ECLI:NL:RBZWB:2020:5576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20_5647
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van WIA-uitkering naar WGA-loonaanvullingsuitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de wijziging van zijn WIA-uitkering. Eiser, een 61-jarige man die voorheen als timmerman werkte, had een IVA-uitkering ontvangen, maar het UWV besloot deze per 1 november 2019 te wijzigen naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij voor 49,39% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen door het UWV waren onderschat. Hij voerde aan dat zijn reuma- en slijtageklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 in Middelburg, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd het medisch onderzoek van het UWV besproken. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldigheid had betracht in de beoordeling van eisers medische situatie. De verzekeringsartsen hadden zijn dossier bestudeerd, hem medisch onderzocht en informatie van zijn huisarts betrokken in hun beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de aangenomen beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 30 januari 2020 adequaat waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van het UWV.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat het UWV terecht had besloten om hem in aanmerking te brengen voor een loongerelateerde WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser had geen objectieve medische informatie overgelegd die de door het UWV aangenomen beperkingen zou ondermijnen. De rechtbank benadrukte dat de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van objectieve beperkingen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5647 WIA

uitspraak van 12 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. G.D. van der Heiden,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV bepaald dat eisers uitkering IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 1 november 2019 wijzigt in een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij voor 49,39% arbeidsongeschikt wordt geacht.
In het besluit van 17 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat eisers mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 51,59%.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 22 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is een 61-jarige man, die werkzaam is geweest als timmerman voor 41 uur per week. Hij is op 6 december 2005 uitgevallen voor dit werk wegens toenemende pijn in de rechterenkel en het rechterbeen. Er was bij genoemde enkel sprake van een oude fractuur, die werd gecompliceerd door een infectie. Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 4 december 2007. Sinds deze toekenning heeft hij niet meer gewerkt.
Na een melding verslechtering gezondheid is eiser door het UWV op 5 oktober 2011 op medische gronden volledig arbeidsongeschikt geacht tot 2019. Naar aanleiding van een herbeoordeling in november 2018 (op basis van stukken) heeft het UWV bij besluit van 4 januari 2019 aan eiser een IVA-uitkering toegekend. Omdat deze beoordeling niet conform de wet was, heeft het UWV deze fout hersteld en heeft een nieuwe herbeoordeling plaatsgevonden.
In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eisers uitkering IVA-uitkering per 1 november 2019 wijzigt in een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij voor 49,39% arbeidsongeschikt wordt geacht.
In het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat eisers mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 51,59%.
Standpunt eiser
2. Eiser stelt dat zijn beperkingen door het UWV zijn onderschat, waarbij hij wijst op het verloop en de behandeling van zijn klachten, en zijn medicatiegebruik. Hij voert verder aan dat een onderzoek van de reumatoloog in 2017 heeft laten zien dat hij slijtage in de onderrug en heup heeft, die zijn klachten bij het zitten, lopen, staan en liggen verklaren. Volgens eiser heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met zijn reuma- en slijtageklachten, met name het verlies aan spierkracht en vermoeidheid. Hij voert verder aan dat het UWV ten onrechte geen medische urenbeperking heeft aangenomen, zowel op energetische als preventieve gronden. Energetisch, omdat hij zeer slecht slaapt waardoor hij overdag vermoeid is. Preventief, omdat de klachten en beperkingen bij overbelasting toenemen. Bij brief van 27 augustus 2020 heeft eiser een ongedateerde brief overgelegd van de behandelend orthopedisch chirurg ( [naam chirurg] ) ter onderbouwing van zijn klachten.
Relevante wettelijke bepalingen
3. Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Het medische onderzoek door het UWV
4.1.
Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.2.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 20 augustus 2019, waarbij eiser (oriënterend) psychisch en lichamelijk werd onderzocht. Ook werd medische informatie van eisers huisarts opgevraagd en betrokken in de beoordeling (zie B173 voor de brief van eisers huisarts). De verzekeringsarts rapporteert dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat bij eiser sprake is van een stoornis waardoor beperkingen bestaan in het uitvoeren van activiteiten. De beperkingen betreffen vooral de lichamelijke belastbaarheid. Gezien de gegevens is er echter geen reden om aan te nemen dat er bij eiser sprake is van een toestand zonder enige mogelijkheden. De voornaamste verminderde functionele mogelijkheden van eiser hebben betrekking op aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Volgens de verzekeringsarts is verbetering van de belastbaarheid is in het komende jaar of daaropvolgende jaar niet of nauwelijks te verwachten. Het betreft een ziektebeeld zonder verdere behandelmogelijkheden tot herstel. De arbeidsbeperkingen zijn volgens de verzekeringsarts duurzaam. De verzekeringsarts heeft eisers belastbaarheid verwoord in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 17 september 2019.
