ECLI:NL:RBZWB:2020:5735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
02/688202-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van der Linden
  • A. Hamburger
  • J. Josten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van dronken cafébezoeker die in de kou werd achtergelaten

In deze strafzaak stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag, poging zware mishandeling en benadeling van de gezondheid van een dronken man, die op 13 januari 2017 in Hulst op een terras werd achtergelaten. De rechtbank heeft de zaak op 5 maart 2020 behandeld en op 20 februari 2020 vond de inhoudelijke zitting plaats. De officier van justitie stelde dat de verdachte en zijn vader strafrechtelijk verwijtbaar hadden gehandeld door de man, die zwaar onder invloed van alcohol was, onbeschermd in de kou te laten zitten. De verdachte en zijn vader hadden de man eerst op een terrasstoel gezet en later aan de overkant van de straat geplaatst, waar hij zonder jas en in de regen zat. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat er wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door de omstandigheden waarin de man zich bevond.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat de verdachte niet strafbaar had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de medische gegevens niet voldoende waren om te stellen dat de verdachte de man in een levensbedreigende situatie had gebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte strafbaar had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en zijn vader wel een zorgplicht hadden, maar dat dit niet leidde tot een strafrechtelijke veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688202-17
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboorte dag verdachte] 1992 te [geboorteplaats verdachte]
wonende aan de [adres verdachte]
raadsman mr. B. Vermeirssen, advocaat te Kattendijke.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 februari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Hulst tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] - terwijl deze zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, geen jas droeg en niet aanspreekbaar was - op een terrasstoel op het trottoir voor
een terras (van [bedrijf] ) heeft/hebben geplaatst, zodanig dat deze [slachtoffer] precies in de "drup" van het terrasscherm zat, in elk geval onbeschermd tegen de neerslag en de (vries)kou en/of (vervolgens) - nadat enkele personen die [slachtoffer] met zijn stoel onder de overkapping hadden gezet - die [slachtoffer] met stoel en al heeft/hebben opgepakt en aan de overkant van de straat tussen aldaar geparkeerd staande fietsen heeft/hebben neergezet, en aldus onbeschermd tegen de regen/sneeuw/hagel en in de (vries)kou zat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Hulst tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] - terwijl deze zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, geen jas droeg en niet aanspreekbaar was - op een terrasstoel op het trottoir voor een terras (van [bedrijf] ) heeft/hebben geplaatst, zodanig dat deze [slachtoffer] precies in de "drup" van het terrasscherm zat, in elk geval onbeschermd tegen de neerslag en de (vries)kou en/of (vervolgens) - nadat enkele personen die [slachtoffer] met zijn stoel onder de overkapping hadden gezet - die [slachtoffer] met stoel en al heeft/hebben opgepakt en aan de overkant van de straat tussen aldaar geparkeerd staande fietsen heeft/hebben neergezet, en aldus onbeschermd tegen de regen/sneeuw/hagel en in de (vries)kou zat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Hulst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de gezondheid van [slachtoffer] , heeft benadeeld, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer] - terwijl deze zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, geen jas droeg en niet aanspreekbaar was - op een terrasstoel op het trottoir voor een terras (van [bedrijf] ) geplaatst, zodanig dat deze [slachtoffer] precies in de "drup" van het terrasscherm zat, in elk geval onbeschermd tegen de neerslag en de (vries)kou en/of (vervolgens) - nadat enkele personen die [slachtoffer] met zijn stoel onder de overkapping hadden gezet - die [slachtoffer] met stoel en al opgepakt en aan de overkant van de straat tussen aldaar geparkeerd staande fietsen neergezet, waardoor die [slachtoffer] aldus onbeschermd tegen de regen/sneeuw/hagel en in de (vries)kou zat;
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Hulst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan iemand
( [slachtoffer] ) die in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, bedwelmende drank heeft verkocht of toegediend, zulks terwijl verdachte werkzaam was in zijn beroep als horeca ondernemer.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat voor de primair verweten poging tot doodslag onvoldoende bewijs aanwezig is en dat daarom vrijspraak dient te volgen. Mede door de summiere medische informatie kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat er een gerede kans was dat, door het handelen van verdachte [slachtoffer] had kunnen komen te overlijden.
