In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2020, is de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1991, beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, huisvredebreuk, diefstal met geweld en onttrekking aan het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juni 2019 te Middelburg opzettelijk een ruit van een deur heeft vernield en zonder toestemming de woning van de hoofdbewoner is binnengedrongen. Tevens heeft hij op 14 september 2019 in Rotterdam twee flesjes bier gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een medewerker van de winkel. Daarnaast heeft de verdachte een minderjarige, [minderjarige], onttrokken aan het wettig gezag van haar ouders door haar zonder toestemming mee te nemen en onder te brengen in zijn woning.
De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan alle feiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodtoestand, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in een situatie van overmacht verkeerde en dat zijn gedragingen wederrechtelijk waren. De verdachte had eerder al te maken gehad met politie en justitie en er was sprake van relevante recidive.
De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De verdediging pleitte voor een straf gelijk aan het voorarrest, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partij, [naam 3], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade geen rechtstreeks gevolg was van het bewezenverklaarde feit.