ECLI:NL:RBZWB:2020:5803

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
02-051712-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen en medeplichtigheid aan hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2020, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder het medeplegen van diefstal van elektriciteit en het telen van hennep. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek op 7 maart 2018, waarbij een hennepkwekerij werd aangetroffen in een loods op het erf van de verdachte. De verdachte, geboren in 1956 en woonachtig in Tholen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.P.J. van Riel. Tijdens de zitting op 5 november 2020 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van elektriciteit, het telen van hennepplanten, en het voorhanden hebben van wapens.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal van elektriciteit en het telen van hennep, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van 21,8 gram hennep. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de rol van de verdachte als medepleger, maar dat zijn bijdrage aan de feiten wel substantieel was. De verdachte had de loods ter beschikking gesteld voor de hennepkwekerij en had kennis van de illegale elektriciteitsafname.

De rechtbank legde een werkstraf op van 135 uren, te vervangen door 67 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een strafvermindering. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de rol van de verdachte in de beveiligingsbranche.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/051712-18
vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2020, waarbij de officier van justitie mr. G. Oosterveld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Met inachtneming hiervan, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest;
2. samen met een of meer anderen 641 hennepplanten en 3 hennepstekken heeft geteeld, althans aanwezig heeft gehad, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest;
3. vier boksbeugels en twee vlindermessen voorhanden heeft gehad;
4. een imitatie handvuurwapen voorhanden heeft gehad;
5. 21,8 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij vordert verdachte vrij te spreken van feit 5.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 4 en 5 en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich voor wat betreft de boksbeugel die in de slaapkamer is aangetroffen aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de andere boksbeugels en de vlindermessen wordt verzocht verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten ten aanzien van feit 1 en 2
Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank het volgende komen vast te staan.
Op 7 maart 2018 is aan het adres [adres] , waar verdachte woonachtig en eigenaar van is, een onderzoek ingesteld, waarbij in een loods op het erf van dit adres een in werking zijnde hennepkwekerij, bestaande uit een drietal kweekruimtes, werd aangetroffen. In deze ruimtes stonden 641 hennepplanten en 3 hennepstekken. Dat het hennep betrof, werd door één van de ter plaatse aanwezige verbalisanten vastgesteld.
Medeverdachte [medeverdachte] had toegang tot de loods. Zij heeft dagelijks de planten verzorgd.
Na onderzoek van de stroomvoorziening van de hennepkwekerij werd geconstateerd dat deze illegaal werd afgenomen. Verschillende zegels bleken te zijn vervalst. Zegels van [naam bedrijf 1] . beginnen altijd met een ‘D’ in het serienummer.
Tijdens de doorzoeking in de woning aan voormeld adres werden in een dressoir onder meer drie opengeknipte zegels aangetroffen die werden herkend als zegels die op een meterkast behoren te zitten. De aangetroffen zegels waren voorzien van een letter ‘D’.
Ook bleek tijdens onderzoek dat een van de aardlekschakelaars was omgezet. Boven de hoofdzekeringen waren drie draden bijgeplaatst, die vervolgens door de inrichtingskast, achter de slimme meter werden geleid, zonder dat deze afgenomen elektriciteit door de meter werd geregistreerd. De draden werden via een zij doorgang in de bijgeplaatste unit geleid en waren aangesloten op de aardlekschakelaar. Vanaf de schakelaar werd deze elektriciteit door de dikke elektriciteitskabel naar de hennepkwekerij in de achtergelegen loods geleid.
Medeverdachte [medeverdachte] had ook toegang tot de woning. Zij heeft toegang verschaft aan een persoon die iets in de meterkast heeft gedaan. Zij heeft vervolgens de originele zegels die op de energiemeter hadden gezeten in het dressoir van de woning gelegd.
Had verdachte wetenschap van de feiten?
Anders dan door de verdediging wordt gesteld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat in ieder geval vanaf maart 2016 hennep is geteeld in de loods. Dit verdraagt zich met de aanname van [naam bedrijf 1] dat in ieder geval vanaf 2 maart 2016 illegaal stroom is afgenomen. De loods was vrij toegankelijk voor verdachte en hij beschikte over een eigen sleutel. Verdachte heeft verklaard dat hij in april 2017 voor het laatst in de loods is geweest. Daarmee staat vast dat verdachte ten tijde van de in werking zijnde hennepkwekerij in de loods is geweest.
