ECLI:NL:RBZWB:2020:5392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 27 januari 2020, waarin haar ZW-uitkering werd beëindigd per 2 december 2019. Eiseres, die eerder als bloedprikster werkte, had een WIA-beoordeling ondergaan waarbij zij als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd. Na een periode van ziekte had zij opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd, maar het UWV concludeerde dat zij per 2 december 2019 weer arbeidsgeschikt was. Eiseres voerde aan dat zij door psychische klachten, waaronder borderline en ADHD, en lichamelijke klachten, zoals een rughernia, niet in staat was om te werken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Zowel een arts als een verzekeringsarts van het UWV hebben eiseres onderzocht en haar dossier bestudeerd. De rechtbank oordeelde dat de medische situatie van eiseres op de datum in geding niet was veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om de functies die in de arbeidsmogelijkhedenlijst waren opgenomen, te verrichten. De subjectieve beleving van eiseres over haar klachten was niet beslissend voor de beoordeling van haar geschiktheid voor arbeid.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres had beëindigd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 2 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/972 ZW

uitspraak van 2 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV over haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 13 oktober 2020. Eiseres is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door A.J.J.M. van Eijk.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft gewerkt als bloedprikster.
Het UWV heeft in een besluit van 18 oktober 2018 aan eiseres met ingang van 14 augustus 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is in een besluit van 27 februari 2019 ongegrond verklaard. Aan de WIA-beoordeling liggen de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 oktober 2018 en de arbeidsmogelijkhedenlijst van 15 februari 2019 ten grondslag. Eiseres is in het kader van de WIA-beoordeling geschikt geacht voor het verrichten van de functies op de arbeidsmogelijkhedenlijst.
Eiseres heeft zich op 5 november 2018 vanuit een situatie van werkloosheid opnieuw ziek gemeld.
Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
In een besluit van 28 november 2019 (primaire besluit) heeft het UWV eiseres vanaf 2 december 2019 weer arbeidsgeschikt verklaard voor haar eigen werk, en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van laatst genoemde datum.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
In het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 2 december 2019 (datum in geding).
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat zij niet in staat is om te werken.
Zij heeft borderline, is dwangmatig en heeft ADHD. Zij kan door haar psychische klachten naar zichzelf en anderen agressief worden. De behandeling bij Silver psychologie is beëindigd omdat haar situatie te complex was. Eiseres krijgt voor de psychische klachten inmiddels enkele dagdelen per week therapie. Voor de ADHD krijgt zij later een behandeling.
Ook heeft eiseres door een rughernia veel pijn. De rug staat geregeld krom. Soms valt een been tijdelijk uit. Vanwege het gebruik van Oxicodon mag zij niet autorijden of machines besturen. Eiseres heeft ook een nekhernia, maar kan daar ondanks de pijn goed mee om gaan. Soms worden haar handen/armen slapper en voelen ze verdoofd. Eiseres heeft voordat de ZW-uitkering werd beëindigd voor de rug- en nekklachten injecties gekregen, maar die hebben niet geholpen. Zij wordt inmiddels voor de lichamelijke klachten twee keer per week behandeld door Revant.
4.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Volgens vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de WIA en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt volgens vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geselecteerde functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
5.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat ten minste één van de functies die zijn geselecteerd bij de WIA‑beoordeling voor eiseres als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
6.
Beoordeling door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De arts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 26 september 2019 en haar lichamelijk onderzocht. De arts heeft ook het dossier van eiseres bestudeerd, waaronder informatie van de behandelend orthopedisch chirurg.
Volgens de arts is er geen sprake meer van toegenomen arbeidsongeschiktheid. De nekhernia lijkt te zijn afgenomen. In februari 2019 werd een revalidatietraject geadviseerd, maar eiseres wilde daar toen niets mee doen. Eiseres liet op 27 november 2019 aan de arts weten dat zij over een aantal maanden terecht kan bij het revalidatietraject en dat dit 2 tot 3 dagdelen per week zal vergen.
