Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 6 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Omvang geschil
.
Wettelijk kader
Medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft een psychisch onderzoek verricht, heeft het dossier bestudeerd en heeft medische informatie van derden in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts rapporteert dat eiser zich met gezondheidsklachten arbeidsongeschikt heeft gemeld, waarvoor de curatieve sector tot op heden nog geen duidelijk somatisch substraat heeft kunnen vinden. Tijdens de Eerstejaars Ziektewet beoordeling heeft hij daarover uitgebreid gerapporteerd, aldus de verzekeringsarts. Eiser meldt dat zijn gezondheid sindsdien achteruit is gegaan. Maar uit de anamnese, het dagverhaal en de bevindingen bij de curatieve sector kan de verzekeringsarts dit niet bevestigen. De verzekeringsarts ziet dan ook geen reden om af te wijken van de eerder door hem op 26 april 2018 al vastgestelde belastbaarheid.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 april 2019.
2 uur achtereen actief te zijn.
5.
Arbeidskundige beoordeling
Conclusie
.Het beroep zal ongegrond worden verklaard en voor een proceskostenveroordeling is geen reden.