ECLI:NL:RBZWB:2020:5664

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
AWB 19_4314 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 12 november 2020, wordt de zaak behandeld van een eiser die in beroep is gegaan tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de uitkering per 3 september 2019 heeft beëindigd, na een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser. Eiser, die als loodgieter heeft gewerkt, heeft sinds 2008 te maken met longklachten en ontving een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV kritisch bekeken, vooral de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is opgesteld door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische situatie is verslechterd en dat de FML onvoldoende rekening houdt met zijn beperkingen. De rechtbank heeft besloten dat het UWV de gelegenheid krijgt om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 8 weken, waarbij de rechtbank ook de mogelijkheid van een arbeidsdeskundig onderzoek heeft genoemd. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4314 WIA
tussenuitspraak van 12 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2018 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van eiser per 13 februari 2019 beëindigd.
Bij besluit van 2 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en na nieuw onderzoek de WIA-uitkering beëindigd per 3 september 2019.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 oktober 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn echtgenote [naam echtgenote] en zijn gemachtigde, naast mr. B. Drossaert namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als full time loodgieter bij [naam bedrijf] te [plaatsnaam] . Voor dat werk is hij op 25 augustus 2008 uitgevallen vanwege longklachten.
Na een eerdere weigering en nieuwe ziekmelding van eiser heeft het UWV eiser een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% toegekend met ingang van 27 maart 2011.
Bij besluit van 12 december 2018 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 13 februari 2019, na een herbeoordeling op verzoek van het Werkbedrijf.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat de beperkingen van eiser voor arbeid groter waren dan aangenomen bij het primaire besluit. Daarom konden de voor eiser geschikt geachte functies niet gehandhaafd worden. Naar aanleiding van nieuw onderzoek heeft het UWV bij het bestreden besluit vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser 20,46% is en daarom de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 3 september 2019.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 3 september 2019 heeft vastgesteld op 20,46% en daarom terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per die datum.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoording van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De primaire arts heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht op het spreekuur op 18 oktober 2018. In haar rapportage van 15 november 2018 heeft deze arts gerapporteerd dat eiser meent vanwege zijn longaandoening niet te kunnen werken.
Omdat eiser niet voldoet aan één van de criteria voor ‘geen bruikbare mogelijkheden’: hij is niet opgenomen, is niet ADL-afhankelijk, is niet bedlegerig, er is geen disfunctioneren op persoonlijk/sociaal vlak en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden heeft de primaire arts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) voor eiser opgesteld. De primaire arts bleek uit de meest recente informatie van eisers behandelaar dat de waarden van juni 2018 fors beter zijn dan die uit 2011 waarop de vorige FML was gebaseerd. Daarom houdt zij verschillende energetische beperkingen niet langer aan of zwakt zij die af. Daarbij wordt lopen niet beperkt, omdat dit een onbelaste beweging is en bewegen is bij de aandoening van eiser juist geïndiceerd. Ook eisers behandelaar heeft aangegeven dat eiser goed moet bewegen.
Omdat eiser niet meer wordt behandeld voor niet fysieke problematiek heeft de primaire arts de beperkingen voor persoonlijk functioneren uit 2011 evenmin aangehouden. Wel wordt aangetekend dat lezen mogelijk langzamer gaat. Ondanks dat eiser veel fouten maakt met schrijven ziet de primaire arts daar geen beperking gelet op autocorrectie op een pc. Wel houdt zij de duurbeperking aan, gelet op de aandoening.
De beperkingen en de belastbaarheid heeft de primaire arts neergelegd in de FML van 17 november 2018.
Op 11 en 13 december 2018 heeft de primaire arts telefonisch contact gehad met eisers behandelend longarts [longarts] , naar aanleiding van een ziekenhuisopname van eiser van 6 december 2018 tot 10 december 2018. Op die laatste datum heeft eiser ontslag genomen uit het ziekenhuis, tegen het advies in van de medici.
De longarts geeft aan dat de astma van eiser niet stabiel is en dat er op dat moment sprake is van een exacerbatie, mogelijk als gevolg van de spanningen door het stoppen van eisers uitkering, maar dat zal volgens [longarts] met adequate behandeling weer verbeteren. Verder bevestigt deze specialist dat eiser zich dient te houden aan behandelafspraken.
Een en ander heeft de primaire arts tot de conclusie geleid de voor eiser opgestelde FML van 17 november 2018 in stand te laten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiser op 12 april 2019 gezien op de hoorzitting en hem aansluitend onderzocht. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b een gedetailleerd overzicht van de ziekenhuisopnames van eiser van 2017 en 2018 bestudeerd. Vervolgens heeft hij in zijn rapportage van 6 en 26 juni 2019 gesteld dat de primaire arts tot een oordeel is kunnen komen zonder dat er van innerlijke tegenspraak in haar rapportage sprake is. Gelet op de daarna nog aanvullend ingebrachte informatie van de behandelaar was er geen indicatie voor het verrichten van een expertise.
Terecht is volgens de verzekeringsarts b&b geconstateerd dat geen sprake is van ‘geen duurzaam benutbare mogelijkheden’ mede gelet op de korte tijd van de ziekenhuisopnames (enkele dagen en niet zoals eiser stelt enkele weken) bij een gemiddelde frequentie van niet meer dan 1-2x per jaar.
