ECLI:NL:RBZWB:2020:5373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8913 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet na aantreffen hennepkwekerij

Op 3 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Waalwijk de woning van verzoeker voor drie maanden heeft gesloten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning, waar 202 hennepplanten waren aangetroffen. Verzoeker, die de woning bewoont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 oktober 2020 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren toegelicht. Hij stelde dat de kwekerij was opgezet voor het oogsten van CBD-zaden en dat er geen overlast was. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Kloosterman.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten beoordeeld. Hij concludeerde dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten bevoegd was om tot sluiting over te gaan. De voorzieningenrechter heeft ook gekeken naar de beleidsregels van de burgemeester en vastgesteld dat de sluiting past binnen het beleid, dat bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid drugs een sluiting van drie maanden wordt opgelegd.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, ondanks het feit dat verzoeker geen overlast had veroorzaakt. De belangen van verzoeker zijn afgewogen tegen de belangen van de burgemeester, en de voorzieningenrechter kwam tot de conclusie dat de sluiting evenredig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8913 OPIUMW

uitspraak van 3 november 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker, wonende te [woonplaats verzoeker],

gemachtigde: mr. R.B.S. Link, advocaat te Wijchen
en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2020 heeft de burgemeester besloten de woning van eiser aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] (hierna de woning) voor de duur van 3 maanden te sluiten met ingang van 27 oktober 2020.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft toegezegd te wachten met de sluiting van de woning tot de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 26 oktober 2020. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Kloosterman.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak ?

