de handelsnamen ‘De Broodpater’ en ‘ [achternaam] ’ niet gebruiken (‘mag daarop geen inbreuk maken’);
- gedaagde 2 mag de geslachtsnaam ‘ [achternaam] ’ niet voeren, gedaagde 1 mag deze geslachtsnaam niet gebruiken;
- gedaagden 1 en 2 moeten de inloggegevens van de website ‘ [naam website] ’ binnen 3 dagen aan eiseres 1 afgeven;
- eiseressen hebben geen recht op afgifte van de inloggegevens van de Facebookpagina’s ‘De Broodpater’ en ‘ [naam a] ’.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
verbiedt gedaagde 1 om binnen drie werkdagen na dit vonnis inbreuk te maken op de handelsnamen ‘De Broodpater’ en ‘ [achternaam] ’;
6.2.
gebiedt gedaagde 1 om binnen drie werkdagen na dit vonnis het gebruik van de geslachtsnaam [achternaam] te staken en gestaakt te houden;
6.3.
gebiedt gedaagde 2 om binnen drie werkdagen na dit vonnis het gebruik van de geslachtsnaam [achternaam] , ook via social media, te staken en gestaakt te houden;
6.4.
veroordeelt gedaagden 1 en 2 tot afgifte van de inloggegevens van de website [naam website] aan eiseres 1 binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis;
6.5.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2020.
CK