ECLI:NL:RBZWB:2020:5176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
02/665579-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Vliegenberg
  • mr. Dekker
  • mr. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens ontucht met minderjarige tegen betaling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarig meisje van 16 jaar. De verdachte heeft op 23 april 2016 in Eindhoven tegen betaling seks gehad met het slachtoffer, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer als belangrijke bewijsmiddelen zijn gebruikt. De rechtbank verwierp het beroep van de verdachte op afwezigheid van alle schuld, omdat hij onvoldoende zorg heeft betracht om de werkelijke leeftijd van het slachtoffer te verifiëren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten vragen naar een identiteitsbewijs en dat hij niet had mogen vertrouwen op de informatie die op de website en in de chatgesprekken werd verstrekt.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 90 uur, met een vervangende hechtenis van 45 dagen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was geweest. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het belang van bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665579-17
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsvrouw mr. L.H. van der Grinten, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van Dorst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte seks heeft gehad met een minderjarig meisje, dat destijds 16 jaar oud was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 23 april 2016 te Eindhoven seks heeft gehad met [slachtoffer] die op dat moment 16 jaar oud was, waarbij hij, naast andere seksuele handelingen, zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Zij acht het tenlastegelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 april 2016 te Eindhoven
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] geboren op [geboortedag] 1999
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
- het zich laten pijpen door die [geboortedag] en- het zich laten aftrekken door die [geboortedag] en- het (tong)zoenen van die [geboortedag] en
- het aanraken en betasten en voelen aan de borsten en buik en
vagina van die [geboortedag] en- het brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [geboortedag] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, ondanks het feit dat de leeftijd geobjectiveerd is, in theorie toch een beroep mogelijk is op onwetendheid over de ware leeftijd, hetgeen zou leiden tot afwezigheid van alle schuld en dus tot niet strafbaarheid van de dader Een beroep op afwezigheid van alle schuld heeft slechts in uitzonderlijke gevallen kans van slagen. Zoals de gerechtshoven Den Bosch en Den Haag hebben overwogen, mag een klant niet vertrouwen op de juistheid van de op een website vermelde leeftijd en ook niet op de leeftijd die door de prostituee zelf wordt opgegeven. De klant heeft een eigen vergewisplicht om daadwerkelijk de leeftijd te controleren. Verdachte had om een id-bewijs moeten vragen. Vastgesteld kan dan ook worden dat verdachte niet alle zorg heeft betracht die van hem kan worden gevergd. Er is al met al geen sprake van zodanige uitzonderlijke omstandigheden dat van het ontbreken van alle schuld kan worden gesproken. Verdachte is strafbaar.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat verdachte ten aanzien van het aan hem tenlastegelegde feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Verdachte had de verplichting om zeer gedegen onderzoek te doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer. De verdediging is van mening dat verdachte dit onderzoek ook heeft verricht en wijst in dit verband op het volgende. Ten eerste heeft verdachte gereageerd op een advertentie op [website] , terwijl op deze website alleen advertenties kunnen worden geplaatst indien de betreffende prostituee ouder is dan 18 jaar. Ten tweede heeft verdachte navraag gedaan bij het meisje zelf. Tijdens chatgesprekken – die achteraf bleken te zijn gevoerd met de pooier – werd door verdachte gevraagd of ze daadwerkelijk 18 was. Ten derde is het slachtoffer met de auto naar verdachte toegekomen, hetgeen impliceert dat zij in ieder geval 18 jaar geweest moet zijn. En ten slotte heeft verdachte toen het slachtoffer bij hem thuis was aangekomen nogmaals gevraagd of ze 18 jaar oud was. Verdachte heeft zich dan ook ingespannen om zekerheid te krijgen over de daadwerkelijke leeftijd van het slachtoffer en heeft gedegen onderzoek gedaan. Aldus kan verdachte een geslaagd beroep doen op afwezigheid van alle schuld.