In die loods was een wand geplaatst waarachter zich de hennepkweekruimte bevond. Die ruimte was te bereiken via een trap naar de zolder waarop een toegangsluik met aan de zolder bevestigde katrollen zichtbaar was.
Op die zolder stonden meerdere gebruikte koolstoffilters, gebruikte droogrekken en emmers met hennepresten. Ook was het schijnsel van de zich in de kweekruimte bevindende assimilatielampen buiten die ruimte zichtbaar. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat verdachte niets heeft gemerkt van de hennepkwekerij op het moment dat hij in de loods aanwezig was.
Daarnaast hebben verbalisanten geconstateerd dat er nabij de loods een warme luchtstroom te voelen was, een hennepgeur was te ruiken en een mechanisch klinkend gezoem was te horen dat boven het geluid van de in de loods aanwezige duiven uit kwam.
Ook hingen er om en nabij het erf van verdachte camera’s die ook zicht hadden op de loods. Verdachte kon zowel op zijn mobiele telefoon als in zijn woning de camerabeelden zien.
Voorts waren er op het erf honden waarvan verdachte heeft verklaard dat deze aansloegen als er andere mensen op het erf kwamen.
Op het moment van ontdekking van de hennepkwekerij was deze in ieder geval al twee jaar in werking. De verklaring van verdachte dat hij gedurende twee jaar niets van die kwekerij heeft gemerkt acht de rechtbank gelet op het vorenstaande en vanwege zijn beroep als bewaker in combinatie met de omstandigheid dat verdachte maatregelen had genomen om zijn erf goed in de gaten te kunnen houden ongeloofwaardig. Ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte van niets wist, wordt dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
De rechtbank gaat er eveneens van uit dat verdachte wetenschap had van de illegale afname van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een hennepkwekerij illegaal elektriciteit wordt afgenomen. Bovendien zijn in de woning van verdachte verbroken zegels aangetroffen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2: is sprake van medeplegen of medeplichtigheid?
Op basis van het dossier en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is niet komen vast te staan wie, naast medeverdachte [medeverdachte] , de andere persoon of personen zijn die betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij en de illegale afname van elektriciteit. Gelet op de omvang, de professionaliteit van de kwekerij, de inrichting van de meterkast en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] gaat de rechtbank ervan uit dat er naast medeverdachte [medeverdachte] in ieder geval één ander persoon betrokken is geweest.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte een rol had bij de hennepkwekerij en de diefstal van stroom en, zo ja, of die rol van verdachte moet worden geduid als die van medepleger dan wel van medeplichtige. Bij deze beoordeling stelt de rechtbank voorop dat voor de kwalificatie medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking is vereist. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarvan slechts sprake zijn als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of een bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechter onder andere rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar kan ook worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het delict.
Verdachte heeft wetenschap gehad van de hennepkwekerij en de illegale afname van elektriciteit. Ten aanzien van zijn rol hierin, kan niet anders worden vastgesteld dan dat hij de loods over een aanzienlijke periode ten behoeve van de kwekerij ter beschikking heeft gesteld en zijn woning ten behoeve van de elektriciteitsdiefstal.
Daarnaast heeft hij meerdere malen telefonisch contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] tussen het moment waarop de politie voor de deur stond en het moment dat medeverdachte [medeverdachte] de deur opende voor de politie. Verdachte heeft direct nadat hij door de politie op de hoogte was gesteld van hun komst en de reden daarvan telefonisch contact opgenomen met medeverdachte [medeverdachte] die zich op dat moment in de woning van verdachte bevond. Verdachte heeft echter tegen de politie verklaard dat er op dat moment niemand thuis was om open te doen. De rechtbank gaat er op basis van deze omstandigheden van uit dat verdachte de medeverdachte heeft gebeld om instructies te geven of in te grijpen. De rechtbank ziet ook in deze telefonische contacten een actieve gedraging van verdachte die ziet op het gelegenheid verschaffen aan de exploitatie van de nadien aangetroffen hennepkwekerij en elektriciteitsdiefstal.