1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter beoordeelt daarbij of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Aan de hand van de aangevoerde gronden beantwoordt de voorzieningenrechter de vraag of de burgemeester, gelet op de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten, bevoegd is om sluiting van de woning te gelasten en zo ja, of hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van de woning mag overgaan. Ook zal beoordeeld worden of de begunstigingstermijn zorgvuldig is vastgesteld.
Wat is de aanleiding voor de sluiting ?
2.
Verzoeker is eigenaar en bewoner van de woning. Op 9 juli 2020 heeft de politie Zeeland-West-Brabant in de woning een hennepkwekerij aangetroffen.
In de bestuurlijke rapportage die de politie heeft opgemaakt, heeft de politie de aangetroffen situatie in de woning beschreven. In de woning zijn twee in werking zijnde kweekruimtes voor hennepplanten aangetroffen met in totaal 202 hennepplanten. Op de eerste verdieping zijn verder nog aangetroffen diverse slakkenhuisventilatoren, dozen met (flexibele) luchtslangen, metalen flenzen en verbindingsstukken voor de luchtafvoer, transformatoren en meerdere voedingskannen. Tevens werden in de woonkamer vers gedroogde henneptoppen aangetroffen met de takjes er nog aan. In de bestuurlijke rapportage is ook opgenomen dat er in de meterkasten zwaardere zekeringen waren aangebracht.
Gelet op de aangetroffen situatie heeft de burgemeester aanleiding gezien om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor 3 maanden te sluiten.
Waarom is verzoeker het niet eens met de sluiting ?
3. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift, samengevat, aangevoerd dat hij de kwekerij had voor het oogsten van CBD-zaden en dat dit legale handel is. Ook moeten zijn belangen zwaarder wegen dan die van de burgemeester. Er was geen sprake van loop naar de woning of overlast en de kwekerij is inmiddels ontmanteld. Er valt niets meer te herstellen. Door toch tot sluiting over te gaan is er sprake van een punitieve sanctie. Verzoeker kan nergens anders heen en door de sluiting zou hij op straat komen te staan. Dat is, gelet op de toename van coronabesmettingen, extra bezwaarlijk.
Bestaat er een bevoegdheid tot sluiting van de woning ?
4.1
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.2
Ingevolge vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), kan als uitgangspunt worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram (of 5 planten) softdrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan vervolgens aan verzoeker om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. [1]
4.3
Verzoekers stelling dat hij de hennepkwekerij alleen voor het oogsten van CBD-zaden had is door hem op geen enkele wijze onderbouwd en komt de voorzieningenrechter ook geenszins aannemelijk voor. De voorzieningenrechter zal daarom aan deze stelling voorbij gaan. Omdat hennep vermeld staat op lijst II en er veel meer planten dan de gebruikershoeveelheid zijn aangetroffen, was de burgemeester bevoegd tot sluiting van de woning over te gaan. Overigens is dit ter zitting namens verzoeker ook erkend. Verzoeker is echter van mening dat de burgemeester geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid.
Past de sluiting van de woning in het beleid van de burgemeester ?
5.1
Bij de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet heeft de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
5.2
De burgemeester heeft beleid vastgesteld [2] . Op grond van dit beleid wordt bij een eerste constatering dat in de woning een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst II wordt aangetroffen de woning voor 3 maanden gesloten.
5.3
De sluiting van de woning voor de duur van 3 maanden past dus binnen het beleid van de gemeente.
Had de burgemeester reden moeten zien om van zijn beleid af te wijken ?
6. De burgemeester moet alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen [3] . Aan de voor bewoner mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning - die raakt aan het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is.
De ABRvS is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [4] nader ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze bevoegdheid te gebruiken.
De voorzieningenrechter heeft dit toetsingskader gehanteerd en komt tot de conclusie dat de burgemeester geen reden heeft hoeven te zien om van zijn beleid af te wijken. Dit legt de voorzieningenrechter hierna uit.
Is sluiting van de woning noodzakelijk ?
6.1
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding zal beoordeeld moeten worden in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
In de woning van verzoeker is een omvangrijke hennepkwekerij aangetroffen.
De burgemeester heeft de situatie daarom als ernstig en grootschalig mogen aanmerken. Dat er geen meldingen van overlast zijn geweest of loop naar de woning, maakt dit niet anders. Verder is van belang dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt.
De burgemeester heeft sluiting van de woning daarom noodzakelijk kunnen achten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Anders dan door verzoeker is gesteld, is er dus sprake van een herstelsanctie en niet van een punitieve sanctie.
Is sluiting van de woning evenredig ?
6.2
Niet alleen moet sluiting van de woning noodzakelijk zijn, de sluiting moet ook evenredig zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid is van belang wat de gevolgen van de sluiting zijn voor verzoeker. Verzoeker zal zijn woning moeten verlaten. Voor zover verzoeker niet bij vrienden of familie terecht kan, zal hij tijdelijk woonruimte moeten huren. Ter zitting heeft verzoeker erkend dat het wel mogelijk is om tijdelijk iets te huren op een vakantiepark, maar dat hij daarvoor niet de financiële middelen heeft.
Omdat verzoeker in het geheel geen inzicht heeft gegeven in zijn financiën, is deze stelling voor de voorzieningenrechter echter niet te controleren, zodat daaraan voorbij gegaan wordt. Verder is van belang dat verzoeker ook bij de daklozenopvang terecht kan in het geval hij onverhoopt geen vervangende woonruimte zou kunnen vinden. Namens de burgemeester is ter zitting onweersproken naar voren gebracht dat de daklozenopvang inmiddels ook volledig coronaproof is ingericht. Verzoeker zal dan ook niet op straat hoeven te verblijven, zodat het enkele gegeven dat er inmiddels meer coronabesmettingen zijn niet maakt dat sluiting van de woning onevenredig is.
6.3
Verzoekers stelling ter zitting dat hij van zijn hypotheekverstrekker heeft vernomen dat overgegaan zal worden tot ontbinding van de hypotheekovereenkomst is niet onderbouwd met stukken. Hierdoor is niet duidelijk of daadwerkelijk tot opzegging van de hypotheekovereenkomst zal worden overgegaan en zo ja, wat de reden voor de opzegging is. Daarnaast is de opzegging van de hypotheekovereenkomst, wat daar verder ook van zij, een civielrechtelijke kwestie tussen de hypotheekverstrekker en verzoeker waar de burgemeester buiten staat.
Is de begunstigingstermijn zorgvuldig ?
7. Uit de stukken blijkt dat de burgemeester op 27 augustus 2020 aan verzoeker heeft meegedeeld het voornemen te hebben om verzoekers woning te sluiten. Het besluit tot sluiting is genomen op 30 september 2020 waarbij aan verzoeker een termijn van ruim
4 weken is gegeven voordat tot sluiting zal worden overgegaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze termijn voldoende rekening is gehouden met de belangen van verzoeker in verhouding tot het belang van de burgemeester. Geoordeeld wordt dan ook dat de begunstigingstermijn zorgvuldig is vastgesteld.
Wat betekent dit voor het verzoek om schorsing van de sluiting ?
8. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat niet geoordeeld kan worden dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 3 november 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* voorzieningenrechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:4083
2.Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)
3.Zie artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht