ECLI:NL:RBZWB:2020:5478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
02/243246-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met vrachtwagenchauffeur en zwaar lichamelijk letsel voor slachtoffers

Op 22 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur, die op 14 oktober 2017 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de N258 in Terneuzen. De verdachte, die als beroepschauffeur werkzaam was, heeft tijdens duisternis een bijzondere manoeuvre uitgevoerd door zijn vrachtwagen te keren op een autoweg, zonder voldoende zicht op het achteropkomende verkeer. Dit leidde tot een botsing met een personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1], waarbij zowel hij als zijn bijrijder, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van roekeloosheid, maar legde hem wel een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden op. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn beroep, een grotere verantwoordelijkheid had in het verkeer en dat de gevolgen voor de slachtoffers zwaar waren. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdediging pleitte voor rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-243246-18
vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2020. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Van den Oever, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een vrachtwagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt dan wel gevaarlijk weggedrag heeft vertoond dan wel op een autoweg is gekeerd, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar gewond zijn geraakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten het door zijn schuld veroorzaken van een verkeersongeval waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Verdachte is met zijn vrachtwagen, waarbij het stuur aan de rechterkant zat, aan de rechterkant van de weg gestopt om een telefoongesprek te voeren. Daarna wilde hij optrekken, waarbij hij in beide spiegels heeft gekeken en naar links is gekomen. Toen hij voor de tweede keer in de linkerspiegel keek, zag hij een stel koplampen met grote snelheid naderen. De reden achter de onjuist afgestelde linkerspiegel moet mogelijk gezocht worden in de botsing van het voertuig van [slachtoffer 1] met de vrachtwagen van verdachte. Gelet op deze omstandigheden is enkel sprake geweest van een inschattingsfout, een moment van onoplettendheid en een enkele verkeersovertreding is onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Dat verdachte zijn weg wilde vervolgen en niet wilde keren op de weg, wordt bevestigd door de tachograaf en de plek waar de vrachtwagen door [slachtoffer 1] geraakt is.
Gelet op het vorenstaande betwist de verdediging eveneens dat verdachte gevaarlijk heeft gereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW en overweegt daartoe het volgende. Verdachte, een beroepschauffeur, was bezig een bijzondere manoeuvre uit te voeren, te weten keren op autoweg N258/de Langeweg waar een maximumsnelheid geldt van 100 kilometer per uur. De rechtbank baseert zich hiervoor op de verklaringen van de getuigen in samenhang met de bevindingen uit het forensisch onderzoek verkeersdelict. Dat verdachte niet wilde keren maar zijn weg wilde vervolgen na langs de weg stilgestaan te hebben, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit strookt niet met de verklaringen van verschillende getuigen en evenmin met de gegevens die ontleend zijn aan de tachograaf. Uit de tachograaf blijkt dat verdachte kort voorafgaand aan het ongeval in het geheel niet heeft stilgestaan.
Verdachte heeft dus op een plaats waar dit verboden was en bovendien in het donker, op een weg zonder verlichting zijn vrachtwagen willen keren. Dit deed hij bovendien terwijl zijn linker buitenspiegel niet goed stond afgesteld, waardoor het verkeer achter hem niet zichtbaar was. Het door de verdediging geschetste scenario dat de reden dat de spiegel niet goed afgesteld stond, door de botsing met de personenauto kwam, acht de rechtbank niet aannemelijk. Zij neemt daarbij de foto’s op pagina 47 van het eindproces-verbaal als uitgangspunt. Hieruit blijkt dat de botsing op de linkerpunt en linkervoorwiel van de vrachtwagen zijn uitwerking heeft gehad. De linkerspiegel bevond zich op een zodanige afstand van dat impactpunt, dat het voor de rechtbank niet aannemelijk is dat de spiegel door de botsing anders is komen te staan. Dit wordt ondersteund door de conclusie uit forensisch onderzoek dat deze spiegel onbeschadigd was.