Een en ander levert een bijdrage op van verdachte aan de feiten, maar die is niet dusdanig dat deze kan worden aangemerkt als een bijdrage van voldoende gewicht aan beide feiten. Evenmin is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen dat gesproken kan worden van medeplegen. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs. Wel kan op basis van het voorgaande wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan beide feiten.
Ten aanzien van feit 3
Op 8 maart 2018 zijn in de woning van verdachte te Tholen vier boksbeugels en twee vlindermessen aangetroffen. Gelet op de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 maart 2018 te Tholen een boksbeugel, een wapen van categorie I onder 3, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Daarnaast stelt de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen vast dat verdachte over een vlindermes kon beschikken, nu hij over de sleutel van de kluis waarin dit mes is aangetroffen beschikte. Hiermee is de beschikkingsmacht en de bewustheid ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen aan de zijde van verdachte aangetoond. De rechtbank acht dit voldoende om (opzet op) het voorhanden hebben van een vlindermes aan te nemen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 maart 2018 te Tholen niet alleen een boksbeugel, maar ook een vlindermes, een wapen van categorie I onder 1, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor wat betreft de overige drie boksbeugels en vlindermes, die zijn aangetroffen in de grote wandkast in de garage, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan de bewustheid aan de zijde van verdachte ten opzichte van het aanwezig hebben van deze wapens kan worden aangetoond en vastgesteld. Op basis hiervan zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken, in die zin dat niet bewezen kan worden dat verdachte voornoemde wapens voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte over het imitatie handvuurwapen kon beschikken, en zoals uit zijn verklaring ter zitting is gebleken ook de bewustheid had ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte omstreeks 8 maart 2018 te Tholen een wapen van categorie I onder 7, te weten een imitatie handvuurwapen, gelijkend op een Walther P99 voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 5
Op 8 maart 2018 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte te Tholen 21,8 gram hennep aangetroffen. Verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de hennep. Nu ook het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de aangetroffen hennep van verdachte is, zal de rechtbank verdachte, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, van het voorhanden hebben van 21,8 gram hennep vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
een persoon op 7 maart 2018 te
Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk
heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [naam bedrijf 1] , en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben
gebracht
door middel van verbreking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 7 maart 2018
te Tholen
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door het pand
alwaar zich voornoemd elektriciteitswerk zich bevond voor de teelt/het kweken
van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. subsidiair
onbekend gebleven personen op 7 maart 2018 te Tholen
met elkaar (telkens) opzettelijk
heeft geteeld
in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) 641 hennepplanten en 3 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk
misdrijf verdachte op 7 maart 2018 te Tholen,
(telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft
door aan die onbekend gebleven
personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten
ter beschikking te stellen;
3.
op 8 maart 2018 te Tholen,
- één boksbeugel van categorie I onder 3 (artikel 2 lid 1) en,
- één vlindermes van categorie I onder 1 (artikel 2 lid 1,
voorhanden heeft gehad;
4.
op 8 maart 2018 te Tholen
een wapen van categorie I, onder 7o van de Wet wapens en munitie, dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatie
handvuurwapen (Walther P99) voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij enige veroordeling rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het ontbreken van relevante documentatie en bij bewezenverklaring geen straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep in een professioneel ingerichte ruimte, en voorts aan medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit door middel van verbreking.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens, te weten een boksbeugel, een vlindermes en een imitatie handvuurwapen. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat.
Al met al zijn dit ernstige feiten.
Bij haar oordeel over de op te leggen straf houdt de rechtbank verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaruit volgt dat hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten niet alleen werkzaam was in de beveiligingsbranche, maar daarnaast, naar zijn eigen zeggen, ook het gezicht vormde van het beveiligingsbedrijf waarvoor hij werkzaam was. Ondanks die positie waarbij alertheid en normhandhaving voorop moeten staan heeft hij zich schuldig gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten die de samenleving ondermijnen. De rechtbank acht dat een strafverzwarende omstandigheid.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het strafblad van verdachte van 31 maart 2020 blijkt dat hij niet eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank betrekt verder bij het bepalen van de strafmaat de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank houdt tot slot rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Zij stelt vast dat het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in deze zaak is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had een strafvervolging in te stellen.