Wel ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding de FML te wijzigen en de beperkingen aan te vullen voor: hooikoorts, honderoos, katteroos, ruwe berk en schimmelmengsel, naast het opnemen van een beperking voor werken in een omgeving met hoge luchtvochtigheid. Eiser moet bij voorkeur werken in gelijkmatige temperatuur en luchtvochtigheid, zonder piekbelasting.
Een toename van beperkingen geeft deze arts aan voor het hebben veel deadlines/productiepieken, hoog handelingstempo en nog een aantal nader expliciet genoemde beperkingen in hoofdstuk ‘4. Dynamische handelingen’ van de FML.
Conform die conclusies heeft de verzekeringsarts b&b de FML gewijzigd en vervolgens als FML van 6 juni 2019 vastgelegd.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij niet in staat is arbeid te verrichten. Hij verwijst daarbij naar de bevindingen van longartsen [longarts 2] en [longarts 3] waarvan hij nog informatie in beroep heeft overgelegd. Hij wijst er op dat de FML onvoldoende (zware) beperkingen bevat. Zijn longen verslechteren en eiser maakt permanent gebruik van een vernevelingsapparaat. Hij voert aan dat de prognose niet positief is en dat hij steeds vaker wordt opgenomen in het ziekenhuis, waar het verblijf steeds langer duurt. Meer dan een stabilisatie kan niet worden verwacht. Eiser komt door zuurstoftekort energie te kort en moet de weinige activiteiten goed spreiden over de dag om uitputting te voorkomen. Hij heeft de conditie van een oude man. Door de onjuiste FML zijn voor hem functies geduid die hij niet kan vervullen.
Bij zijn gronden van beroep heeft eiser verwezen naar een brief van longarts [longarts 2] van 20 september 2019 waarin deze aangeeft dat eisers algehele conditie over de afgelopen jaren is verslechterd. Afhankelijk van de resultaten van behandeling in een revalidatiecentrum, eisers compliance daarbij en zijn rookgedrag verwacht de longarts pas na minimaal een jaar verbetering, maar tot die tijd acht hij eiser niet geschikt voor arbeid.
Verder heeft eiser nog een brief van longarts [longarts 3] van 27 januari 2020 ingestuurd over de intake en observatie met de bijbehorende onderzoeken in drie dagen vanaf 3 december 2019 van eiser bij instituut voor medische revalidatie Merem in Hilversum, evenals een verslag Merem van 15 april 2020 en een opnameverslag van ETZ van 10 juni 2020.
4.3
Medisch oordeel
De rechtbank constateert dat de primaire arts in haar rapportage van 15 november 2018 bij eiser een instabiele astma heeft vastgesteld. De verzekeringsarts b&b gaf in de rapportage van 8 november 2019 aan ondanks de in beroep ingebrachte informatie van de behandelend longarts van eiser - bij gebreke van klinische gegevens - geen aanleiding te zien de FML verder aan te passen.
De rechtbank overweegt dat longarts [longarts 2] zeer kort na de datum in geding, namelijk op 20 september 2019, in reactie op het verzoek om inlichtingen van de zijde van het UWV heeft medegedeeld dat er sprake is van een zeer ernstig ongecontroleerd astma waarvoor intensief inhalatietherapie. Zeer frequent maakt hij desondanks een longaanval door waarvoor prednisolonkuren noodzakelijk zijn. Eisers behandelend longarts [longarts 3] geeft in haar rapportage van 20 januari 2020 onder meer aan dat eiser de laatste tien jaar toenemende instabiliteit van klachten ervaart. In het beleid dat zij voorstaat gaat het volgens haar om complex chronisch longlijden en is stabilisatie van de astma klachten en verminderen van de inhalatiemedicatie, naast het optimaliseren van fysiek functioneren doel en daarbij vraagt zij ook aandacht voor coping en acceptatie.
Het reeds gedurende jaren bestaande ernstige beeld van de longklachten van eiser en de instabiliteit ervan, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de informatie van de behandelend longartsen, in het bijzonder die van longarts [longarts 2] , voor de verzekeringsarts b&b aanleiding had moeten zijn om alsnog klinische gegevens op te vragen bij de behandelend sector, ziende op de datum in geding. Ook acht de rechtbank van belang dat wordt onderzocht in hoeverre de medische situatie van eiser ten tijde in geding aanleiding zou moeten geven tot een verdergaande urenbeperking dan thans is aangenomen, gezien de ingebrachte en nader in te winnen medische informatie.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat eiser ter zitting stukken heeft getoond waarin staat vermeld dat hij dyscalculie en dyslexie heeft. Zij acht het relevant dat ook deze informatie wordt meegewogen, temeer nu de primaire arts op het punt van lezen eerder een beperking heeft aangenomen, die de verzekeringsarts b&b heeft laten vallen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om eisers beperkingen op de datum in geding in kaart te brengen nadat daarbij de informatie is ingewonnen en meegewogen zoals onder 4.3 is aangegeven. Daarbij zal aan de hand van de op die manier tot stand gekomen FML een arbeidsdeskundig onderzoek dienen plaats te vinden naar de datum in geding (3 september 2019), tenzij die FML niet afwijkt van die van 6 juni 2019.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 8 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 8 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 5 van deze tussenuitspraak is overwogen;
  • draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2020
en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.