De officier van justitie acht echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn vader ten aanzien van de subsidiaire poging tot zware mishandeling strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Door [slachtoffer] vanaf het terras in zwaar dronken toestand onbeschermd in de kou achter te laten hebben zij beiden de aanmerkelijke kans aanvaard dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen.
De officier van justitie baseert zich daarbij op het navolgende.
Vast staat dat [slachtoffer] in zeer dronken toestand was komen te verkeren. Of hij naast alcohol nog andere middelen had genomen, doet er niet aan af dat volgens de verpleegkundige van de ambulance een half uur nadat [slachtoffer] was aangetroffen is vastgesteld dat er nog 3,5 promille alcohol in zijn bloed aanwezig was. [slachtoffer] werd aangetroffen met kletsnatte kleren, het was die nacht tegen het vriespunt en de verpleegkundige constateerde een lichaamstemperatuur van nog maar 34 graden. [slachtoffer] was dus ernstig onderkoeld. Van een hypothermie “ineens”, zoals bijvoorbeeld in ijskoud water vallen, was geen sprake, maar volgens de officier van justitie gaan bij een langzame, langdurige hypothermie bij een lichaamstemperatuur van 33 graden de orgaanfuncties uitvallen en vervolgens is een dergelijke patiënt heel moeilijk weer op een reguliere lichaamstemperatuur te krijgen. Was er derhalve niet medisch ingegrepen dan had [slachtoffer] ernstig lichamelijk letsel opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het navolgende.
Vast staat dat [slachtoffer] om 22.20 uur door verdachte op een stoel aan de rand van het terras voor [bedrijf] is gezet, kennelijk dronken maar niet buiten bewustzijn. Op het terras brandden de terraskachels en verdachte bekommerde zich diverse malen om hem.
[slachtoffer] is vanaf de rand van het terras om 22.41 uur in het midden van dat terras geplaatst door anderen en zat dus in ieder geval vanaf toen onder de verwarming. Om 23.10 uur hebben verdachte en zijn vader (volgens eigen zeggen op advies van de politie) [slachtoffer] met stoel en al opgepakt en aan de overkant van de straat gezet, waar vandaan [slachtoffer] tussen circa 23.27 en 23.30 uur door een ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. Verdachte en zijn vader hadden gezien dat er een ambulance arriveerde en mochten er dus van uit gaan dat, conform hun verzoek, iemand 112 had gebeld.
Allereerst staat daardoor volgens de raadsman vast dat in ieder geval tot 23.10 uur geen sprake kan zijn van strafbaar handelen. [slachtoffer] zat immers continue in een min of meer verwarmde omgeving. Hooguit kan sprake zijn van dergelijk handelen tussen 23.10 uur en het moment dat [slachtoffer] werd meegenomen, zodat het slechts om 18 minuten gaat, terwijl het op dat moment wellicht miezerde, maar niet hagelde of sneeuwde. De raadsman twijfelt eraan of de temperatuur op dat moment rond het vriespunt was. De melding van het KNMI is heel algemeen en niet gericht op de temperatuur binnen de bebouwde kom. In ieder geval waren omstanders niet zodanig gekleed dat daaruit een hele lage temperatuur kan worden geconcludeerd. Maar vooral is een tijdspanne van 18 minuten te kort om te kunnen spreken over een begin van uitvoering, gericht op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bovendien was er door die korte tijdspanne geen aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nog daargelaten de vraag of van de verdachten kon worden gevergd dat zij hadden moeten nadenken over de kans op dergelijk letsel en deze hadden geaccepteerd. Ook naar de uiterlijke verschijningsvorm was het opzet daarop dus niet gericht.
Naar de mening van de raadsman geldt dit ook voor het (tweede subsidiair) verweten opzettelijk benadelen van de gezondheid van [slachtoffer] . Er is immers niet medisch onderzocht of het alcoholpromillage inderdaad 3,5 was. Evenmin blijkt hoe de genoemde 34 graden lichaamstemperatuur is gemeten en of deze meting betrouwbaar was. Er werd zelfs in het dossier gesproken over een temperatuur van “rond de 34 graden”. Het dossier bevat ook geen medische verklaring waaruit onomstotelijk vast staat dat iemand ten gevolge van de combinatie van zo’n lage lichaamstemperatuur met een dergelijk alcoholpromillage ernstig letsel had kunnen oplopen.