In dit geval moet de termijn worden gerekend vanaf 7 maart 2018, te weten de dag waarop verdachte in verzekering werd gesteld.
De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde datum, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen. De redelijke termijn is met ruim acht maanden overschreden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt, in geval van overschrijding van de redelijke termijn tot twaalf maanden, tien procent van de straf afgetrokken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis passend en geboden is, maar zal deze gelet op de constateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een werkstraf voor de duur van 135 uur, te vervangen door 67 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast acht zij passend en geboden om aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
De voorwaardelijke straf vormt een stok achter de deur, waarmee de rechtbank verdachte ervan probeert te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.3
De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de zoon van verdachte, [verdachte] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave, zodat de rechtbank de teruggave van de in beslag genomen alcohol gelast, tenzij er conservatoir beslag ligt dat zich daartegen verzet. Voor zover er op de alcohol ook conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering rust, blijft dit beslag voortbestaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair, 2 primair en 5 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf voor de duur van 135 (honderdvijfendertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
67 (zevenenzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 3 STKS zegel; G1854344;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 6 STKS enveloppe; G1854329;
* 40 STKS medicijn; G1854309;
- gelast de teruggave aan rechthebbende [verdachte] van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 8 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker); G1855547;
* 4 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker); G1855553;
* 6 FLS alcohol (omschrijving: Blue label, merk: Johnny Walker); G1855575;
* 9 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker); G1855584;
* 5 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker); G1855587;
* 1 FLS alcohol (omschrijving: Jack Daniels 1954); G1855594;
* 9 FLS alcohol; G1855601;
* 5 FLS alcohol; G1855604.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2020.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2018 te Tholen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een eletriciteitsnetwerk
heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 maart 2018 te
Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk
heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekend gebleven
personen en/of verdachte,en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 maart 2018
te Tholen
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door het pand
alwaar zich voornoemd elektriciteitswerk zich bevond voor de teelt/het kweken
van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2018 te Tholen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan Molenvlietsedijk 15A)
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
641 hennepplanten en/of 3 hennepstekken, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 maart 2018 te Tholen
met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 641 hennepplanten en/of 3 hennepstekken, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 7 maart 2018 te Tholen, in elk geval
in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten
ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Tholen,
- vier boksbeugels van categorie I onder 3 (artikel 2 lid 1) en/of,
- twee vlindermessen van categorie I onder 1 (artikel 2 lid 1,
voorhanden heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Tholen
een wapen van categorie I, onder 7o van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatie
handvuurwapen (Walther P99) voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te Tholen
aanwezig heeft gehad ongeveer 21,8 gram,
in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2018048349 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur (ZB), team water (ZB), opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 579.
Ten aanzien van feit 1 en 2
I. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 19 juni 2018, pagina 375 tot en met 377, met bijgevoegde fotobladen op pagina 381 tot en met 395 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 7 maart 2018 stelden verbalisanten een onderzoek in aan het adres [adres] . Bij dit onderzoek werd gebruikgemaakt van een infraroodcamera waarmee temperatuurverschillen kunnen worden waargenomen. Een van de verbalisanten zag een afwijkende warmtebron aan de achterzijde van een bijgebouw op het erf van de woning op voormeld adres. Dit gebouw betrof een loods en bleek als duivenhok in gebruik te zijn. Op de plaats waar de warmtebron werd waargenomen, lag een grote hoeveelheid houtblokken en stronken opgestapeld tegen de wand van de loods. Aan de achterzijde van de loods voelden verbalisanten een warme luchtstroom vanaf de houtstapel komen. In deze stroom werd een hennepgeur geroken. De warme lucht kwam vanuit een gat in de grond.
Aan de rechterzijde in de loods (duivenhok) was een trap zichtbaar, die toegang gaf tot de eerste verdieping. Aan de linkerzijde van deze eerste verdieping waren
meerdere duivenhokken zichtbaar. Hierin waren hoorbaar duiven aanwezig.
