ECLI:NL:RBZWB:2020:5386

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB 19_3557
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over WMO-aanvraag

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 27 juni 2019 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) werd afgewezen. Verzoeker had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) voor beschermd wonen ontvangen van de gemeente Amersfoort, dat was voortgezet tot en met 30 juni 2020. Op 11 mei 2020 diende verzoeker een nieuwe aanvraag in, die door het college op 11 mei 2020 werd afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing, en het college verklaarde dit bezwaar op 13 augustus 2020 gegrond, waarbij verzoeker voor de periode van 1 juli 2020 tot 1 juli 2021 een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb werd toegekend.

Na het toekennen van de maatwerkvoorziening trok verzoeker zijn beroep in, maar verzocht het college te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan verzoeker, omdat het college het bestreden besluit niet had gewijzigd of ingetrokken, maar enkel had beslist op de nieuwe aanvraag. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, en deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 30 oktober 2020. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3557 WMO
uitspraak van 30 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M.F. Vermaat,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 juni 2019 (bestreden besluit) van het college over de afwijzing van zijn aanvraag van 10 april 2019 om hem een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) toe te kennen in de regio Hart van Brabant.
Uit het aanvullend beroepschrift blijkt dat de gemeente Amersfoort verzoekers persoonsgebonden budget (pgb) voor beschermd wonen heeft voortgezet tot en met 30 juni 2020.
Op 11 mei 2020 heeft verzoeker bij het college een nieuwe aanvraag voor beschermd wonen ingediend. Het college heeft verzoekers aanvraag bij besluit van 11 mei 2020 afgewezen. Op 2 juni 2020 heeft verzoeker tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 13 augustus 2020 heeft het college verzoekers bezwaar gegrond verklaard en hem voor de periode 1 juli 2020 tot 1 juli 2021 een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen toegekend in de vorm van een pgb.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop inhoudelijk te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker, aangezien het college het bestreden besluit niet heeft gewijzigd of ingetrokken, maar heeft beslist op verzoekers nieuwe aanvraag van 11 mei 2020. Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 30 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.