ECLI:NL:RBZWB:2020:5384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB 19_5522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de heropening van WIA-rechten na beëindiging van uitkering wegens arbeidsongeschiktheid

Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 15 oktober 2019, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was per 24 juni 2018 beëindigd na een herbeoordeling die haar arbeidsongeschiktheid op minder dan 35% vaststelde. Eiseres meldde op 11 december 2018 een toename van haar klachten, waaronder fibromyalgie, en verzocht om heropening van haar WIA-rechten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat er geen toegenomen beperkingen waren die voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor eerder een WIA-uitkering was toegekend. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren en dat de klachten van eiseres, hoewel toegenomen, niet wezenlijk verschilden van de situatie ten tijde van de beëindiging van de WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de RA, die door de reumatoloog als een nieuwe ziekte werd aangemerkt, niet als dezelfde ziekteoorzaak kon worden beschouwd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht had geweigerd om de WIA-uitkering per 11 december 2018 te heropenen. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het beroep ongegrond was verklaard. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5522 WIA

uitspraak van 30 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. G. Grijs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 september 2020. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. S. Barto.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster voor 29 uur per week. Op 15 maart 2011 heeft zij zich ziek gemeld met schouderklachten. Met ingang van 12 maart 2013 is aan haar een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij een medische en arbeidskundige herbeoordeling is eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden. De WIA-uitkering is daarom met ingang van 24 juni 2018 beëindigd.
Op 11 december 2018 heeft eiseres bij het UWV een toename van haar klachten gemeld. Zij heeft daarbij aangegeven dat er nu ook sprake is van fibromyalgie.
Naar aanleiding van de melding heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden. Een verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat geen sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak.
Bij besluit van 27 maart 2019, gewijzigd bij besluit van 2 april 2019, heeft het UWV geweigerd per 11 december 2018 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft nu andere gezondheidsklachten dan tijdens haar eerdere WIA-uitkering. Er zijn wel beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak, maar deze beperkingen zijn niet toegenomen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij is toegelicht dat indien een verzekerde, na een WIA-uitkering te hebben ontvangen, opnieuw ziek wordt, er opnieuw recht op uitkering kan bestaan. Dan moet er wel sprake zijn van dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor de vorige WIA-uitkering werd ontvangen. Ook moet de ziekte zijn ingetreden binnen vijf jaar na eindiging van de WIA-uitkering. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de beperkingen van eiseres als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak niet zijn toegenomen. Dit betekent dat eiseres per 11 december 2018 geen WIA-uitkering kan krijgen.
2.
Omvang geschil
In geschil is of er op 11 december 2018 sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorza(a)k(en) als die op grond waarvan eiseres eerder een WIA‑uitkering kreeg, waardoor haar WIA-recht herleeft.
3.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA, herleeft het recht op WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde weer arbeidsongeschikt wordt, indien hij op de dag hieraan voorafgaande een mate van arbeidsongeschiktheid had van minder dan 35% en de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering. Op grond van het derde lid van dit artikel kan het recht op een WGA-uitkering in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, niet later herleven dan vijf jaar na de dag bedoeld in artikel 56.
4.
Medische beoordeling
Het UWV heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat bij eiseres per 11 december 2018 geen sprake is van toegenomen beperkingen die voortkomen uit dezelfde ziekteoorza(a)k(en) als die op grond waarvan zij eerder recht had op een WIA‑uitkering. Om die reden herleeft het WIA‑recht van eiseres per die datum niet. Hierbij heeft het UWV zich gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
Bespreking van de medische beroepsgronden.
4.1
Een arts ( [arts] ) heeft eiseres gezien op het spreekuur en daarbij lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Ook heeft hij de beschikbare medische informatie bestudeerd. In zijn rapport van 15 maart 2019 heeft hij gerapporteerd dat eiseres eerder een WIA-uitkering ontving vanwege schouderklachten beiderzijds en langer bestaande psychische klachten. Zij meldde daarna toegenomen pijnklachten, die in eerste instantie als fibromyalgie benoemd worden. Begin januari 2019 ontwikkelde zij uitvalsverschijnselen die passend waren bij een TIA. De diagnose ‘fibromyalgie’ is inmiddels vervangen door waarschijnlijk Reumatoïde Artritis (RA). Bij eigen onderzoek stelt de arts ook duidelijke verschijnselen van actieve RA in polsen en handen. Dat eiseres daarnaast ook last heeft van beide voeten en de linkerknie wordt geloofd. Er is sprake van een fors beperkte handfunctie beiderzijds. Bijkomend spelen er nog de lang bestaande maar niet goed medisch onderzochte angst- en paniekklachten die wat getemperd worden door chronisch voorgeschreven Alprazolam. Na het beëindigen van de WIA-rechten kan er alleen recht op heropening van de WIA-rechten zijn als er sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak. Dit blijkt echter niet het geval. De psychische klachten zijn al jaren een min of meer constante factor en worden chronisch met Alprazolam behandeld. Voor de schouders geldt hetzelfde. Verzekerde zelf vindt niet dat de schouderklachten verergerd zijn. In de medische informatie van haar specialisten wordt dat ook niet gemeld en de eigen onderzoeksresultaten wijken niet af van die bij de laatste medische beoordelingen door het UWV in 2017 en 2018. De aandoeningen die vallen onder het begrip ‘dezelfde ziekte’ zijn dus niet veranderd en geven nog dezelfde beperkingen als ten tijde van de beëindiging van de WIA. Heropening is niet mogelijk en eiseres zal de wachttijd weer moeten volmaken voordat een nieuwe WIA-beoordeling zal kunnen plaatsvinden. De melding van toegenomen klachten dateert van 11 december 2018 en dat zal als eerste ziektedag aangenomen worden. Het rapport is medeondertekend door een verzekeringsarts.