Tijdens het keren van zijn vrachtwagen vanaf de naast de weg gelegen vluchtstrook/pechstrook (aangeduid met een zogenaamde wegbebakeningbord BB06 (Nood) vluchthaven = Niet parkeren of stilstaan), is de achterop komende personenauto, bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer 1] met als bijrijder [slachtoffer 2] , in botsing gekomen met de linkerzijde van de vrachtwagen van verdachte. Op grond van het bepaalde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dient een bestuurder die een bijzondere manoeuvre uitvoert, zoals keren, het overige verkeer voor te laten gaan. Verdachte heeft dit nagelaten. Dat de manoeuvre die verdachte uitvoerde ter plaatse was verboden, maakt dat op hem een nog grotere verantwoordelijkheid dan gewoonlijk rustte om zich ervan te verzekeren dat hij de bijzondere manoeuvre kon uitvoeren zonder andere verkeerdeelnemers in gevaar te brengen.
Door te handelen in de omstandigheden zoals hiervoor beschreven, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gereden danwel zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Zij overweegt dat het dossier daartoe geen aanknopingspunten biedt en zal hem dus vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Als gevolg van deze verkeersovertreding heeft er een ongeval plaatsgevonden, waardoor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 14 oktober 2017 te Terneuzen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto/trekker), daarmede rijdende over de weg, de N258/de Langeweg, welke was aangeduid (bord G3 van bijlage 1) als een autoweg, en gemarkeerd met doorgetrokken strepen,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
tijdens duisternis en terwijl er geen wegverlichting op die weg aanwezig was, en hij onvoldoende zicht op zich links naast hem en achterliggend en achteropkomend verkeer had,
- onvoldoende acht te slaan op het zich dicht achter/naast hem, verdachte, bevindende en naderende verkeer te weten: personenauto bestuurd door [slachtoffer 1] dat gebruik maakte van die autoweg en
- zijn voertuig op die weg - waar dat niet was toegestaan -, te keren, en zijn wagen daarbij dwars op de weg, te plaatsen en te bewegen, en
- is gaan keren vanaf de naast die weg gelegen vluchtstrook/pechstrook (aangeduid met een zogenaamde wegbebakeningbord BB06 (Nood) vluchthaven = Niet parkeren of stilstaan) zonder die bestuurder van een personenauto voor te laten gaan,
waardoor het door hem bestuurde voertuig in botsing is gekomen met die personenauto, waardoor de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer 1] ) en waardoor de inzittende van die personenauto (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel,
te weten een gescheurd borstbeen, gekneusde ribben, een gekneusde enkel, overal blauwe plekken en diverse schaafwonden ( [slachtoffer 1] ) en gebroken ribben, een gebroken borstbeen, een gebroken rechter bovenarm, een gecompliceerde bovenbeenbreuk rechts, een gebroken linker pols en een ontzet duimgewricht ( [slachtoffer 2] ),
werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de periode van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij enige bewezenverklaring wordt verzocht rekening te houden met de dagen doorgebracht in voorarrest. Ook wijst de verdediging op het aanzienlijke tijdsverloop waarmee in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden en het feit dat verdachte een first offender is. Indien een geldboete wordt overwogen, dan wordt verzocht om, rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, dit zo beperkt mogelijk te houden en termijnbetaling mogelijk te maken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 14 oktober 2017, zonder goed op andere weggebruikers te letten, gaan keren op een rijbaan waar dat niet was toegestaan en terwijl hij geen zicht had op achteropkomend verkeer. Een bestuurder van een personenauto is vervolgens tegen de vrachtwagen van verdachte gebotst. Als gevolg van dit ongeval heeft de bestuurder, de heer [slachtoffer 1] , en zijn vrouw, mevrouw [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden opgelegd.
De rechtbank laat bij het bepalen van de strafmaat in strafverhogende zin meewegen dat verdachte een beroepschauffeur is. Dit brengt met zich mee dat hij een nog grotere verantwoordelijkheid in het verkeer heeft dan andere weggebruikers. Ook de gevolgen voor de slachtoffers weegt de rechtbank mee. Geconstateerd wordt dat verdachte geen contact met de slachtoffers heeft gezocht. Ook heeft hij geen openheid van zaken gegeven, maar is hij met een ander scenario naar voren gekomen, dat door de rechtbank als niet aannemelijk is verworpen.
