ECLI:NL:RBZWB:2020:5480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
02/222446-20 en 96/110650-20 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing door vuurwerk in brievenbus met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en rijden onder invloed van amfetamine

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2020, stond de verdachte terecht voor twee parketnummers. Het eerste parketnummer betreft een ontploffing die op 15 september 2019 plaatsvond in Nieuwerkerk, waar de verdachte vuurwerk door de brievenbus van de woning van zijn buurvrouw gooide. Dit leidde tot gevaar voor de inboedel en mogelijk zwaar lichamelijk letsel voor de buurvrouw en haar vierjarige dochter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor bedreiging, maar wel voor het veroorzaken van de ontploffing, waarbij de deurmat van de buurvrouw beschadigd raakte. De verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging, omdat de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een bedreiging in de zin van de wet.

Het tweede parketnummer betreft het rijden onder invloed van amfetamine op 3 december 2019. De verdachte had een bloedtest ondergaan die aantoonde dat hij boven de wettelijke limiet zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, een taakstraf van 120 uren, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de materiële en immateriële schade die was ontstaan door zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/222446-19 en 96/110650-20 (ttz gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. J.J. Jansen, advocaat te Kapelle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op de zitting is de zaak met parketnummer 96/110650-20 gevoegd. Tevens is de vordering behandeld van de benadeelde partij [naam 1] .

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 02/222446-19, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 september 2019 een ontploffing heeft veroorzaakt door zwaar vuurwerk in de brievenbus van zijn buurvrouw te gooien waardoor gevaar is ontstaan voor personen en/of goederen, danwel dat hij de deurmat heeft beschadigd. Voorts zou verdachte diezelfde dag zijn buurvrouw hebben bedreigd.
In de zaak met parketnummer 96/110650-20 wordt verdachte verweten dat hij op 3 december 2019 onder invloed van amfetamine auto heeft gereden.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02/222446-19 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vuurwerk door de brievenbus van aangeefster heeft gegooid en dat daarvan levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Voorts acht zij bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd door het gooien van vuurwerk in haar voortuin. Volgens de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van de woordelijke bedreiging van zijn buurvrouw, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit. De officier van justitie acht het onder parketnummer 96/110650-20 tenlastegelegde eveneens bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair (parketnummer 02/222446-19), omdat niet gesteld kan worden dat levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te voorzien was. Slechts de subsidiair ten laste gelegde beschadiging van de deurmat kan worden bewezen. Voorts heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat verdachte niet ontkent dat hij onder invloed heeft gereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02/222446-19
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte op 15 september 2019 aangestoken vuurwerk heeft gegooid in de voortuin van zijn buurvrouw [naam 1] . Anders dan door de officier van justitie is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden aangemerkt als een bedreiging zoals tenlastegelegd. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gooien van afgestoken vuurwerk in de tuin niet van dien aard is dat daardoor bij aangeefster [naam 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, evenmin bewezen dat verdachte de tenlastegelegde bedreigende bewoordingen heeft geuit en daarmee aldus aangeefster heeft bedreigd. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal van feit 2 vrijspreken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1 primair van parketnummer 02/222446-19
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II van oordeel dat vaststaat dat verdachte een zogeheten flash banger van het merk Triplex, type Black Widow, zijnde professioneel knalvuurwerk, heeft aangestoken en door de brievenbus van de woning van zijn buurvrouw heeft gegooid en dat dat vuurwerk daar een ontploffing heeft veroorzaakt.
Gemeen gevaar voor de inboedel
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de inboedel te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu in de woning de deurmat is beschadigd. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van dat deel van de tenlastelegging. Dat specifiek gevaar voor de woning te duchten was, volgt niet uit het dossier. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Levensgevaar
Om het levensgevaar voor een ander of anderen als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (Hoge Raad 17 februari 2009, NJ 2009, 120, LJN BG1653). De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Het in een woning tot ontploffing brengen van een stuk knalvuurwerk Triplex Black Widow op de wijze zoals in de onderhavige zaak is geschied, kan weliswaar zeer ernstige gevolgen hebben, maar brengt niet zonder meer als voorzienbaar risico met zich dat een persoon daardoor komt te overlijden. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht wel bewezen dat door het handelen van verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was en acht daartoe het volgende van belang.