Een van de verbalisanten zag halverwege deze eerste verdieping meerdere gebruikte
koolstoffilters staan. Tevens zag hij gebruikte droogrekken en meerdere emmers/tonnen met daarin hennepresten.
Tegen de achterwand van de eerste verdieping was een luik in de vloer zichtbaar. Dit luik was met katrollen aan het plafond gemonteerd. Na het openen van dit luik werd een trap aangetroffen, die wederom naar de begane grond terug leidde. In deze ruimte werd, verdeeld over drie ruimtes, een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
De eerste twee kweekruimtes waren volledig ingericht als hennepkwekerij. In de eerste kweekruimte stonden 342 hennepplanten en in de tweede kweekruimte stonden 299 hennepplanten. De derde kweekruimte was volledig ingericht als hennepstekkerij, waarin 3 hennepstekken werden aangetroffen.
Een van de verbalisanten constateerde op grond van zijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. De hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een
fraude-inspecteur, werkzaam bij [naam bedrijf 1] , waarbij is geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
II. Het proces-verbaal aangifte [naam 1] , namens [naam bedrijf 1] van 13 maart 2018, pagina 547 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik doe aangifte van diefstal van elektriciteit, gepleegd aan de [adres] .
III. Het schriftelijk stuk, inhoudende de aangifte van [naam 1] , namens [naam bedrijf 1] , van 12 maart 2018, pagina 549 en 550 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
[naam bedrijf 1] heeft met [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel [adres] .
Door een specialist van [naam bedrijf 2] de serviceprovider van [naam bedrijf 1] is een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
De verzegeling van de aansluitkast was vervalst, de aanwezige zegels zijn wel van
hetzelfde fabricaat als [naam bedrijf 1] maar met een andere nummeropdruk, zegels van [naam bedrijf 1] beginnen altijd met een D in het serienummer. De zegel van het klemmendeksel was ook vervalst. Deze was met een combinatietang dicht genepen.
Na het openen van aansluitkast van [naam bedrijf 1] in de meterkast werd gezien dat op de bovenzijde van de hoofdautomaten in de aansluitkast een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de meter om en voorzag de kwekerij van spanning. Hierdoor werd het verbruik van de drie kweekruimten waar hennep in werd gekweekt niet gemeten.
Door een illegale aansluiting, is het mogelijk meer vermogen af te nemen dan dat contractueel is overeengekomen. Daardoor werd schade en hinder veroorzaakt aan [naam bedrijf 1] omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Contractueel was er een aansluiting van 3 x 25 AMR, nu was er een aansluiting van 3 x 50 AMR. De diefstal heeft plaatsgevonden in de periode van 2 maart 2016 tot en met 7 maart 2018.
IV. Het proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2018, pagina 400 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op de rij van de aardlekschakelaars was de linker aardlekschakelaar omgezet. Ter hoogte van deze rij schakelaars bevond zich ook de bij geplaatste unit. De verbalisant zag dat de aardlekschakelaar van deze unit normaal geactiveerd was.
Tijdens het onderzoek van de meterkast door de fraude-inspecteur [naam 2]
zag de verbalisant op diens aanwijzing dat de bij geplaatste unit van stroom werd voorzien vanuit de hoofdtoevoer van elektriciteit in de woning. De verbalisant zag dat boven de hoofdzekeringen drie draden waren bijgeplaatst, die vervolgens door de inrichtingskast, achter de slimme meter werden geleid, zonder dat deze afgenomen elektriciteit door de meter werd geregistreerd. De verbalisant zag dat de draden via een zij doorgang in de bijgeplaatste unit werden geleid en aangesloten waren op de aardlekschakelaar. Vanaf de schakelaar werd deze elektriciteit door de dikke elektriciteitskabel naar de hennepkwekerij in de achtergelegen loods geleid.
V. Het proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2018, pagina 421 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 maart 2018 vond een doorzoeking in de woning aan de [adres] plaats. In de woonkamer stond een dressoir met daarin lades. In een van de lades lag een doos waarin na opening drie zekeringen van 25 ampère en drie opengeknipte zegels lagen. Deze zegels werden herkend als zegels die op een meterkast behoren te zitten. Verbalisant is bekend dat deze zegels alleen mogen worden opengeknipt door daartoe gemachtigde personen, zoals de netbeheerder en monteurs.