Anderzijds weegt de rechtbank mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dient
de rechtbank rekening te houden met het tijdsverloop tussen de dag van het ongeval en het wijzen van dit vonnis. Het ongeval heeft meer dan drie jaren geleden plaatsgevonden. De rechtbank stelt ook vast dat het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn met één jaar is geschonden.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag, en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 oktober 2020.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Primair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2017 te Terneuzen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto/trekker), daarmede rijdende over de weg, de N258/de Langeweg, welke was aangeduid (bord G3 van bijlage 1) als een autoweg, en gemarkeerd met doorgetrokken strepen,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
tijdens duisternis en mist en terwijl er geen wegverlichting op die weg aanwezig was, en hij geen, althans onvoldoende zicht op zich (links) naast hem en achterliggend en achteropkomend verkeer had,
- onvoldoende acht te slaan op het overige verkeer, in elk geval onvoldoende acht te slaan op het zich dicht achter/naast hem, verdachte, bevindende en/of naderende verkeer (te weten: personenauto bestuurd door [slachtoffer 1] ) dat gebruik maakte van die autoweg en
- zijn voertuig op die weg - waar dat niet was toegestaan -, te keren, althans te gaan keren en zijn wagen daarbij dwars over/op de weg, beide rijbanen en de doorgetrokken strepen te plaatsen en te bewegen, en
- stil te staan op het moment dat de bestuurder van die personenauto het punt waar hij, verdachte, keerde, althans ging keren en/of stilstond reeds had bereikt, althans op korte afstand was genaderd, en/of
- is weggereden en/of gaan keren (vanaf de naast die weg gelegen vluchtstrook/pechstrook (aangeduid met een zogenaamde wegbebakeningbord BB06 (Nood) vluchthaven = Niet parkeren of stilstaan)) zonder die (bestuurder van een) personenauto voor te laten gaan;
waardoor het door hem bestuurde voertuig in botsing, althans in aanrijding, is gekomen met die personenauto, waardoor de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer 1] ) en/of waardoor de inzittende van die personenauto (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel,
te weten
een gescheurd borstbeen, gekneusde ribben, een gekneusde enkel, overal blauwe plekken en diverse schaafwonden ( [slachtoffer 1] ) en
gebroken ribben, een gebroken borstbeen, een gebroken rechter bovenarm, een gecompliceerde bovenbeenbreuk rechts, een gebroken linker pols en een ontzet duimgewricht ( [slachtoffer 1] ),
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 14 oktober 2017 te Terneuzen als bestuurder van een voertuig (vrachtauto/trekker), daarmee rijdende op de weg, de N258/de Langeweg, welke was aangeduid (bord G3 van
bijlage 1) als een autoweg, en toen, tijdens duisternis en terwijl er geen wegverlichting op die weg aanwezig was,
- onvoldoende acht heeft geslagen op het overige verkeer, in elk geval onvoldoende acht heeft geslagen op het zich dicht achter/naast hem, verdachte, bevindende en/of naderende verkeer (personenauto) dat gebruik maakte van die autoweg en/of
- zijn voertuig op die weg, te keren, althans te gaan keren en/of heeft stilgestaan op het moment dat de bestuurder van een personenauto het punt waar hij, verdachte, keerde, althans ging keren en/of stilstond reeds had bereikt, althans op korte afstand was genaderd, en/of
- Is weggereden en/of gaan keren vanaf de naast die weg gelegen vluchtstrook/pechstrook (aangeduid met een zogenaamde wegbebakeningbord BB06 (Nood) vluchthaven = Niet parkeren of
stilstaan) zonder een (bestuurder van een) personenauto voor te laten gaan;
in botsing, althans in aanrijding, is gekomen met een aldaar op diezelfde weg rijdende personenauto
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2017 te Axel, gemeente Terneuzen als bestuurder van een vrachtauto op de voor het openbaar verkeer openstaande, als zodanig aangeduide autoweg, de N258 (de Langeweg),
- met dat voertuig is gekeerd, althans is gaan keren, en/of
- met dat voertuig stilstond, althans is gaan stilstaan,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017248575-1 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 116.