Uit de aangifte blijkt dat aangeefster en haar vierjarige dochter thuis waren ten tijde van het feit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat zijn buurvrouw en haar dochtertje in de woning aanwezig waren. Verdachte wist niet wat er achter de voordeur was, maar hij stelt dat hij door de voorruit kon zien dat er niemand liep. Verdachte heeft ook verklaard dat hij niet wist hoe laat zijn buurmeisje op bed lag.
Uit het explosievenonderzoek dat het NFI aan de resten van het projectiel dat in de woning van aangeefster is ontploft heeft verricht, blijkt dat het om (professioneel) vuurwerk gaat dat bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het stoppen van een aangestoken brandend stuk van dergelijk professioneel knalvuurwerk in de brievenbus van een woning, in de wetenschap dat de bewoners op dat moment in de woning aanwezig zijn, het naar algemene ervaringsregels voorzienbare risico met zich mee dat een persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het, mede gelet op het tijdstip waarop verdachte het vuurwerk naar binnen heeft gegooid (rond acht uur in de avond) zonder meer te verwachten was dat zich iemand, aangeefster en/of haar vierjarige dochter, in de nabijheid van de voordeur zou bevinden, al dan niet om gebruik te maken van de zich achter de voordeur bevindende trap of hal. Ook neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat ieder jaar in de media uitgebreid wordt gewaarschuwd voor de gevaren van vuurwerk. Het is dan ook een feit van algemene bekendheid dat het onjuist gebruik of afsteken van vuurwerk desastreuze gevolgen kan hebben, zoals het moeten missen van vingers en ledematen, en blijvende schade aan oren en ogen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, op de wijze zoals hierna is omschreven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/222446-19
1. primair
op 15 september 2019 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door aangestoken en brandend
vuurwerk door een brievenbus in een woning te gooien, en daarvan gemeen gevaar voor de inboedel, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [naam 1] en haar dochter [naam 2] te duchten was;
Parketnummer 96/110650-20
op 3 december 2019 te Kats, gemeente Noord-Beveland een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 83 microgram Amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof
vermelde grenswaarde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van parketnummer 02/222446-19 feit 1 primair en feit 2 en parketnummer 96/110650-20 aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd voor de duur van twee jaar met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht en een behandelverplichting indien de reclassering dit noodzakelijk acht. Voorts dient ten aanzien van het onder parketnummer 96/110650-20 tenlastegelegde feit een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen te worden opgelegd voor de duur van één jaar met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij GGZ Emergis en FZZ. De verdediging heeft voorts namens verdachte verzocht rekening te houden met het werk van verdachte waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 15 september 2019 een ontploffing veroorzaakt in een woning door aangestoken brandend vuurwerk door de brievenbus naar binnen te gooien. Terwijl de aanleiding voor het plegen van dit strafbare feit gering was, waren de gevolgen daarvan groot. De ontploffing veroorzaakte een enorme knal en heeft schade berokkend aan de deurmat. Ten tijde van de ontploffing bevonden zich twee personen in de woning, aangeefster en haar vierjarige dochter. Zij zijn door het handelen van verdachte in hun eigen woning in gevaar gebracht, terwijl een woning juist de plek is waar mensen zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Bovendien heeft het bij hen voor angst gezorgd, die langere tijd heeft geduurd. Naast de gevolgen voor de slachtoffers doet een dergelijk ernstig feit ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte op 3 december 2019 onder invloed van amfetamine in een auto gereden. Verdachte heeft daarmee de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Volgens zijn strafblad van 9 september 2020 is verdachte al meerdere malen met justitie in aanraking gekomen wegens rijden onder invloed. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte had beter moeten weten.