De geduide functies zijn licht van aard. Eiseres wordt daarvoor weer geschikt geacht, rekening houdend met de beperkingen die in de FML van 3 oktober 2018 zijn vastgelegd.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting van 20 januari 2020 en haar lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft ook het dossier van eiseres bestudeerd, waaronder de rapporten die een arts en een verzekeringsarts b&b hebben opgesteld in het kader van de WIA-beoordeling.
Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de arts in het kader van de ZW-beoordeling zorgvuldig onderzoek verricht. Objectief gezien is de medische situatie ongewijzigd ten opzichte van 14 augustus 2018, zowel lichamelijk als psychisch. Op 2 december 2019 was eiseres nog niet bezig met een revalidatieprogramma. Eiseres wil graag rust en tijd krijgen om te kunnen herstellen, maar zij heeft al vanaf 1 augustus 2016 niet meer gewerkt en de rugoperatie vond plaats op 15 november 2017.
Eiseres zegt dat ze last heeft van haar linker- en rechterbeen, maar volgens de orthopedisch chirurg is de beenpijn na de operatie verdwenen. De orthopedisch chirurg schrijft niet dat eiseres injecties in de nek krijgt, maar wel dat het haar is aangeboden. Al in februari 2019 is aan eiseres een revalidatietraject aangeboden, maar eiseres ging daar pas in november 2019 mee akkoord.
Volgens de verzekeringsarts b&b is er gelet op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd geen reden om af te wijken van het oordeel van de arts. Eiseres is per 2 december 2019 belastbaar overeenkomstig de FML van 3 oktober 2018 en is in staat de functies van de arbeidsmogelijkhedenlijst van 15 februari 2019 te verrichten.
7.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak de subjectieve beleving van een betrokkene van haar klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij haar zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Zowel de arts als de verzekeringsarts b&b hebben met eiseres gesproken en haar lichamelijk onderzocht. Ook hebben zij het dossier bestudeerd. Zij hebben de informatie van de behandelend orthopedisch chirurg van 6 februari en 13 november 2018 bij hun beoordeling betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte de verzekeringsarts b&b over voldoende inzicht in de medische situatie van eiseres op de datum in geding.
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiseres gestelde psychische en lichamelijke klachten. In verband met deze klachten zijn in de FML van 3 oktober 2018 beperkingen aangenomen in de rubrieken 1 tot en met 6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom er op de datum in geding geen sprake is van toegenomen beperkingen waardoor eiseres niet geschikt zou zijn om ‘haar eigen arbeid’, in de vorm van de functies die worden genoemd op de arbeidsmogelijkhedenlijst van 15 februari 2019, te verrichten.
De rechtbank voegt hieraan toe dat de verzekeringsarts b&b wist welke medicatie eiseres gebruikte. In de FML is een beperking opgenomen voor werken met een verhoogd persoonlijk risico.
Dat eiseres na 2 december 2019 een intensieve behandeling voor haar lichamelijke en psychische klachten zou gaan volgen, was bekend bij de verzekeringsarts b&b, maar kan niet leiden tot extra beperkingen per die datum.
Uit de informatie van de orthopedisch chirurg blijkt niet dat eiseres voordat de uitkering werd beëindigd injecties kreeg voor de rug- en nekklachten. Eiseres heeft in beroep geen informatie van behandelaars ingediend over haar lichamelijke klachten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b hierover.
De informatie die eiseres in beroep over de psychische klachten heeft ingediend, geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat het rapporten betreft over onderzoeken die eiseres op 15 juni, 17 juli en 6 augustus 2020 heeft ondergaan, dus geruime tijd na de datum in geding.
Dit betekent dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat eiseres op
2 december 2019 in staat moest worden geacht de functies die zijn opgenomen in de arbeidsmogelijkhedenlijst van 15 februari 2019 te verrichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per
2 december 2019.
8.
Conclusie en proceskosten
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier op 2 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.