Het proces-verbaal van aanrijding, pagina 2 tot en met 7 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum : 14 oktober 2017
Omstreeks : 23:31 uur
Locatienaam : N258 - Langeweg
Gemeente : Terneuzen
Soort weg : een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Bebouwde kom : Buiten
Lichtgesteldheid : Duisternis
Maatregelen ter plaatse : autoweg
Maximum snelheid : 100 km per uur
Vermoedelijke toedracht
Trekker (vrachtauto) reed tijdens duisternis over de N258, aangeduid als autoweg) ter
hoogte van HM paal 5.8, komende vanuit de richting Axel, rijdend in de richting van Hulst
en wilde zijn voertuig keren met gebruikmaking van een ter plaatse langs de rijbaan
gelegen nood-vluchthaven.
Personenauto reed eveneens over de N258, komende uit de richting van Axel, rijdende in de
richting van Hulst. Juist toen de personenauto ter hoogte van die trekker reed, zette de
trekkerbestuurder zijn keermanoeuvre in, waardoor de personenauto tegen de linker zijkant
van de trekker ter hoogte van diens vooras botste.
De beide inzittenden van de personenauto, een ouder echtpaar, raakten gewond, de vrouw
vrij ernstig, de man minder ernstig, maar beiden met een langdurige herstelperiode.
Beiden werden in het ziekenhuis opgenomen.
De personenauto raakte ten gevolge van dit ongeval total-loss. De vrachtauto liep eveneens schade op.
Pagina 3:
Uit onderzoek is gebleken dat het een nieuwe Volvo-trekker betrof met besturing aan de
rechterzijde.
Uit het onderzoek is gebleken dat de linkerspiegel van de trekker niet correct stond
afgesteld waardoor de trekkerbestuurder bij het keren c.q. wegrijden geen- danwel
onvoldoende zicht had op het links naast en links schuin achter hem gelegen weggedeelte.
Pagina 4:
Betrokken 1
Vrachtauto [kenteken 1] , bestuurder [verdachte]
Pagina 5:
Betrokken 2
Personenauto [kenteken 2] Ford C-max , bestuurder [slachtoffer 1]
Pagina 7:
Betrokken 5
[slachtoffer 2]
Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 1] , pagina 109 en 110 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoe gaat het momenteel met u?
A: Ik ben herstellende. Ik ben inmiddels weer thuis en ken met hulp van anderen wel weer voor mezelf zorgen.
V: Wat zijn de verwondingen die u bij het ongeval heeft opgelopen?
A: Gescheurd borstbeen, gekneusde ribben, gekneusde enkel, overal blauwe plekken en diverse schaafwonden. Ik kan niet tillen en moet rustig blijven. Ik kan wel lopen. Het herstel zal volgens de dokter minstens zes weken duren.
Pagina 110:
V: Vertel eens hoe het ongeval gebeurd is?
A: We reden over de Kinderdijk en daarna op de Langeweg richting Hulst. Het was heel rustig. Achter mij zag ik geen verkeer. Voor mij zag ik in de verte koplampen in de buurt van Absdale. Ik reed ongeveer 95/100 km/u. Opeens stond die trekker voor mij op de weg. Ik heb absoluut geen verlichting of reflectie van de vrachtauto gezien. Het was zo plotseling dat ik niets meer kon doen. Ik weet niet of ik nog geremd heb. De auto was er opeens. Mijn vrouw zat naast mij. Het was droog weer.
Het geschrift d.d. 21 november 2017, te weten een letselbeschrijving door forensisch geneeskundige J. Vrencken, pagina 85 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 oktober 2017 was
NAAM [slachtoffer 1]
GEB. DATUM [geboortedag] 1937
betrokken bij een verkeersongeval.
Het bleek te gaan om een botbreuk van het borstbeen. Er mag een volledige genezing verwacht worden met een daarbij passend arbeidsverzuim
van 6 weken tot 3 maanden.
Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 2] , pagina 112 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn man reed met een normale snelheid, hij rijdt nooit te hard. We reden over de Langeweg richting Hulst. Mijn man had de normale verlichting van onze auto ingeschakeld. Opeens kwam er iets als in een flits van rechts. Direct volgde er een grote klap en daarna weet ik niets meer. Ik ben eerst naar het ziekenhuis in Rotterdam gebracht, daar ben ik geopereerd en heb daar zes dagen gelegen. Daarna ben ik overgebracht naar het ziekenhuis in Terneuzen. Ik moet sowieso zes weken plat blijven liggen. Het letsel wat ik ten gevolge van het ongeval heb opgelopen: gebroken ribben, gebroken borstbeen, rechter bovenarm gebroken, gecompliceerde bovenbeenbreuk rechts, linker pols gebroken, duimgewricht ontzet.
Het geschrift d.d. 14 februari 2018, te weten een letselbeschrijving door forensisch geneeskundige E.M. Bakker, pagina 86 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14-10-2017 was
NAAM : [slachtoffer 2]
GEB. DATUM : [geboortedag] 1938
als slachtoffer betrokken bij een verkeersongeval.
De letsels bestonden uit meerdere ribbreuken (meer dan 10) een gebroken borstbeen, een kneuzing van de linker long, een gebroken rechter bovenbeen, een
gebroken rechter bovenarm en een gebroken middenhandsbot van de linker duim. De beenbreuk en armbreuk zijn operatief behandeld. Op 20-10-2017 werd patiënte teruggeplaatst naar het ziekenhuis in Terneuzen. Op 25-10-2017 werd betrokkene overgeplaatst naar een revalidatiekliniek. Vanaf 22-01-2018 mag patiënte voorzichtig de arm en het been gaan belasten. Er is nog geen eindstadium bereikt.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 94 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 14 oktober 2017 omstreeks 23.30 uur reden we als groepje fietsers over de parallelweg langs de Langeweg..... Ik zag dat over de hoofdrijbaan van de Langeweg ons een vrachtauto naderde. Ik zag dat die vrachtauto de verlichting van zijn koplampen voerde. Ik zag dat die vrachtauto snelheid minderde en op de rijbaan ging keren. Ik zag dat die vrachtauto tijdens die manoeuvre dwars op de weg stond. Ik zag dat er vanuit de richting Axel een personenauto naderde, die zonder snelheid te verminderen tegen die vrachtauto reed.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 95 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 14 oktober 2017, omstreeks 23:30 uur, fietste ik op het fietspad dat parallel loopt aan de N258 tussen Hulst en Axel. Ik zag een witte vrachtwagen zonder oplegger stilstaan op de rijbaan van de N258. Ik zag dat de vrachtwagen met zijn voorkant in de richting van Hulst stond. Ik zag dat de vrachtwagen een manoeuvre maakte waarbij de vrachtwagen overdwars op de weg kwam te staan. Ik zag dat er vanuit Axel een personenauto aan kwam rijden. Ik zag dat de personenauto op de goede weghelft reed. Ik zag dat de personenauto de vrachtwagen, die nog steeds overdwars op de weg stond, naderde op volle snelheid. Ik schat dat de personenauto met een snelheid van 100 kilometer per uur reed. Ik zag de personenauto niet afremde. Ik zag de personenauto met volle snelheid tegen de vrachtwagen aan reed.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 103 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de vrachtwagen met zijn voorkant in de richting van Hulst stond. Ik zag dat de vrachtwagen een manoeuvre maakte waarbij de vrachtwagen overdwars op de weg kwam te staan.
Het proces-verbaal van Forensisch Onderzoek Verkeersdelict, pagina 18 tot en met 57 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pagina 22:
Topografisch overzicht.
Pagina 23:
Foto’s wegsituatie.
Pagina 24:
Ik zag dat:
• het verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Langeweg (N258), nabij hectometerpaal 5.8, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde kom van Axel, gemeente Terneuzen,
• de Langeweg (N258) op de plaats van het ongeval een recht wegverloop had;
• de Langeweg (N258) terplaatse aan de zuidzijde was voorzien van een vluchthaven (pechstrook),
Ik stelde vast dat op de Langeweg (N258), de volgende bebording aanwezig was;
• een bord G3 Autoweg; uitgevoerd volgens de modellen van de Bijlage 1 van het RW 1990,
  • de maximum snelheid voor bestuurder van de personenauto derhalve 100 km/h en voor de bestuurder van de bedrijfsauto 80 km/u bedroeg,
  • een wegbebakeningbord BB06 (Nood) vluchthaven; Niet parkeren of stilstaan.
