4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten ten aanzien van feit 1 en 2
Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank het volgende komen vast te staan.
Op 7 maart 2018 is aan het adres [adres] , waar verdachte woonachtig en eigenaar van is, een onderzoek ingesteld, waarbij in een loods op het erf van dit adres een in werking zijnde hennepkwekerij, bestaande uit een drietal kweekruimtes, werd aangetroffen. In deze ruimtes stonden 641 hennepplanten en 3 hennepstekken. Dat het hennep betrof, werd door één van de ter plaatse aanwezige verbalisanten vastgesteld.
Medeverdachte [medeverdachte] had toegang tot de loods. Zij heeft dagelijks de planten verzorgd.
Na onderzoek van de stroomvoorziening van de hennepkwekerij werd geconstateerd dat deze illegaal werd afgenomen. Verschillende zegels bleken te zijn vervalst. Zegels van [naam bedrijf 1] . beginnen altijd met een ‘D’ in het serienummer.
Tijdens de doorzoeking in de woning aan voormeld adres werden in een dressoir onder meer drie opengeknipte zegels aangetroffen die werden herkend als zegels die op een meterkast behoren te zitten. De aangetroffen zegels waren voorzien van een letter ‘D’.
Ook bleek tijdens onderzoek dat een van de aardlekschakelaars was omgezet. Boven de hoofdzekeringen waren drie draden bijgeplaatst, die vervolgens door de inrichtingskast, achter de slimme meter werden geleid, zonder dat deze afgenomen elektriciteit door de meter werd geregistreerd. De draden werden via een zij doorgang in de bijgeplaatste unit geleid en waren aangesloten op de aardlekschakelaar. Vanaf de schakelaar werd deze elektriciteit door de dikke elektriciteitskabel naar de hennepkwekerij in de achtergelegen loods geleid.
Medeverdachte [medeverdachte] had ook toegang tot de woning. Zij heeft toegang verschaft aan een persoon die iets in de meterkast heeft gedaan. Zij heeft vervolgens de originele zegels die op de energiemeter hadden gezeten in het dressoir van de woning gelegd.
Had verdachte wetenschap van de feiten?
Anders dan door de verdediging wordt gesteld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat in ieder geval vanaf maart 2016 hennep is geteeld in de loods. Dit verdraagt zich met de aanname van [naam bedrijf 1] dat in ieder geval vanaf 2 maart 2016 illegaal stroom is afgenomen. De loods was vrij toegankelijk voor verdachte en hij beschikte over een eigen sleutel. Verdachte heeft verklaard dat hij in april 2017 voor het laatst in de loods is geweest. Daarmee staat vast dat verdachte ten tijde van de in werking zijnde hennepkwekerij in de loods is geweest.
In die loods was een wand geplaatst waarachter zich de hennepkweekruimte bevond. Die ruimte was te bereiken via een trap naar de zolder waarop een toegangsluik met aan de zolder bevestigde katrollen zichtbaar was.
Op die zolder stonden meerdere gebruikte koolstoffilters, gebruikte droogrekken en emmers met hennepresten. Ook was het schijnsel van de zich in de kweekruimte bevindende assimilatielampen buiten die ruimte zichtbaar. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat verdachte niets heeft gemerkt van de hennepkwekerij op het moment dat hij in de loods aanwezig was.
Daarnaast hebben verbalisanten geconstateerd dat er nabij de loods een warme luchtstroom te voelen was, een hennepgeur was te ruiken en een mechanisch klinkend gezoem was te horen dat boven het geluid van de in de loods aanwezige duiven uit kwam.
Ook hingen er om en nabij het erf van verdachte camera’s die ook zicht hadden op de loods. Verdachte kon zowel op zijn mobiele telefoon als in zijn woning de camerabeelden zien.
Voorts waren er op het erf honden waarvan verdachte heeft verklaard dat deze aansloegen als er andere mensen op het erf kwamen.
Op het moment van ontdekking van de hennepkwekerij was deze in ieder geval al twee jaar in werking. De verklaring van verdachte dat hij gedurende twee jaar niets van die kwekerij heeft gemerkt acht de rechtbank gelet op het vorenstaande en vanwege zijn beroep als bewaker in combinatie met de omstandigheid dat verdachte maatregelen had genomen om zijn erf goed in de gaten te kunnen houden ongeloofwaardig. Ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte van niets wist, wordt dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
De rechtbank gaat er eveneens van uit dat verdachte wetenschap had van de illegale afname van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een hennepkwekerij illegaal elektriciteit wordt afgenomen. Bovendien zijn in de woning van verdachte verbroken zegels aangetroffen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2: is sprake van medeplegen of medeplichtigheid?
Op basis van het dossier en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is niet komen vast te staan wie, naast medeverdachte [medeverdachte] , de andere persoon of personen zijn die betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij en de illegale afname van elektriciteit. Gelet op de omvang, de professionaliteit van de kwekerij, de inrichting van de meterkast en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] gaat de rechtbank ervan uit dat er naast medeverdachte [medeverdachte] in ieder geval één ander persoon betrokken is geweest.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte een rol had bij de hennepkwekerij en de diefstal van stroom en, zo ja, of die rol van verdachte moet worden geduid als die van medepleger dan wel van medeplichtige. Bij deze beoordeling stelt de rechtbank voorop dat voor de kwalificatie medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking is vereist. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarvan slechts sprake zijn als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of een bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechter onder andere rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar kan ook worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het delict.
Verdachte heeft wetenschap gehad van de hennepkwekerij en de illegale afname van elektriciteit. Ten aanzien van zijn rol hierin, kan niet anders worden vastgesteld dan dat hij de loods over een aanzienlijke periode ten behoeve van de kwekerij ter beschikking heeft gesteld en zijn woning ten behoeve van de elektriciteitsdiefstal.
Daarnaast heeft hij meerdere malen telefonisch contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] tussen het moment waarop de politie voor de deur stond en het moment dat medeverdachte [medeverdachte] de deur opende voor de politie. Verdachte heeft direct nadat hij door de politie op de hoogte was gesteld van hun komst en de reden daarvan telefonisch contact opgenomen met medeverdachte [medeverdachte] die zich op dat moment in de woning van verdachte bevond. Verdachte heeft echter tegen de politie verklaard dat er op dat moment niemand thuis was om open te doen. De rechtbank gaat er op basis van deze omstandigheden van uit dat verdachte de medeverdachte heeft gebeld om instructies te geven of in te grijpen. De rechtbank ziet ook in deze telefonische contacten een actieve gedraging van verdachte die ziet op het gelegenheid verschaffen aan de exploitatie van de nadien aangetroffen hennepkwekerij en elektriciteitsdiefstal.
Een en ander levert een bijdrage op van verdachte aan de feiten, maar die is niet dusdanig dat deze kan worden aangemerkt als een bijdrage van voldoende gewicht aan beide feiten. Evenmin is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen dat gesproken kan worden van medeplegen. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs. Wel kan op basis van het voorgaande wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan beide feiten.
Ten aanzien van feit 3
Op 8 maart 2018 zijn in de woning van verdachte te Tholen vier boksbeugels en twee vlindermessen aangetroffen. Gelet op de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 maart 2018 te Tholen een boksbeugel, een wapen van categorie I onder 3, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Daarnaast stelt de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen vast dat verdachte over een vlindermes kon beschikken, nu hij over de sleutel van de kluis waarin dit mes is aangetroffen beschikte. Hiermee is de beschikkingsmacht en de bewustheid ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen aan de zijde van verdachte aangetoond. De rechtbank acht dit voldoende om (opzet op) het voorhanden hebben van een vlindermes aan te nemen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 maart 2018 te Tholen niet alleen een boksbeugel, maar ook een vlindermes, een wapen van categorie I onder 1, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor wat betreft de overige drie boksbeugels en vlindermes, die zijn aangetroffen in de grote wandkast in de garage, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan de bewustheid aan de zijde van verdachte ten opzichte van het aanwezig hebben van deze wapens kan worden aangetoond en vastgesteld. Op basis hiervan zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken, in die zin dat niet bewezen kan worden dat verdachte voornoemde wapens voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte over het imitatie handvuurwapen kon beschikken, en zoals uit zijn verklaring ter zitting is gebleken ook de bewustheid had ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte omstreeks 8 maart 2018 te Tholen een wapen van categorie I onder 7, te weten een imitatie handvuurwapen, gelijkend op een Walther P99 voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 5
Op 8 maart 2018 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte te Tholen 21,8 gram hennep aangetroffen. Verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de hennep. Nu ook het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de aangetroffen hennep van verdachte is, zal de rechtbank verdachte, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, van het voorhanden hebben van 21,8 gram hennep vrijspreken.