ECLI:NL:RBZWB:2020:5165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
02-820241-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en bezit van cocaïne en hennep

Op 26 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het dealen van cocaïne en het bezit van harddrugs. De verdachte is veroordeeld tot 12 dagen gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest en 120 uur taakstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden cocaïne heeft gedeald en in het bezit was van cocaïne en hennep. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte de tenlastelegging grotendeels bewezen, met uitzondering van het witwassen van een geldbedrag van € 6.950,=, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij dit bedrag had verworven uit misdrijf. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een stabiel leven had opgebouwd, en matigde de straf. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een Volkswagen Polo en een geldbedrag van € 1.900,=, verbeurd werden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-820241-17
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte harddrugs heeft gedeald, een kleine hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid hashish in zijn bezit heeft gehad en zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem is tenlastegelegd heeft begaan, met dien verstande dat hij ten aanzien van feit 4 niet bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een bedrag van € 6.950,=.
De officier van justitie baseert zich met name op de grotendeels bekennende verklaring van verdachte, op bevindingen van de politie en op verklaringen van diverse getuigen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 4 voor zover dat betreft het geldbedrag van € 6.950,=, een Breitling horloge en een Volkswagen Polo. Voor het overige is geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 10 maart 2017 cocaïne heeft gedeald zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Verdachte heeft dit ter zitting ook bekend, maar meent dat de periode waarin hij gedeald heeft, korter is. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode heeft gedeald in cocaïne. Dit leidt de rechtbank af uit diverse verklaringen van getuigen. Getuige [naam 1] heeft, nadat hem een foto van verdachte werd getoond, verklaard dat dit de persoon betrof bij wie hij vanaf de zomer 2016 zijn drugs kocht. Getuige [naam 2] heeft op 12 maart 2017 verklaard dat het verdachte is bij wie hij sinds anderhalf tot twee jaar zijn cocaïne kocht. Tenslotte heeft getuige [naam 3] verklaard dat zij ergens in september/oktober 2016 het telefoonnummer van verdachte kreeg en bij hem ongeveer één keer per maand één gram cocaïne kocht.
Verdachte heeft bekend de feiten 2 en 3 gepleegd te hebben.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte een geldbedrag van € 1.900,= heeft verworven. Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij dit bedrag heeft verdiend met de verkoop van cocaïne. In zoverre kan dit onderdeel van feit 4 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Niet wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank het witwassen van een geldbedrag van € 6.950,=, een Breitling horloge en de Volkswagen Polo.
Ten aanzien van dit laatstgenoemde geldbedrag heeft verdachte verklaard dat dit geld niet van hem is maar van een man die de auto van hem had gekocht. Ter zitting heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verklaring is geverifieerd en dat deze klopt. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat het geldbedrag van Є 6.950,= van misdrijf afkomstig is. In zoverre wordt verdachte dan ook vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor de Volkswagen Polo. Verdachte heeft verklaard dat hij dit voertuig als schadeauto heeft gekocht in de periode voordat hij zich bezig was gaan houden met de verkoop van drugs. Ook van dit voertuig kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat dit van misdrijf afkomstig is. Het dossier bevat daarvoor geen bewijs.
Ten aanzien van het horloge heeft verdachte verklaard dat dit van zijn broer is en dat zijn broer hiervan ook de echtheidscertificaten heeft. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat dit horloge niet van misdrijf afkomstig is.
Het lag vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek naar die verklaring van verdachte te doen. Nu nader onderzoek achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het horloge uit enig misdrijf afkomstig is, zodat hij ook hiervan wordt vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 10 maart 2017 te Bergen op Zoom en Goes opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 839 gram, van een materiaal bevattende hashish, zijnde hashish een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
in de periode van 01 januari 2017 tot en met 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, een voorwerp te weten:
- een geldbedrag van 1.900,- euro
heeft verworven, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven geldbedrag geheel -onmiddel
lijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Onder feit 4 is bewezenverklaard dat verdachte een geldbedrag van € 1.900,= heeft verworven terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank stelt vast dat dit geldbedrag is verkregen uit het onder feit 1 tenlastegelegde verkopen van cocaïne. Met andere woorden betreft het geldbedrag een onmiddellijk uit eigen misdrijf verkregen voorwerp.