5.2.3
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de strekking van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op het tegengaan van jeugdprostitutie, waarbij minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Dit bestanddeel is bewezen als komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 16 en 18 jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel opgenomen te bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan. De wetenschap bij verdachte van de leeftijd van het slachtoffer is voor een bewezenverklaring niet van belang. Dat laat onverlet dat verdachte een verweer kan voeren ten aanzien van zijn strafbaarheid. Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen. Dit betekent voor de onderhavige zaak dat verdachte de verplichting had om zeer gedegen onderzoek te doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer.
Door de verdediging zijn vier punten/momenten aangevoerd waaruit zou blijken dat verdachte gedegen onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet en overweegt hiertoe het volgende.
Dat verdachte heeft gereageerd op een website waar alleen meerderjarigen kunnen adverteren, maakt niet dat verdachte ervan uit mocht gaan dat het meisje met wie hij seks had ook daadwerkelijk meerderjarig was. Dit wordt niet anders voor zover verdachte vervolgens in een appgesprek heeft gevraagd of ze niet jonger is dan18 jaar, wat ook is bevestigd. Ook de omstandigheid dat in een appgesprek door (naar verdachte begreep) het meisje is bevestigd dat ze nog moest rijden, maakt niet dat verdachte ervan uit mocht gaan dat zij de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Verdachte heeft erop vertrouwd dat het met de website wel goed zat en is blind afgegaan op de uitlatingen die in het appgesprek zijn gedaan. Dit alles kan niet als degelijk onderzoek worden aangemerkt om de leeftijd te controleren. Nog daargelaten dat de stelling van verdachte dat hij bij hem thuis nogmaals naar de leeftijd heeft gevraagd niet kan worden geverifieerd, kan ook het enkel stellen van deze vraag niet als het vereiste degelijk onderzoek worden beschouwd. Tenslotte heeft verdachte niet naar het legitimatiebewijs gevraagd teneinde de leeftijd te verifiëren, terwijl dat nu juist de manier was om zich ervan te vergewissen dat ze meerderjarig was. Dit onderzoek mocht ook van verdachte worden verlangd.
Door te reageren op een advertentie met de tekst: ‘geilste en jongste tiener van [website] ’ heeft verdachte een aanzienlijk risico genomen. Verdachte heeft zelf ter terechtzitting verklaard dat je in de wereld van de prostitutie – waar nog altijd een taboe op rust – kunt verwachten dat niet eerlijk wordt gesproken en dat niet altijd alles is wat het lijkt. Verdachte ondermijnt hierdoor in zekere zin al zijn eigen beroep op afwezigheid van alle schuld. Indien je weet dat er kennelijk vaak gebruik wordt gemaakt van onjuiste gegevens, maakt dit juist dat je gedegen onderzoek moet doen en alles dient te controleren.
De rechtbank stelt – gelet op hetgeen hiervoor staat overwogen – vast dat verdachte niet alle zorg heeft betracht die van hem kan worden gevergd. Van een gedegen onderzoek, waarmee de verdachte zich heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de werkelijke leeftijd van deze minderjarige prostituee, is niet gebleken. Verdachte heeft een ongeoorloofd risico genomen door dit onderzoek niet te verrichten. Er is dan ook geen sprake van een zodanig uitzonderlijke omstandigheid dat van het ontbreken van alle schuld kan worden gesproken. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De verdachte is derhalve strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf
van 4 maanden. Bij de formulering van haar eis heeft zij rekening gehouden met allereerst de ernst van het feit, waarbij geldt dat zijn handelen bijgedragen heeft aan de instandhouding van de jeugdprostitutie. Daarnaast heeft de officier van justitie acht geslagen op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Het feit dat er sprake is van een overschrijding van de redelijk termijn met ruim een jaar heeft zij in het voordeel van verdachte meegewogen. En voorts is rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank het primaire verzoek van de verdediging passeren dan verzoekt de verdediging een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een boete. De verdediging verzoekt rekening te houden met het feit dat verdachte niet bewust op zoek is gegaan naar minderjarige meisjes en het feit dat niets erop wees dat zij slechts 16 jaar oud was, het feit dat hij first offender is op het gebied van zeden en het gegeven dat sprake is van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte verzoekt de verdediging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tegen betaling hebben van seks met een minderjarige. Verdachte heeft gereageerd op een advertentie op de website [website] waarin “ [naam] uit Tilburg” zich aanbiedt voor seks tegen betaling. Er heeft op 23 april 2016 een afspraak bij verdachte thuis plaatsgevonden en zij hebben seks gehad. “ [naam] ” blijkt echter [slachtoffer] te heten en zij was destijds 16 jaar oud. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] op initiatief van “ [naam 2] ”, die zij via social media heeft leren kennen, in de prostitutie is geraakt en dat hij degene was die de advertenties maakte en de contacten met klanten onderhield. Ook ontving hij een deel van het geld dat [slachtoffer] met het sekswerk verdiende. Verdachte was hiervan echter niet op de hoogte. Evenmin is gebleken dat de seks onder dwang van verdachte heeft plaatsgevonden.