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd en heeft eiseres gezien op de hoorzitting. Verder heeft hij medisch onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij en verkregen van de huisarts. De verzekeringsarts b&b kan het standpunt van eiseres niet volgen. Uit eigen onderzoek en uit recent onderzoek van de reumatoloog blijkt tot de eerste week van februari 2019 (nog) geen overtuigende aanwijzing voor een klassieke reumatologische diagnose zoals RA, maar blijkt toch mogelijk meer een fibromyalgisch beeld. Dit blijkt zowel uit uitgebreid laboratorium onderzoek als uit beeldvormend onderzoek. Daarnaast stelt de reumatoloog op 27 februari 2019 dat er sprake is van een beginnende seronegatieve reumatoïde artritis. Er is geen sprake van een erosie van de gewrichten. Er zijn geen redenen om eiseres toegenomen arbeidsongeschikt te beschouwen. De beperkingen zoals eerder in verzekeringsgeneeskundig onderzoek aangenomen zijn niet fors veranderd. Heropening van de WIA is niet aan de orde. Indien er overtuigend aanwijzingen ontstaan voor het doorzetten van de RA (herhaald lab, erosieve afwijkingen etc.) dan zal eiseres de wachttijd moeten volmaken voor een nieuwe WIA-beoordeling.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts ten onrechte stelt dat de reumatoïde artritis (RA) een nieuwe ziekteoorzaak is die na de beëindiging van de WIA-uitkering is ontstaan. Eiseres heeft vanaf het begin af aan te kennen gegeven last te hebben van de schouders. Dat daarbij niet onmiddellijk de diagnose RA is gesteld, wil niet zeggen dat de pijn aan de schouders niet altijd al is veroorzaakt door RA. Nu de pijnlijke schouders passen in het beeld van RA is het aannemelijk dat de klachten van eiseres daardoor al eerder werden veroorzaakt. De RA dient te worden aangemerkt als de primaire klacht, ook al was deze destijds nog niet gediagnosticeerd. Nu er sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak, heeft eiseres wel degelijk recht op een heropening van haar WIA-rechten. Hoewel de huidige klachten zich hebben uitgebreid naar andere delen van het lichaam, zijn zij evident het gevolg van dezelfde oorzaak, namelijk RA.
Wat vindt de rechtbank?
4.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroep tegen de beëindiging van de WIA-uitkering per 24 juni 2018 destijds niet heeft doorgezet, zodat de beëindiging per die datum in rechte is komen vast te staan.
De vraag in deze zaak is of het UWV terecht heeft besloten dat er geen aanleiding is het recht op WIA-uitkering te laten herleven.
De rechtbank ziet, anders dan eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding voor twijfel aan het medische oordeel. Niet in geschil is dat er sprake is van een toename van klachten en beperkingen ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2017/2018. In geschil is of deze voortkomen uit
dezelfde ziekteoorzaak. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waarom dat niet het geval is. De schouderklachten en de psychische klachten zijn niet veel veranderd ten opzichte van de dag voorafgaande aan de beëindiging van de WGA-uitkering. De toename van klachten ligt vooral in de nieuwe fibromyalgische klachten en de RA.
Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat de RA niet ‘nieuw’ is. De rechtbank volgt echter het standpunt van de verzekeringsartsen dat de RA als een nieuwe ziekteoorzaak moet worden gezien die pas na de eerdere beëindiging van de WIA-uitkering is ontstaan. In de bief van de reumatoloog van 27 februari 2019 staat immers vermeld dat eiseres pas sinds één week pijnklachten heeft in de linker hand, voeten en linker pols. De reumatoloog spreekt op 27 februari 2019 van een
beginnendeseronegatieve, non-erosieve artritis. Dit maakt niet aannemelijk dat de eerdere pijnklachten van eiseres ten tijde van de eerdere WIA-uitkering werden veroorzaakt door RA.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder correct heeft vastgesteld dat er bij eiseres geen sprake is van toegenomen beperkingen uit
dezelfde ziekteoorzaakten opzichte van de beoordeling die in 2017/2018 heeft plaatsgevonden. Eiseres voldoet hiermee niet aan de vereisten voor het laten herleven van het recht op een WIA-uitkering. Het UWV heeft terecht geweigerd per 11 december 2018 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 30 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.