ECLI:NL:RBZWB:2020:5506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
AWB 20_4721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet na verhuizing

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die samen met haar vijf minderjarige kinderen woonde in Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, specifiek voor gordijnen en vloerbedekking, na een verhuizing op 1 november 2019. Het college had de aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten niet noodzakelijk waren omdat de verhuizing niet medisch noodzakelijk was en de oude woonsituatie niet onhoudbaar was. Eiseres voerde aan dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege ruimtegebrek voor haar kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voortkomend uit de verhuizing voor haar rekening moesten blijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4721 PW

uitspraak van 3 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. C. van der Ent, advocaat te Breda,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 5 november 2019 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om haar bijzondere bijstand toe te kennen op grond van de Participatiewet afgewezen.
In een besluit van 16 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het college stelt zich, samengevat, op het standpunt dat de gevraagde bijzondere bijstand niet noodzakelijk is nu de kosten voor vloerbedekking en gordijnen zijn ontstaan door een verhuizing die wel wenselijk maar niet noodzakelijk was.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 oktober 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, drs. [kantoorgenoot], kantoorgenoot van haar gemachtigde en voor het college mr. N.C.J.P. Melsen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres ontvangt sinds 27 februari 2018 een bijstandsuitkering. Eiseres woonde samen met haar vijf minderjarige kinderen op het adres [adres] in [woonplaats]. Op 1 november 2019 is eiseres, samen met haar kinderen, verhuisd naar het adres [nieuw adres] in [woonplaats]. Het betrof een woningruil. Op 16 oktober 2019 heeft eiseres bij het college bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten, namelijk voor gordijnen en vloerbedekking.
2.
Het geschil
In geschil is of het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting terecht heeft afgewezen.
3.
De beoordeling
3.1
Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de kosten van woninginrichting waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
3.2
Eiseres heeft aangevoerd dat de verhuizing naar een grotere woning, anders dan het college stelt, noodzakelijk was. Het gebrek aan ruimte in de oude woning leverde problemen op, met name voor haar kinderen die geen ruimte of rust hadden om huiswerk te maken. Omdat eiseres plotseling door middel van woningruil een grotere woning kon krijgen, heeft zij daarop financieel niet kunnen anticiperen. Haar vloer was al eens meeverhuisd en was niet geschikt om nogmaals te verhuizen en de gordijnen hadden niet de juiste maat.
3.3
De door eiseres aangevoerde gronden slagen niet. De rechtbank stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat er voor de verhuizing van eiseres een medische noodzaak was.Ook anderszins heeft eiseres de noodzaak voor de verhuizing niet aannemelijk gemaakt.Uit wat eiseres heeft aangevoerd blijkt dat het voor haar weliswaar wenselijk was om te verhuizen, maar niet dat haar woonsituatie zodanig onhoudbaar was dat zij geen andere keuze had dan op korte termijn te verhuizen. Bezien vanuit het oogpunt van toepassing van de Participatiewet behoren de kosten die voortkomen uit de keuze van eiseres om te verhuizen voor haar rekening te blijven. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd geen noodzakelijke kosten zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
3.4
Het beroep slaagt dus niet. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Voor een proceskosten-veroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 3 november 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.