Desondanks dienen meisjes op die leeftijd zowel tegen zichzelf als tegen personen die op seksueel gebied ge- dan wel misbruik van hen willen maken te worden beschermd. Tussen verdachte en [slachtoffer] is sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil, in ieder geval in die mate dat zij zich beiden in een andere leeftijdsfase bevonden. Verdachte heeft zich onvoldoende vergewist van de leeftijd van [slachtoffer] , alvorens seksuele handelingen met haar te verrichten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit heeft nagelaten.
De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dat is een ernstig feit. Bovendien heeft hij de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. [slachtoffer] verkeerde nog in een kwetsbare fase van haar leven, in die zin dat zij seksualiteit nog volop hoort te ontdekken. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijk integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook juist op seksueel gebied.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, waarbij hij door zijn handelen de algemeen aanvaarde sociaal ethische norm heeft overschreden.
De rechtbank zal bij de strafoplegging aansluiting zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten. Dit gegeven alsmede de omstandigheden van onderhavig geval en de persoonlijke omstandigheden van verdachte maken dat de rechtbank in substantiële zin zal afwijken van eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, in die zin dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven en dat hij oprecht overkomt, waar hij beweert dat hij spijt heeft. Daarnaast is hij niet bewust op zoek gegaan naar een minderjarig meisje.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 september 2020 waaruit blijkt dat verdachte twee keer eerder met justitie in aanraking is geweest. Dit betroffen echter geen zedenfeiten. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal hieraan evenwel geen consequenties verbinden nu thans sprake is van een heel ander feit.
Voorts is gebleken dat het bewezenverklaarde feit geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, te weten op 23 april 2016. Verdachte is voor het eerst gehoord op 24 augustus 2017. Dit betekent dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding, en wel met meer dan 13 maanden van de redelijke termijn van twee jaar zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM, hetgeen niet aan verdachte is toe te rekenen. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de aard van de zaak maakt dat deze overschrijding zwaarder weegt dan bij andersoortige feiten. Deze zaak hangt al meer dan drie jaar boven het hoofd van verdachte. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee.
De verdediging heeft betoogd aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank vindt echter dat dit onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Blijkens de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een feit als het onderhavige een korte gevangenisstraf en een taakstraf van 150 uur opgelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is, indien de rechtbank komt tot oplegging van een taakstraf, het daarnaast opleggen van een gevangenisstraf voor feiten als het onderhavige noodzakelijk. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht sluit immers uit dat rechtbank volstaat met het opleggen van een taakstraf.
De rechtbank zal echter gebruik maken van de mogelijkheid die de wet
openlaat – met inachtneming van de LOVS oriëntatiepunten – namelijk om de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te beperken tot één dag. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf nu verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, het feit al lange tijd geleden heeft plaatsgevonden en er geen vrees voor herhaling is.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en daarnaast zal zij een taakstraf opleggen van 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 248b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Dekker en mr. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 23 april 2016 te Eindhoven
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] geboren op [geboortedag] 1999
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van/aan de borsten en/of buik en/of
vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
althans een of meer ontuchtige handelingen;
art 248b Wetboek van Strafrecht
10 Bijlage II
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en
ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de
bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering,
en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 oktober 2020;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] op 17juni 2016, opgenomen
vanaf pagina 12 in het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRCC 16017 van de
regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant.