Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.E.M. Edelmann, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 25 oktober 2019, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 oktober 2020 in Breda gehouden, waar eiseres en haar vader aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het UWV, drs. S. Barto.
De rechtbank heeft de feiten en het wettelijk kader in overweging genomen, waarbij de focus lag op de medische beperkingen van eiseres en haar vermogen om met arbeid inkomsten te verwerven. Eiseres, die als tandartsassistente heeft gewerkt, is sinds 18 april 2017 uitgevallen door fysieke en psychische klachten. Het UWV heeft op basis van rapportages van verzekeringsartsen geconcludeerd dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en heeft haar WIA-uitkering per 16 april 2019 geweigerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de subjectieve klachten van eiseres niet doorslaggevend zijn voor de beoordeling van haar beperkingen. De rechtbank concludeert dat de FML van 15 april 2019 de beperkingen van eiseres adequaat weergeeft en dat de geselecteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend zijn. Eiseres is minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden, waardoor het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.