4.3.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft eiser gezien op de hoorzitting van 29 januari 2020, waarna lichamelijk onderzoek plaatsvond. Op basis van de beschikbare
gegevens en de eigen bevindingen voegt de verzekeringsarts b&b aan eisers belastbaarheid toe dat hij aangewezen is op arbeid waarin geen hoog handelingstempo vereist is. De medische grond voor deze aanvullende arbeidsvoorwaarden is het feit dat eiser, wegens de hardnekkige en regelmatig terugkomende polymyalgia reumatica, rigider en stijver is in zijn bewegingen waardoor het uitvoeren van handelingen toch wat vertraagd verloopt. Deze rigiditeit kon de verzekeringsarts b&b tijdens het lichamelijk onderzoek constateren. Al de overige primair aangenomen arbeidsbeperkingen en arbeidsvoorwaarden zijn volgens de verzekeringsarts b&b toereikend en passend bij de aard en de ernst van de medische (lichamelijke) problematiek. Met de afgenomen krachten en de locomotore problemen op grond van ziekte werd door de primaire verzekeringsarts rekening gehouden. Wat betreft de geclaimde urenbeperking wegens vermoeidheidsklachten stelt de verzekeringsarts b&b dat al voldoende tegemoet is gekomen aan eisers energetische klachten, gezien de totaliteit van de aangenomen fysieke (inspanningsgebonden) beperkingen. Er is geen medische grond om bijkomend een urenbeperking aan te nemen als met de samenhang van alle aangenomen beperkingen en voorwaarden in arbeid rekening wordt gehouden. Ondanks dat eisers gewrichtsklachten qua ernst wel wisselend zijn, was zijn belastbaarheid op de peildatum van 1 november 2019 volgens de verzekeringsarts b&b niet anders dan de huidige belastbaarheid. Eisers aangepaste belastbaarheid is vervat in een FML van 30 januari 2020.
Het arbeidsdeskundige onderzoek door het UWV
5.1.
Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
5.2.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), Wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053) en Monteur printplaten (Sbc-code 267051). De arbeidsdeskundige concludeert op basis van deze functies tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,39%.
5.3.
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] heeft niet alle primair geduide functies in stand gelaten. Hij heeft eiser op basis van de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde FML geschikt geacht voor de functies van Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), Monteur printplaten (Sbc-code 267051) en Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180). De arbeidsdeskundige b&b concludeert op basis van deze functies tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 51,59%.
Beoordeling door de rechtbank
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eisers dossier bestudeerd en eiser medisch onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft ook informatie opgevraagd van eisers huisarts, en deze informatie betrokken in de beoordeling. Daarmee beschikten de verzekeringsartsen over voldoende informatie over eisers medische situatie. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt ook dat zij op de hoogte waren van eisers klachten, waaronder zijn vermoeidheidsklachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in de beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd in genoemde rapportages.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn reuma- en slijtageklachten. In de FML van 30 januari 2020 zijn – onder meer – beperkingen aangenomen met betrekking tot dynamische handelingen (namelijk bij de aspecten: frequent reiken, frequent bukken, tillen en dragen, duwen en trekken, lang lopen en veel lopen, traplopen en klimmen, en knielen en hurken) en statische houdingen (namelijk bij de aspecten: lang achtereen zitten, lang staan en veel staan, lang achtereen geknield en/of gehurkt actief zijn, lang achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn, en lang achtereen boven schouderhoogte actief zijn). Eiser heeft in beroep geen objectieve medische informatie overgelegd die aanleiding geven voor de conclusie dat deze beperkingen onvoldoende zijn. In de door eiser overgelegde brief van orthopedisch chirurg [naam chirurg] is geen informatie opgenomen die onverenigbaar is met wat is opgenomen in de rapporten van de beide verzekeringsartsen van het UWV. In de brief van [naam chirurg] is bovendien opgenomen dat hij eiser heeft gezien op 24 juni 2020, zodat zijn inzichten strikt genomen geen betrekking hebben op de peildatum van 1 november 2019. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV heeft aangenomen met betrekking tot eisers reuma- en slijtageklachten. Eiser wordt – bij gebrek aan een nadere onderbouwing met objectieve medische informatie – evenmin gevolgd in zijn stelling dat het UWV ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen, waarbij de rechtbank ook wijst op de steekhoudende motivering van de verzekeringsarts b&b op dit punt.
8. De enkele omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat hij die ervaart, betekent in ieder geval niet dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
9. De rechtbank heeft de belasting van de in de bezwaarfase geduide functies vergeleken met de FML van 30 januari 2020. Naar het oordeel van de rechtbank wordt eisers belastbaarheid in deze functies niet overschreden. Op basis van de inkomsten die eiser daarmee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,59%. Nu eiser geen (separate) arbeidsdeskundige beroepsgronden aangevoerd, bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan deze berekening. De rechtbank concludeert daarom dat het UWV eiser op basis van het genoemde arbeidsongeschiktheidspercentage terecht in aanmerking heeft gebracht voor een loongerelateerde WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 1 november 2019.
Conclusie
10. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 12 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.