Verder houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte, zoals deze blijkt uit het over verdachte opgemaakte Voortgangsverslag toezicht Emergis van 1 oktober 2020 en het (ongedateerde) Reclasseringsadvies. Hieruit blijkt dat de Reclassering een (deels) voorwaardelijke straf adviseert met hieraan reclasseringscontact gekoppeld en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling bij Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener en voortzetting van de reeds gestarte ambulante behandeling bij GGZ Emergis FACT. Voorts blijkt uit het Reclasseringsadvies dat verdachte baat heeft bij werkhervatting, wat bijdraagt aan het voorkomen van recidive, en dat verdachte voor zijn werk zijn rijbewijs nodig heeft.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte in aanmerking dat verdachte door zijn houding op zitting blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Ook is het contact met zijn buurvrouw enigszins genormaliseerd en hebben zich sinds 15 september 2019 geen nieuwe incidenten voorgedaan. Voorts werkt verdachte goed mee aan de reeds opgestarte reclasseringscontacten en behandeling.
De rechtbank ziet geen aanleiding de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De officier van justitie is bij haar eis mede uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 2, terwijl de rechtbank verdachte van dat feit vrijspreekt. Desondanks doet de door de officier van justitie gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom aan verdachte een hogere straf opleggen dan geëist. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken. De ernst van het veroorzaken van een ontploffing in een woning rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet op grond van de over verdachte opgemaakte rapportages echter aanleiding om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij acht wel een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden en zij zal aan het voorwaardelijke strafdeel de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden verbinden. Vanwege de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw is verzocht. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsmede een werkstraf van 120 uren passend en geboden. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de werkstraf rekening gehouden met de belastbaarheid van verdachte in verband met het kunnen behouden van zijn werk.
Voorts zal aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen worden opgelegd voor de duur van één jaar met een proeftijd voor de duur van twee jaren. De rechtbank merkt op dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen passend zou zijn, maar dat zij rekening houdt met het Reclasseringsadvies waaruit blijkt dat het werk van verdachte bijdraagt aan het voorkomen van recidive en dat verdachte daarvoor zijn rijbewijs nodig heeft.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 1.034,99 voor feit 1 en 2, bestaande uit een bedrag van € 34,99 in verband met materiële schade en € 1000,- aan immateriële schade, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 784,99 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 34,99 ter zake van materiële schade en € 750,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk daarvoor.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 15 september 2019.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak t.a.v. parketnummer 02/222446-19 feit 2
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/222446-19 tenlastegelegde feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 02/222446-19 ten laste gelegde feit 1 primair en onder parketnummer 96/110650-20 tenlastegelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/222446-19
feit 1 primair:Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
parketnummer 96/110650-20:
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 primair parketnummer 02/222446-19 en parketnummer 96/110650-20:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Emergis Verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33 e, 4337 EA te Middelburg, zal melden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaar en/of de reclassering dat nodig vindt en dat verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* dat verdachte de behandeling bij GGZ Emergis FACT continueert, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaar en/of de reclassering dat nodig vindt en dat verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Strafoplegging t.a.v. parketnummer 96/110650-20:
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het bevel voorlopige hechtenis dat op 18 september 2019 reeds werd geschorst.