Het derde subsidiair verweten feit kan volgens de raadsman slechts gelden voor verdachte, nu alleen hij drank heeft verkocht aan [slachtoffer] . Zijn vader was immers niet (in zijn beroep als horeca ondernemer) in [bedrijf] werkzaam op het moment dat aan [slachtoffer] drank werd verkocht.
Bij dit feit dient echter te gelden dat het opzet er op moet zijn gericht dat drank wordt verkocht aan een klant terwijl die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert. Het staat niet vast dat op het moment van verkopen van drank aan [slachtoffer] deze in een dergelijke staat verkeerde. Toen [slachtoffer] eenmaal buiten zat was hij kennelijk dronken, maar nergens blijkt uit dat hij in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde op het moment dat aan hem alcohol werd verkocht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdagavond 13 januari 2017 bezochten twee (Belgische) mannen, [betrokkene] en [slachtoffer] , [bedrijf] , gevestigd aan de Grote Markt in Hulst. Verdachte [verdachte] was op dat moment in het café als horeca ondernemer werkzaam. Volgens hem kwamen beide mannen rond 21:00 uur het café binnen. Zijn vader, medeverdachte [medeverdachte] , bediende de klanten van café [bedrijf] , vlakbij [bedrijf] gelegen.
Voor de leesbaarheid zal de rechtbank [verdachte] hierna aanduiden als de zoon en [medeverdachte] als de vader.
Zowel [betrokkene] als [slachtoffer] namen de nodige alcoholische dranken. Met name [betrokkene] werd dermate vervelend dat de zoon zijn vader vroeg om met de in café [bedrijf] aanwezige beveiliger te komen en hem buiten te zetten. De politie werd gewaarschuwd en toen [betrokkene] zich niet kon of wilde identificeren, werd hij door de politie naar het politiebureau afgevoerd.
De zoon had de politie gevraagd om ook [slachtoffer] , die inmiddels dronken op het terras van [bedrijf] zat, mee te nemen, maar de politie weigerde dat omdat geen sprake was van een strafbaar feit.
Op de beschikbare camerabeelden is te zien, en de zoon erkende dit ook op de zitting, dat [slachtoffer] om 22:20:25 uur door twee mannen, waaronder de zoon, vanuit het café naar het terras wordt begeleid, waarbij zij hem ondersteunen en op een terrasstoel aan de rand van het terras zetten. Duidelijk zichtbaar is dat de man zwaar onder invloed is. Hij valt om 22:23:23 uur zelfs voorover met stoel en al en blijft op de grond liggen.
De zoon komt een halve minuut later bij hem terug, raapt hem op en zet [slachtoffer] weer terug in de stoel. Enkele minuten later staat [slachtoffer] op uit de stoel, maar valt er weer terug in. Later, om 22:42 uur zetten cafébezoekers [slachtoffer] wat verder op het terras, zodat hij geheel onder de luifel zit. Het regent op dat moment behoorlijk.
Om omstreeks 23:00 uur pakken vader en zoon [slachtoffer] met stoel en al op en zetten hem aan de overkant van de straat. [slachtoffer] heeft al die tijd in zijn stoel op het terras gezeten/gehangen. 19 minuten later arriveert een ambulance en wordt [slachtoffer] meegenomen naar het ziekenhuis.
Volgens (ambulance)verpleegkundige [naam 1] reageerde de man nergens meer op, was zijn kleding kletsnat, was zijn lichaamstemperatuur 34 graden en had zijn collega van de zoon gehoord dat de man in [bedrijf] tien Tequila’s had gedronken. De zoon heeft dit ook tegen verbalisant [verbalisant] gezegd. [naam 1] hoorde later van een collega dat het alcoholpromillage van [slachtoffer] 3,5 was geweest. [slachtoffer] is opgenomen op de afdeling Intensieve Zorg. In de loop van zaterdag 14 januari 2017 heeft hij het ziekenhuis verlaten zonder nadelige gevolgen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat het die avond behoorlijk koud was. Volgens het KNMI lag de temperatuur iets boven het vriespunt. Beide verdachten geven toe dat de buitentemperatuur hooguit 5 graden Celsius zal zijn geweest.
