In deze zaak heeft eiseres, een receptioniste, beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV om haar Ziektewet-uitkering per 8 oktober 2019 te beëindigen. Eiseres was sinds 1 januari 2019 uitgevallen door spanningsklachten en had een ZW-uitkering ontvangen. Het UWV had haar hersteld verklaard en de uitkering beëindigd op basis van rapportages van verzekeringsartsen. Tijdens de zitting op 22 september 2020 was eiseres niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van het UWV, mr. M.B.A. van Grinsven, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapportages van de verzekeringsartsen. Deze artsen concludeerden dat eiseres per 4 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt was, gezien haar verbeterde toestand en de therapie die zij volgde. Eiseres had geen ernstige beperkingen meer en was in staat om haar dagelijkse leven te leiden, inclusief het uitvoeren van huishoudelijke taken en het onderhouden van sociale contacten.
Eiseres voerde aan dat het te vroeg was om weer 24 uur per week te werken en dat zij meer tijd nodig had om te solliciteren. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen haar situatie correct hadden ingeschat en dat er geen medische onderbouwing was voor haar claims. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé en is openbaar gemaakt op 3 november 2020.