In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Defensie over een ontheffing van artikel 34, eerste lid, van de Luchtvaartwet. De eiser, woonachtig in de nabijheid van de vliegbasis Gilze-Rijen, heeft bezwaar gemaakt tegen de ontheffing die is verleend aan de stichting Koninklijke Luchtmacht Historische Vlucht voor het medegebruik van de militaire luchthaventerreinen Woensdrecht en Gilze-Rijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing is verleend zonder dat er voorwaarden zijn gesteld om geluidsoverlast voor omwonenden te beperken. De rechtbank oordeelt dat de ministers van Defensie en Infrastructuur en Waterstaat niet zorgvuldig hebben gehandeld door de ontheffing te verlenen zonder voorafgaande voorwaarden te formuleren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, met de opdracht aan de verweerder om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen dat rekening houdt met de uitspraak. De rechtbank benadrukt dat de rechtsbescherming van omwonenden niet mag worden uitgehold en dat er voldoende waarborgen moeten zijn om onevenredige nadelige gevolgen van de ontheffing te voorkomen.