4.3Medisch oordeel
De rechtbank constateert dat de primaire arts in haar rapportage van 15 november 2018 bij eiser een instabiele astma heeft vastgesteld. De verzekeringsarts b&b gaf in de rapportage van 8 november 2019 aan ondanks de in beroep ingebrachte informatie van de behandelend longarts van eiser - bij gebreke van klinische gegevens - geen aanleiding te zien de FML verder aan te passen.
De rechtbank overweegt dat longarts [longarts 2] zeer kort na de datum in geding, namelijk op 20 september 2019, in reactie op het verzoek om inlichtingen van de zijde van het UWV heeft medegedeeld dat er sprake is van een zeer ernstig ongecontroleerd astma waarvoor intensief inhalatietherapie. Zeer frequent maakt hij desondanks een longaanval door waarvoor prednisolonkuren noodzakelijk zijn. Eisers behandelend longarts [longarts 3] geeft in haar rapportage van 20 januari 2020 onder meer aan dat eiser de laatste tien jaar toenemende instabiliteit van klachten ervaart. In het beleid dat zij voorstaat gaat het volgens haar om complex chronisch longlijden en is stabilisatie van de astma klachten en verminderen van de inhalatiemedicatie, naast het optimaliseren van fysiek functioneren doel en daarbij vraagt zij ook aandacht voor coping en acceptatie.
Het reeds gedurende jaren bestaande ernstige beeld van de longklachten van eiser en de instabiliteit ervan, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de informatie van de behandelend longartsen, in het bijzonder die van longarts [longarts 2] , voor de verzekeringsarts b&b aanleiding had moeten zijn om alsnog klinische gegevens op te vragen bij de behandelend sector, ziende op de datum in geding. Ook acht de rechtbank van belang dat wordt onderzocht in hoeverre de medische situatie van eiser ten tijde in geding aanleiding zou moeten geven tot een verdergaande urenbeperking dan thans is aangenomen, gezien de ingebrachte en nader in te winnen medische informatie.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat eiser ter zitting stukken heeft getoond waarin staat vermeld dat hij dyscalculie en dyslexie heeft. Zij acht het relevant dat ook deze informatie wordt meegewogen, temeer nu de primaire arts op het punt van lezen eerder een beperking heeft aangenomen, die de verzekeringsarts b&b heeft laten vallen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om eisers beperkingen op de datum in geding in kaart te brengen nadat daarbij de informatie is ingewonnen en meegewogen zoals onder 4.3 is aangegeven. Daarbij zal aan de hand van de op die manier tot stand gekomen FML een arbeidsdeskundig onderzoek dienen plaats te vinden naar de datum in geding (3 september 2019), tenzij die FML niet afwijkt van die van 6 juni 2019.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 8 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.