De politie en getuigen verklaren dat [slachtoffer] zonder jas buiten zat en dat in ieder geval zijn broek nat van de regen was. Op de beelden is geen hagel of sneeuw te zien, maar wel regen.
Aan de rechtbank ligt nu de vraag voor of de omstandigheid dat eerst de zoon en later vader en zoon samen de heer [slachtoffer] op het terras en later vanaf het terras de straat op in een dermate slechte situatie hebben gebracht, dat zij hadden kunnen voorzien dat [slachtoffer] had kunnen overlijden, althans zwaar gewond had kunnen geraken of meer subsidiair dat zij diens gezondheid hebben benadeeld.
De rechtbank stelt vast dat het dossier te weinig medische gegevens bevat om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is geweest van een poging tot doodslag, in die zin dat sprake was van een aanmerkelijke kans op overlijden. De enkele mededeling van de verpleegkundige is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de door hem genoemde lage lichaamstemperatuur tot de dood van [slachtoffer] had kunnen leiden. Daar komt bij dat [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] had kunnen overlijden als hij nog drie uur op die stoel had gezeten.
De officier van justitie erkent zulks. Volgens hem kunnen echter bij een langzame, langdurige hypothermie als gevolg van een lichaamstemperatuur van 33 graden de orgaanfuncties uitvallen en vervolgens zou zo iemand heel moeilijk weer op een reguliere lichaamstemperatuur te krijgen zijn. Dat standpunt is echter niet nader met medische stukken onderbouwd, zodat ook ten aanzien van de poging tot zware mishandeling de rechtbank over te weinig (medische) gegevens beschikt om daarover te oordelen.
Datzelfde geldt ook voor het tweede subsidiair verweten verwijt, dat de verdachten de gezondheid van [slachtoffer] zouden hebben benadeeld. Ook om tot dat oordeel te kunnen komen beschikt de rechtbank over onvoldoende rechtens relevante stukken.
Ten aanzien van het derde subsidiair staat in ieder geval vast dat, zo dit feit al tot een veroordeling zou kunnen leiden, het niet is gepleegd door zoon en vader in vereniging. Vader was immers in het geheel niet in [bedrijf] werkzaam.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam aannemelijk dat [slachtoffer] in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde. Dit gezien de camerabeelden in combinatie met de uitspraken van vader en zoon tegen verbalisant en ambulancemedewerker dat hij tien Tequilla’s heeft gedronken. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan het relaas van de verbalisanten dienaangaande.
De rechtbank overweegt dat het dossier te weinig informatie bevat over wie, wanneer en onder welke omstandigheden alcoholische drank aan [slachtoffer] heeft verkocht. De zoon heeft verklaard dat zowel hij als [Naam 2] de beide mannen hebben geholpen. Niet staat vast dat hij hem (bedwelmende) drank heeft verkocht op het moment dat hij had kunnen weten dat hij dat deed aan iemand die op dat moment al in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde.
De rechtbank overweegt voorts als volgt. Zowel vader als zoon moeten worden beschouwd als ervaren kasteleins. Ten aanzien van beiden stelt de rechtbank vast dat zij als zodanig absoluut niet aan hun zorgplicht hebben voldaan door [slachtoffer] onder invloed, zonder jas, buiten in de kou te zetten en niet zelf er voor zorggedragen hebben dat hij geholpen werd. De rechtbank neemt hen dat beiden kwalijk. In dit geval had eerder ingegrepen moeten worden en hadden zij zeker niet hun klant, die totaal niet meer zelfredzaam was in de kou en regen op straat mogen zetten. Maar in strafrechtelijke zin zoals ten laste gelegd is en op basis van de stukken in het dossier, valt beide verdachten hun gedrag niet strafrechtelijk te verwijten.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair en de subsidiair verweten feiten heeft begaan. Zij zal hem dan ook integraal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het hem primair, subsidiair, tweede subsidiair en derde subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Hamburger en mr. Josten, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 5 maart 2020.
Mr. Van der Linden is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.