ECLI:NL:RBZWB:2020:5584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_7613
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes. Eisers hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 juni 2020, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor de bouw van 34 woningen. Bij de rechtbank is echter vastgesteld dat eisers niet tijdig het verschuldigde griffierecht hebben betaald. De rechtbank had eisers eerder schriftelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hen geïnformeerd dat bij niet tijdige betaling het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn ontvangen. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen een termijn van zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7613 WABOA

uitspraak van 10 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers]., te [plaatsnaam], eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben bij brief van 14 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 juni 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van 34 woningen aan de [straatnaam1], [straatnaam2] en [straatnaam3] te [plaatsnaam].

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Eisers zijn schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 27 augustus 2020 is aan eisers medegedeeld dat op het eerdere verzoek om betaling van het griffierecht geen betaling is ontvangen. Eisers is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Eisers zijn er in deze brief op gewezen dat zij bij niet tijdige betaling het risico lopen dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
3. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, 10 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.