ECLI:NL:RBZWB:2020:5518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
AWB 20_7451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen het CBR

In deze zaak heeft verzoekster, geboren in 1945, een Gezondheidsverklaring ingediend bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) met het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van haar rijbewijs. Het CBR bevestigde op 11 november 2019 de ontvangst van de verklaring en verwees verzoekster voor medisch onderzoek. Op 26 november 2019 informeerde het CBR verzoekster dat 75-plussers tijdelijk met een verlopen rijbewijs mochten blijven rijden, wat ook voor haar gold. Verzoekster stelde het CBR op 11 februari 2020 in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing en diende op 4 maart 2020 beroep in tegen deze gang van zaken, met een verzoek om een dwangsom.

Het CBR diende op 18 maart 2020 een verweerschrift in en stuurde op 20 juli 2020 aanvullende documenten naar de rechtbank. Verzoekster trok haar beroep op 24 september 2020 in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling van € 8,80 voor de kosten van het aangetekend verzenden van de ingebrekestelling. Het CBR verzocht de rechtbank op 19 oktober 2020 om het verzoek om proceskostenveroordeling af te wijzen. De rechtbank besloot, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, om het verzoek zonder zitting te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was het CBR niet in verzuim om tijdig te beslissen, en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak werd gedaan door rechter J.L. Sierkstra en is openbaar gemaakt op 6 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7451 WVW
uitspraak van 6 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoekster], wonende [woonplaats], verzoekster,

gemachtigde: [gemachtigde] (de echtgenoot van verzoekster),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen(CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1945 en heeft aan het CBR een Gezondheidsverklaring gestuurd met het verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van haar rijbewijs.
Bij brief van 11 november 2019 heeft het CBR de ontvangst van de Gezondheidsverklaring bevestigd en verzoekster voor medisch onderzoek verwezen naar een arts.
Het CBR heeft verzoekster bij brief van 26 november 2019 meegedeeld dat 75-plussers vanaf 1 december 2019 tijdelijk mogen blijven rijden met een verlopen rijbewijs (alleen in Nederland) en dat deze verlengingsregeling ook voor verzoekster geldt.
Verzoekster heeft het CBR op 11 februari 2020 in gebreke gesteld voor het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van haar rijbewijs.
Verzoekster heeft op 4 maart 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van die beslissing en verzocht om het CBR te veroordelen tot een dwangsom.
Het CBR heeft bij brief van 18 maart 2020 een verweerschrift ingediend en heeft op 20 juli 2020 de bij het verweerschrift ontbrekende bijlages aan de rechtbank toegezonden.
Vervolgens heeft verzoekster op 24 september 2020 het beroep ingetrokken, met het verzoek het CBR te veroordelen in de proceskosten, zijnde een bedrag van € 8,80 aan kosten voor het aangetekend verzenden van de ingebrekestelling op 11 februari 2020.
Het CBR heeft bij brief van 19 oktober 2020 de rechtbank verzocht om het verzoek af te wijzen.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De wettelijke regels die in deze zaak een rol spelen, zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
2. Het CBR heeft eisers Gezondheidsverklaring met het verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van haar rijbewijs op 11 november 2019 ontvangen. Bij brief van
26 november 2019 heeft het CBR onder verwijzing naar het kabinetsbesluit aan verzoekster meegedeeld dat zij voorlopig nog mag blijven rijden met een verlopen rijbewijs. Uit het nieuwe artikel 103a van het Reglement rijbewijzen volgt dat naar aanleiding van een verzoek als dat van verzoekster de gewone beslistermijn niet van toepassing is.
De verlengde beslistermijn was ten tijde van de indiening van de ingebrekestelling op
11 februari 2020 nog niet verstreken.
Een ingebrekestelling kan pas worden ingediend op de eerste dag na afloop van de termijn voor het nemen van een besluit. Omdat de beslistermijn op 11 februari 2020 nog niet was verstreken, is de ingebrekestelling van die datum te vroeg ingediend en was deze niet rechtsgeldig. Het CBR was dan ook niet in verzuim om (tijdig) te beslissen en voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van C. Kalb, griffier, op 6 november 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:12, tweede lid
Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen (…), en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Besluit van 13 november 2019 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in bepaalde gevallen (Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen)
ARTIKEL I
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 103a
In afwijking van de termijnen, genoemd in de artikelen 101, vierde lid, en 103, eerste, derde, vijfde, zesde en zevende lid, wordt in de in artikel 25aa bedoelde gevallen bij gebleken geschiktheid de verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd uiterlijk binnen achttien maanden na ontvangst van de eigen verklaring.
ARTIKEL II
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2019.