Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoekster], wonende [woonplaats], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
De verlengde beslistermijn was ten tijde van de indiening van de ingebrekestelling op
11 februari 2020 nog niet verstreken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft verzoekster, geboren in 1945, een Gezondheidsverklaring ingediend bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) met het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van haar rijbewijs. Het CBR bevestigde op 11 november 2019 de ontvangst van de verklaring en verwees verzoekster voor medisch onderzoek. Op 26 november 2019 informeerde het CBR verzoekster dat 75-plussers tijdelijk met een verlopen rijbewijs mochten blijven rijden, wat ook voor haar gold. Verzoekster stelde het CBR op 11 februari 2020 in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing en diende op 4 maart 2020 beroep in tegen deze gang van zaken, met een verzoek om een dwangsom.
Het CBR diende op 18 maart 2020 een verweerschrift in en stuurde op 20 juli 2020 aanvullende documenten naar de rechtbank. Verzoekster trok haar beroep op 24 september 2020 in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling van € 8,80 voor de kosten van het aangetekend verzenden van de ingebrekestelling. Het CBR verzocht de rechtbank op 19 oktober 2020 om het verzoek om proceskostenveroordeling af te wijzen. De rechtbank besloot, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, om het verzoek zonder zitting te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was het CBR niet in verzuim om tijdig te beslissen, en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak werd gedaan door rechter J.L. Sierkstra en is openbaar gemaakt op 6 november 2020.