ECLI:NL:RBZWB:2020:5498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een receptioniste na spanningsklachten

In deze zaak heeft eiseres, een receptioniste, beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV om haar Ziektewet-uitkering per 8 oktober 2019 te beëindigen. Eiseres was sinds 1 januari 2019 uitgevallen door spanningsklachten en had een ZW-uitkering ontvangen. Het UWV had haar hersteld verklaard en de uitkering beëindigd op basis van rapportages van verzekeringsartsen. Tijdens de zitting op 22 september 2020 was eiseres niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van het UWV, mr. M.B.A. van Grinsven, was wel aanwezig.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapportages van de verzekeringsartsen. Deze artsen concludeerden dat eiseres per 4 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt was, gezien haar verbeterde toestand en de therapie die zij volgde. Eiseres had geen ernstige beperkingen meer en was in staat om haar dagelijkse leven te leiden, inclusief het uitvoeren van huishoudelijke taken en het onderhouden van sociale contacten.

Eiseres voerde aan dat het te vroeg was om weer 24 uur per week te werken en dat zij meer tijd nodig had om te solliciteren. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen haar situatie correct hadden ingeschat en dat er geen medische onderbouwing was voor haar claims. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé en is openbaar gemaakt op 3 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/174 ZW

uitspraak van 3 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 september 2020. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Voor verweerder was aanwezig mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als receptioniste voor 24 uur per week. Voor dat werk is zij op 1 januari 2019 uitgevallen vanwege spanningsklachten.
Het UWV heeft met ingang van 1 januari 2019 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 7 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 4 oktober 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Wel is uit zorgvuldigheid de beëindigingsdatum verschoven naar 8 oktober 2019.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 8 oktober 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk als receptioniste als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd zonder verdere informatie op te vragen bij de behandelend sector. De verzekeringsarts heeft op 3 oktober 2019 gerapporteerd dat eiseres is uitgevallen met spanningsklachten. In november 2018 is de emmer overgelopen na een conflict tussen partner en ouders. Eiseres volgt sinds juni 2019 behandeling bij de psychosomatische therapeut (1 keer per week, 1 uur). Eiseres had angst- en paniekaanvallen en ook was zij erg onzeker. Eiseres heeft baat bij de therapie. Zij gebruikt nu 75m venlafaxine en oxazepam. Zij is nu rustiger, kan normaal boodschappen doen zonder in paniek te raken en gaat steeds meer aanpakken in het huishouden. Haar zelfvertrouwen komt terug en zij heeft nu geen angst- of paniekaanvallen meer. Zij zoekt weer contact met vrienden, de relatie gaat goed en zij onderneemt weer leuke dingen met haar partner. Omdat tijdens het spreekuur en uit de anamnese en het dagverhaal geen ernstige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren blijken, acht de verzekeringsarts eiseres per 4 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt. Het ziekteproces is zodanig verbeterd dat eiseres voldoende belastbaar is om weer in de maatgevende arbeid te hervatten. Zij heeft een normale daginvulling en belastbaarheid. Zij is in staat het huishouden te runnen en voor zichzelf en voor haar kinderen te zorgen. Al met al kunnen geen ernstige belemmeringen worden geconstateerd die voorkomen dat zij de maatgevende functie kan uitvoeren. Naast haar werkweek van 24 uur heeft zij voldoende ruimte om haar psychosomatische behandeling af te maken.