Benadeelde partijen t.a.v. feit 1 van parketnummer 02/222446-19:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] een bedrag van
€ 784,99, waarvan € 34,99 ter zake van materiële schade en € 750,- ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] (feit 1, parketnummer 02/222446-19), € 784,99 te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, en mrs. I.M. Josten. en W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 oktober 2020.
mr. Josten en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I: De tenlastelegging

Parketnummer 02/222446-19
1.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door aangestoken en/of brandend (zwaar)
vuurwerk door een brievenbus in een woning te gooien, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [naam 1] en haar dochter [naam 2] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland
opzettelijk en wederrechtelijk een deurmat, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland
[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Het is dat [naam 2] thuis is anders had ik haar wel wat aangedaan en ik ben er nog niet klaar mee" (welke bedreiging die [naam 1] via [naam 3] ter ore is gekomen) en/of door het gooien van aangestoken vuurwerk in de tuin van die [naam 1] ;
Parketnummer 96/110650-20
hij op of omstreeks 3 december 2019 te Kats, gemeente Noord-Beveland een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 83 microgram Amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof
vermelde grenswaarde.

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 van parketnummer 02/222446-19:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Oosterscheldebekken, Registratienummer : PL2000-2019221877, d.d. 18 november 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 84.
het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] d.d. 15 september 2019, pagina 8 t/m 10 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven;
Ik woon samen met mijn vierjarige dochter [naam 2] in de huurwoning [adres] , gemeente Schouwen-Duiveland. Vandaag om 19.30 uur heb ik [naam 2] op bed gelegd. Ongeveer een kwartier later werd er vuurwerk in de voortuin afgestoken. Enkele minuten later hoorde ik een enorme knal in de hal van mijn woning. In de hal zag ik de resten van vuurwerk liggen. Ik zag dat de mat bij de voordeur deels zwarte verbrand en gesmolten was
.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2019, pagina 5 t/m 6 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte gaf toestemming om zijn woning binnen te komen, zodat hij het vuurwerk kon laten zien. In de bijkeuken lag op de vensterbank een aangebroken doos met knalvuurwerk van het merk Triplex. Op de zijkant van de verpakking stond 'Black Widdow'. Er zaten nog 11 stuks knalvuurwerk in de verpakking, van Poolse makerij. Dit vuurwerk werd inbeslaggenomen.
het proces-verbaal van bevindingen, pagina 32 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven;
Op vrijdag 20 september 2019 is aanvullend onderzoek verricht met betrekking tot de gevaarzetting naar aanleiding van het vuurwerk dat door de brievenbus van de voordeur van de aangeefster is gegooid. Direct naast de voordeur hangt een gordijn direct achter de voordeur ligt een deurmat waar het vuurwerk op terecht is gekomen. Direct rechts begint de gestoffeerde trap. Naast de genoemde goederen waren er nog enkele losse brandbare goederen in de directe omgeving van de voordeur aanwezig.
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pagina 68 t/m 71 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de door mij onderzochte partij bestond uit 11 stuks Black Widdow van het merk Triplex. Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort knalvuurwerk (banger/flashbanger). Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk
.
het rapport van het NFI d.d. 11 april 2020, Explosievenonderzoek naar aanleiding van een ontploffing in de hal van een woning in Nieuwerkerk op 15 september 2019, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het vuurwerk is bestemd voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte. In de hal is een flash banger van het merk Triplex ontploft
.
verhoor van verdachte d.d. 16 september 2020, pagina 48 t/m 51 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven;
Ik heb inderdaad vuurwerk door de brievenbus gedaan. Ik heb deze buiten aangestoken en toen via de brievenbus naar beneden op de mat gegooid.
Gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 96/110650-20:
Ten aanzien van dit feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. Daarom kan op grond van de wet worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Oosterscheldebekken, PV-nummer 019291055-1, d.d. 4 december 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 22.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 oktober 2020, in onderling verband en samenhang bezien met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring op 4 december 2019, proces-verbaal verhoor verdachte pagina 6 t/m 8 van voornoemd eindproces-verbaal;
het proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 3 t/m 4, met bijbehorende bijlagen, van voornoemd eindproces-verbaal, in het bijzonder het rapport van Eurofins Forensics d.d. 10 december 2019, pagina 15 t/m 17 in onderling verband en samenhang bezien met de aanvraag toxicologisch onderzoek, pagina 9 van voornoemd eindproces-verbaal.