Ik stelde vast dat er, ten tijde van dit ongeval geen afwijkende verkeersmaatregelen van kracht waren.
Ik zag ten tijde van dit onderzoek ter plaatse van het ongeval, dat het wegdek van de Langeweg (N258) verhard was en droog was.
Ik stelde vast dat het op het moment van de aanrijding nacht was, als bedoeld in artikel 1 van het RW 1990.
Ik zag dat het tijdens mijn onderzoek ter plaatse helder en droog was.
Pagina 25:
Foto’s ongevalsituatie.
Pagina 28, 39 tot en met 45:
Foto’s personenauto.
Pagina 31, 34 tot en met 39:
Foto’s vrachtwagen. De linker buitenspiegel en dodehoekspiegel waren aanwezig en onbeschadigd.
Pagina 51:
Door mij werden de standen en de daarbij behorende gezichtsvelden van de spiegels van het voertuig gecontroleerd. Ik zag dat:
de spiegels aan de linkerzijde van het voertuig niet juist afgesteld stonden, waardoor de daarbij behorende gezichtsvelden niet voldeden aan de juiste afmetingen.
• de spiegels aan de rechterzijde van het voertuig wel juist afgesteld stonden, waardoor de daarbij behorende gezichtsvelden vermoedelijk wel voldeden aan de juiste afmetingen.
Pagina 53:
Onderzoek ritregistratie (Tachograaf)
Hierin is te zien dat deze betrokken bestuurder zijn bedrijfsauto van ca 76 km/u naar ca 45 km/h snelheid mindert en daarna weer snelheid vermeerderd naar maximaal 76 km/u, daarna een constante vertraging plaatsvind naar 3 km/h waarna een sterke vertraging optreed naar 1 km/h. Vervolgens wordt kort geremd waarna een sterke vertraging plaatsvind tot 0 = eindpositie.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat vlak voor het ongeval de snelheid sterk verminderd werd naar ca 3 km/h, en dat de bedrijfsauto tijdens het ongeval ca 3 km/h heeft gereden.
Pagina 55:
Oorzaak
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese mens stelde ik vast dat:
• de bestuurder van de bedrijfsauto snelheid verminderend, gezien de plaats ongeval, vermoedelijk de vluchthaven is opgereden en daar zijn snelheid verder heeft laten afnemen tot ca 3 km/h.
• de bestuurder van de bedrijfsauto zijn voertuig rijdend, tegen de wijzers van de klok in, draaide vanaf de vluchthaven,
• de bestuurder van de personenauto vermoedelijk tijdens de botsing een snelheid had van ca 80 km/h, en de kerende bedrijfsauto niet kon ontwijken,
• bij dit onderzoek uit niets was gebleken, dat een ander dan de in dit proces-verbaal genoemde betrokkenen, het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben;
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese voertuig stelde ik vast dat:
• voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, aan de personenauto geen gebreken c.q. omstandigheden aanwezig waren, die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben,
• bij de bedrijfsauto het stuur aan de rechterzijde was geplaatst,
• bij de bedrijfsauto de linker buitenspiegels niet goed afgesteld waren, en derhalve het achteropkomende verkeer niet zichtbaar was,
• de meeste schade bij het linker voorwiel en linker voorzijde van de cabine aanwezig was,
• hieruit kan worden afgeleid dat het voertuig tijdens de aanrijding haaks of bijna haaks op de rijbaan heeft gestaan tijdens het ongeval,
• aan de bedrijfsauto verder geen gebreken aanwezig waren, die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben,
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese omgeving stelde ik vast dat:
• het ongeval op een autoweg had plaats gevonden,
• de bedrijfsauto vanaf de vluchthaven de weg is opgereden,
• ten aanzien van de weg, het wegdek, de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen en de wegbeheerder, geen omstandigheden aanwezig waren die het ongeval veroorzaakt of mede
veroorzaakt zouden kunnen hebben.
10.1
Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 88 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
v: Wat voor werk doet u?
a: Ik ben chauffeur.