5.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 2 december 2019 en heeft aansluitend medisch onderzoek verricht. Er is geen informatie opgevraagd bij de behandelaars. De verzekeringsarts b&b heeft op gerapporteerd dat eiseres op 1 januari 2019 is uitgevallen in verband met spanningsklachten. Dit uitte zich in angstaanvallen, paniekaanvallen en onzekerheid, waarvoor eiseres onder behandeling is bij een psychosomatische therapeut en medicatie gebruikt. In de onderzoeksactiviteiten, te weten dossier studie, een gesprek met eiseres en observatie, is er geen nieuwe informatie naar voren gekomen. In gesprek geeft eiseres aan dat zij erg gefocust is op de angst voor het ontstaan van een paniekvaanval en dat ‘bezig zijn’ (in de tuin rommelen) afleiding geeft. Het is in de situatie van eiseres dan ook te verwachten dat terugkeer in het arbeidsproces, hoewel dit spannend voor haar kan zijn, juist bijdraagt in het herstel en een rol speelt in het ontwikkelen van zelfvertrouwen en eigenwaarde. In de maatgevende arbeid werkte eiseres drie dagen per week. Naast werken heeft zij dan ook voldoende tijd over voor therapie. Eiseres claimt nul concentratie te hebben, maar in de observatie werd dit beeld niet bevestigd. Ook vertelde eiseres dat zij in staat is auto te rijden met kinderen in de auto. De verzekeringsarts b&b kan niet anders dan concluderen dat eiseres zichzelf zeker genoeg voelt om de verantwoordelijkheid over zichzelf en haar kinderen in het verkeer te dragen, dat zij complexe taken kan uitvoeren en dat zij de aandacht en concentratie hiervoor heeft. Eiseres stelt dat haar therapeute ook van mening zou zijn ‘dat eiseres er nog niet is.’ Op grond van de richtlijn ‘geneeskundige verklaring’ mag een behandelaar echter geen geneeskundige verklaring geven (bijvoorbeeld over of iemand in staat is te werken) over de eigen patiënt. Dat dient door een onafhankelijk arts te gebeuren. Bij eiseres is het de verwachting dat arbeid hand in hand gaat met verder herstel en het bieden van afleiding van haar klachten, terwijl thuis zitten in dit stadium juist als klachten onderhoudend en anti-revaliderend gezien wordt. Eiseres wordt per 4 oktober 2019 hersteld geacht voor de maatgevende arbeid.
5.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij ten onrechte in staat wordt geacht per 8 oktober 2019 weer voor 24 uur te werken. Zij is zeker voornemens om weer te gaan werken, maar het komt nu te vroeg. Zij zou liever opbouwen in werk, in plaats van direct weer 24 uur aan de slag te moeten. Ook heeft zij tijd nodig om weer te solliciteren. Nu krijgt zij sinds oktober 2019 geen geld meer.
6.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden te oordelen dat de verzekeringsartsen haar medische situatie per 8 oktober 2019 verkeerd hebben ingeschat.
De verzekeringsartsen hebben voldoende uitgelegd waarom eiseres per die datum in staat moet worden geacht haar eigen arbeid te verrichten. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat eiseres met succes therapie volgt, dat zij nu rustiger is, dat zij normaal boodschappen kan doen zonder in paniek te raken, dat zij steeds meer gaat aanpakken in het huishouden, dat haar zelfvertrouwen terugkomt en dat zij nu geen angst- of paniekaanvallen meer heeft, dat zij aan het verkeer kan deelnemen, dat zij weer contact met vrienden zoekt, dat de relatie gaat goed en dat zij weer leuke dingen onderneemt met haar partner.
Eiseres heeft niet heel concreet uitgelegd er volgens haar niet klopt aan de medische beoordeling. Ook heeft zij geen medische stukken overgelegd waaruit zou blijken dat haar medische situatie verkeerd zou zijn weergegeven in de rapporten van de verzekeringsartsen.
Dat het oordeel van arbeidsgeschiktheid ‘te vroeg’ komt, zoals eiseres heeft aangevoerd, omdat zij graag meer tijd zou hebben om te solliciteren en rustig op te bouwen met behoud van een ZW-uitkering, kan de rechtbank vanuit haar perspectief begrijpen, maar dit argument kan niet leiden tot voortzetting van de ZW-uitkering. De wetgeving biedt daar geen ruimte voor.
De rechtbank acht het invoelbaar dat het lastig is voor eiseres om te horen dat zij weer aan het werk kan. Maar haar eigen ervaringen zijn onvoldoende voor de rechtbank om te zeggen dat de verzekeringsartsen de objectieve medische situatie niet goed hebben ingeschat.
7.
Conclusie
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt van de rechtbank.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 3 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.