ECLI:NL:RBZWB:2020:5557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8371 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening inzake beëindiging uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 augustus 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, waarbij zijn uitkering op grond van de Participatiewet werd beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 21 september 2020 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken, maar verzocht heeft om het college te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift. Het college heeft in een brief van 1 oktober 2020 erkend dat dit het geval is.

De voorzieningenrechter heeft het college dan ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-, en heeft het college opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 10 november 2020. Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8371 PW VV
uitspraak van 10 november 2020 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, advocaat te Rotterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen(het college), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 augustus 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Participatiewet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 21 september 2020 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken. Vervolgens heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft bij brief van 1 oktober 2020 gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift tegemoet is gekomen.
In zijn brief van 1 oktober 2020 erkent het college dat daarvan sprake is.
De voorzieningenrechter zal het college daarom veroordelen in verzoekers proceskosten. Die kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor dan 1 toe te passen, zoals het college heeft aangevoerd. Tevens zal de voorzieningenrechter het college opdragen het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 10 november 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.