ECLI:NL:RBZWB:2020:5406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.E.M. Edelmann, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 25 oktober 2019, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 oktober 2020 in Breda gehouden, waar eiseres en haar vader aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het UWV, drs. S. Barto.

De rechtbank heeft de feiten en het wettelijk kader in overweging genomen, waarbij de focus lag op de medische beperkingen van eiseres en haar vermogen om met arbeid inkomsten te verwerven. Eiseres, die als tandartsassistente heeft gewerkt, is sinds 18 april 2017 uitgevallen door fysieke en psychische klachten. Het UWV heeft op basis van rapportages van verzekeringsartsen geconcludeerd dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en heeft haar WIA-uitkering per 16 april 2019 geweigerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de subjectieve klachten van eiseres niet doorslaggevend zijn voor de beoordeling van haar beperkingen. De rechtbank concludeert dat de FML van 15 april 2019 de beperkingen van eiseres adequaat weergeeft en dat de geselecteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend zijn. Eiseres is minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden, waardoor het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6297 WIA

uitspraak van 2 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 16 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens waren aanwezig haar vader en haar begeleidster [naam begeleidster eiseres] .
Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. S. Barto.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als tandartsassistente. Voor dat werk is zij op 18 april 2017 uitgevallen vanwege fysieke klachten (Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome (ACNES) en rugklachten) en psychische klachten.
Bij besluit van 17 april 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 16 april 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 april 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft medische informatie gevraagd bij internist [naam internist] en bij GZ-psychologe [naam psychologe] . De verzekeringsarts concludeert dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft en heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 april 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd. Hij heeft eiseres gesproken op de hoorzitting op 15 oktober 2019 en heeft aansluitend een lichamelijk onderzoek verricht. Tevens heeft hij de op de hoorzitting overgelegde medische informatie van internist [naam internist 2] , internist [naam internist 3] , chirurg [naam chirurg] , uroloog [naam uroloog] en KNO-arts [naam KNO-arts] bestudeerd.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de verzekeringsarts. De FML bevat zeer forse beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren, alsmede in dynamische en statische belastingen. Deze beperkingen passen bij de objectiveerbare stoornissen. Er is sprake van moeilijk te objectiveren klachten zoals pijn, koorts, vermoeidheid en rugklachten die lastig te kwantificeren en objectiveren zijn. De verzekeringsarts b&b wijst erop dat de subjectieve klachtenbeleving niet beslissend kan zijn bij de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd waarin de door haar gestelde klachten worden geobjectiveerd.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het een medisch geobjectiveerd gegeven is dat zij als gevolg van ACNES altijd pijn heeft. Eiseres stelt dat zij niet functioneert omdat zij na elke inspanning koorts krijgt en een paar uur moet liggen. Eiseres kan zich niet verenigen met de opgestelde FML omdat zij sterker beperkt is dan daarin is aangegeven. Zij stelt dat zij ook beperkt is op het gebied van huidcontact (vooral op haar buik) waardoor zij beperkt is op trillingsbelasting en het dragen van beschermende middelen. Zij stelt dat zij sterk beperkt is wat betreft buigen, torderen, duwen, trekken, tillen, dragen en frequent lasten hanteren en beperkt in zitten, knielen, hurken, gebogen en getordeerd actief zijn. Tenslotte stelt eiseres dat ten onrechte geen aandacht is besteed aan het feit dat ze regelmatig moet kunnen liggen. Eiseres stelt dat zij, gelet op haar beperkingen, de geduide functies niet kan verrichten.
4.3
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak de subjectieve beleving van een betrokkene van zijn klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn daarom de medisch te objectiveren beperkingen.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder ACNES, pijnklachten, rugklachten en psychische klachten. Alle beschikbare medische informatie van de behandelaars is bij de conclusies betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Uit de medische informatie die eiseres in beroep over heeft gelegd van [naam internist 2] blijkt onder meer dat zij is gestart met suppletie vitamine B12 door middel van injecties omdat mogelijk sprake is van een tekort. De verzekeringsarts b&b ziet daarin geen reden voor een andere conclusie over de belastbaarheid. Hij wijst erop dat bij eiseres laag normale waarden zijn geconstateerd in het lab onderzoek en geen evidente kenmerken van vitamine B12 tekort (geen aanwijzingen voor bloedarmoede en polyneuropathie aan de benen). Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen internistisch lijden wat vitamine B12 tekort kan verklaren. De rechtbank ziet geen reden daaraan te twijfelen.
Verder blijkt dat eiseres sinds 1 oktober 2020 onder behandeling is bij de polikliniek pijnbehandeling van het Radboud ziekenhuis. Ook de huisarts maakte in zijn brief van
3 december 2019 melding van chronische pijnklachten vanwege ACNES bij eiseres.
Dat eiseres op 16 april 2019 pijnklachten had is onderkend en serieus genomen door de verzekeringsartsen en daarmee is rekening gehouden door in de FML vrij forse beperkingen op te nemen.
Eiseres ervaart haar klachten veel ernstiger, maar dit wordt in alle beschikbare medische gegevens onvoldoende geobjectiveerd. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden eiseres door een onafhankelijk deskundige te laten onderzoeken.
Omdat niet gebleken is dat in de FML van 15 april 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), productiemedewerker industrie (Sbc-code 11180) en wikkelaar (Sbc-code 267053).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 april 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is (8,03%). Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 april 2019 heeft vastgesteld op 8,03%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 16 april 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 2 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.