In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die samen met haar vijf minderjarige kinderen woonde in Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, specifiek voor gordijnen en vloerbedekking, na een verhuizing op 1 november 2019. Het college had de aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten niet noodzakelijk waren omdat de verhuizing niet medisch noodzakelijk was en de oude woonsituatie niet onhoudbaar was. Eiseres voerde aan dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege ruimtegebrek voor haar kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voortkomend uit de verhuizing voor haar rekening moesten blijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.