ECLI:NL:RBZWB:2020:5603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_7918
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdige betaling van griffierecht

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [plaatsnaam], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 5 juni 2020, dat betrekking had op een vergunningaanvraag van Prorail B.V. voor het emplacement Sas van Gent. Eiser heeft zijn beroep ingesteld bij brief van 5 juli 2020, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft eiser schriftelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hem een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Aangezien het griffierecht niet binnen deze termijn is ontvangen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De beslissing is genomen door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7918 WABOA

uitspraak van 10 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Prorail B.V.
gemachtigde: [gemachtigde].

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 5 juli 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 5 juni 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de vergunning met betrekking tot de aanvraag om een uitgebreide vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van Prorail emplacement Sas van Gent voor intrekkingsverzoek voorschrift Sas van Gent.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Eiser is schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 17 september 2020 is eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om betaling van het griffierecht geen betaling is ontvangen. Eiser is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Eiser is er in deze brief op gewezen dat hij bij niet tijdige betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
3. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 10 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.