VI. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 juni 2018, pagina 423 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisant zag dat de twee gebruikte en losgeknipte zegels waren voorzien van een letter ‘D’.
VII. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 29 maart 2018, pagina 359 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De diefstal van de stroom hebben anderen gedaan. Ik heb ze maar een keer binnen gelaten. Ik heb de originele zegels die op de energiemeter hadden gezeten in de dressoirkast gelegd. Ik had deze van die mannen gekregen.
VIII. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2018, pagina 373 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Naast het geluid van roekende duiven werd aan de buitenzijde van het duivenkot een continu doorgaand mechanisch klinkend gezoem door verbalisanten gehoord.
IX. Het proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2018, pagina 398 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisanten konden bij het naar boven lopen in de loods, vlak onder de verdiepingsvloer door, naar de achterzijde van de loods kijken en daar het ambtshalve bekende lichtschijnsel van assimilatielampen zien.
X. Het proces-verbaal van bevindingen van 27 juni 2018, pagina 426 en 427 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisant bevond zich op 7 maart 2018 in de woning aan de [adres]
. Hij zag dat op de begane grond een tv/monitor aan de wand hing die aanstond. Hierop waren verschillende live-camerabeelden van diverse locaties op het perceel zichtbaar. In de keuken was nog een tv/monitor aanwezig, die ook aanstond en waarop dezelfde live-camerabeelden zichtbaar waren. Op de tv/monitoren waren diverse camerabeelden zichtbaar van camera’s aanwezig op het betreffende perceel. Het betreffen 12 camera’s. Een van de camera’s heeft vanaf de achterzijde van de woning zicht op de duivenloods, alwaar de inwerking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Aan de linkerzijde in beeld (groene loods) is de witte roldeur aan de voorzijde van de loods zichtbaar. Aan de linker voorzijde bevindt zich de toegangsdeur. In het midden van het beeld is de paardenstal zichtbaar. Aan de rechterzijde twee duivenhokken. Een andere camera heeft vanuit de loods zicht op het pad vanaf de woning/garage naar de loods. Aan de rechterzijde is een duivenhok in beeld.
[verdachte] heeft daarnaast verklaard dat hij vanaf zijn mobiele telefoon live camerabeelden kan zien. Hij zag op woensdag 7 maart 2018 hierop dat er
een politieauto voor het hek stond.
XI. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 8 maart 2018, pagina 343 en 345 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb toegang tot de loods met een sleutel.
XII. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 maart 2018, pagina 240, 244, 245 en 256 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik woon aan de [adres] . Ik ben eigenaar van de loods en de duiventil. Er zijn twee sleutels van de toegangsdeur van deze loods, die altijd in de badkamer op het houten kastje liggen. Op het ene sleuteltje staat een ‘L’ van loods, op de andere staat ‘ [medeverdachte] ’. Niemand kan daar verder bij.
XIII. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 9 maart 2018, pagina 267 en 269 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Als [medeverdachte] vertrok moest ik grotendeels zelf de verzorging van de dieren overnemen. Sinds vorig jaar april is ze voor het laatst weggeweest, dit was voor een paar weken. In 2017 ben ik voor het laatst in de loods geweest.
XIV. Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] van 18 oktober 2018, afgelegd bij de rechter-commissaris in strafzaken bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, blad 3 en 4, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
In het voorjaar van 2016 ben ik voor het eerst benaderd om de hennepkwekerij te gaan bouwen. Ik zou huur krijgen voor de verhuur van het gedeelte van de loods en voor het verzorgen van de planten. Zij zouden verder alles regelen, zoals het opbouwen en de verkoop van de planten. In het voorjaar van 2016 zijn er twee personen gaan opbouwen. De taken die ik had, waren het geven van water aan de planten en het spuiten van luis en meeldauw. Dat deed ik elke dag. Er is ook een persoon geweest die de elektriciteit heeft gedaan.
XV. De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 november 2020:
Ik heb twee honden. Deze slaan aan als er mensen op mijn erf komen.
XVI. Het proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2018 pagina 396 en 397:
Teneinde contact te maken met de mogelijk aanwezige bewoner, drukte ik, [Naam 3] , op de knop van een intercom/communicatiemiddel aan het hekwerk, waarop zeer snel gereageerd werd. Ik hoorde een mannenstem zich melden en bekend maken als [verdachte] en merkte uit zijn vraagstelling dat deze man kennelijk zicht had op het hekwerk en mij zag staan. Nadat ik mij bekend had gemaakt als zijnde politiefunctionaris en de man de reden van mijn komst had toegelicht en zei een onderzoek te willen instellen naar een vermoedelijk in werking zijnde hennepkwekerij in zijn woning, hoorde ik de man hier kalm op reageren. Ik hoorde dat hij vertelde niet thuis maar op het werk te zijn. Op mijn vraag waar dit was, hoorde ik hem zeggen dat dit bij de [naam instelling] was. Teneinde een onderzoek in te kunnen stellen verzocht ik hem ter plaatse te komen en/of te regelen dat er iemand kwam, zodat we zonder schade te veroorzaken, een onderzoek konden in stellen. Ik hoorde de man zeggen dat hij niet eerder in de gelegenheid was om naar de woning te komen en dat er verder niemand was die ons toe kon laten.
Nadat ik bij de voordeur was gearriveerd zag ik dat er een vrouw in de hal van de woning stond. Ik hoorde dat zij vertelde dat ze nachtdienst had gehad en in een diepe slaap had gelegen en net wakker was gebeld door [verdachte] . Ik zag echter dat de
vrouw volledig gekleed en keurig verzorgd in de deuropening stond.
XVII. Proces-verbaal van relaas op pagina 14:
Uit onderzoek bleek dat op woensdag 7 maart 2018 tussen het moment van aanbellen bij de intercom door de politie, omstreeks 08.30 uur, en het door verdachte [medeverdachte] openen van de voordeur, omstreeks 08.55 uur, door verdachten [verdachte] en verdachte [medeverdachte] meermaals onderling telefonisch contact met elkaar werd gelegd.
Ten aanzien van feit 3
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2018, pagina 112 en 113 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 maart 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan de [adres] .
In deze woning werd in de inloopkast in de slaapkamer op de begane grond een zilverkleurige boksbeugel aangetroffen en in de kluis in deze slaapkamer werd een zilverkleurig vlindermes aangetroffen.
Het proces-verbaal betreffende onderzoek aan inbeslaggenomen goed van 28 april 2018 pagina 574 van voornoemd eindproces-verbaal en 575 (los), inhoudende
-zakelijk weergegeven-:
Het in beslag genomen wapen is een boksbeugel. Het betreft een wapen van categorie I onder 3, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
III. Het proces-verbaal betreffende onderzoek aan inbeslaggenomen goed van 28 april 2018 pagina 576 en 577 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het in beslag genomen mes betreft een vlindermes. Het betreft een wapen van categorie I onder 1, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
IV. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 9 maart 2018, pagina 254 en 265 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
In mijn kledingkast in mijn slaapkamer heeft een zilverkleurige boksbeugel gelegen.
De sleutel van het kluisje in mijn slaapkamer hangt in de grote kluis. Dit was mijn eerste kluisje. Ik beschik over de code van de grote kluis.
Ten aanzien van feit 4
I. Het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2018, pagina 112 en 113 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 maart 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan de [adres] . In deze woning werd in de kamer met documenten omtrent duiven op de eerste verdieping een imitatie vuurwapen gelijkend op Walther P99 aangetroffen.
II. Het proces-verbaal betreffende onderzoek aan inbeslaggenomen goed van 28 april 2018, pagina 572 en 573 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het in beslag genomen voorwerp betreft een imitatie handvuurwapen. Dit voorwerp vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen, namelijk het semiautomatisch pistool Walther, type P99.
Het in beslag genomen voorwerp is een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.
III. De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 november 2020:
Het pistool dat is aangetroffen, betreft een pistool dat op de kermis is gewonnen. Mijn zoons speelden daar vroeger cowboytje mee.