De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dit geldbedrag, nu uit de bewijsmiddelen enkel kan worden afgeleid dat verdachte dit geldbedrag heeft verworven. Volgens vaste jurisprudentie over de kwalificeerbaarheid van witwassen kan, nu het handelen van verdachte als hiervoor omschreven niet heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld, de gedraging van verdachte niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht worden gekwalificeerd (zie onder meer Hoge Raad 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842). Dit betekent dat het onder feit 4 bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd en daarom geen strafbaar feit oplevert. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van dit feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn leven nu heel goed op de rit heeft. Hij heeft een baan, een woning en hij is inmiddels getrouwd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 6 maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Hierdoor is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen kennelijk niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte 4 gram cocaïne en 839 gram hashish in zijn bezit gehad.
Bij de beoordeling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Door de reclassering is een rapport uitgebracht over verdachte. In dit rapport is aangegeven dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten werkloos was en schulden had. Inmiddels is hij gaan inzien dat hij een grote fout heeft gemaakt, hij ziet geen toekomst in het dealen van drugs. Een aantal schulden is inmiddels afgelost en voor de overige schulden heeft hij betalingsregelingen getroffen. Inmiddels heeft verdachte een betaalde baan en eigen woonruimte. De kans op herhaling schat de reclassering in als laag omdat er nu sprake is van stabiliteit. Hij heeft laten zien dat hij over een langdurige periode werk kan behouden. Toezicht door de reclassering wordt niet nodig geacht.
Ook de rechtbank is ter zitting gebleken dat verdachte inmiddels een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven.
Bij het formuleren van zijn eis is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank feit 4 deels niet bewezen acht en verdachte voor hetgeen ten aanzien van dat feit wel bewezen is, wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, naast oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, een taakstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen taakstraf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden. In artikel 6, eerste lid, EVRM, is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim anderhalf jaar. Deze forse overschrijding dient te leiden tot een matiging van de op te leggen straf in die zin dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 120 uren.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat feit 1 is begaan met behulp van de Volkswagen Polo die aan verdachte toebehoorde en dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.900,= eveneens aan verdachte toebehoorde en geheel door middel van dit strafbare feit is verkregen. Gelet hierop zullen zowel de Volkswagen Polo als het geldbedrag van EUR 1.900,- verbeurd worden verklaard. Verder is onder verdachte een bedrag van € 230,= in beslag genomen ten tijde van zijn aanhouding. Nu hij daarover bij de politie heeft verklaard dat € 180,= daarvan is verkregen met het dealen van drugs, zal de rechtbank dat gedeelte eveneens verbeurd verklaren.
7.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder feit 4 bewezen verklaarde geen strafbaar feit is en
ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Beslag
-
verklaart verbeurdde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Volkswagen Polo, kenteken [kenteken] en een geldbedrag van in totaal € 2.080,= ;
-
gelast de teruggave aan de rechthebbendevan de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Breitling horloge (kleur blauw) en de overige geldbedragen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2020.
Mr. Wijffels en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 10 maart 2017 te Bergen op Zoom en/of Goes, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (telkens) een of meer gebruikershoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
Hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
Hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 839 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hashish, zijnde hashish een middel vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
Hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 10 maart 2017 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van 1.900,- euro en/of
- een geldbedrag van 6.950,- euro en/of
- een horloge (merk Breitling) en/of
- een Volkswagen Polo (met kenteken [kenteken] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten (een) gelbedrag(en) van 1.900,- euro en/of 6.950,- euro en/of een horloge en/of een Volkswagen Polo gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of horloge en/of Volkswagen Polo geheel of gedeeltelijk -onmiddelijk of middelijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB1R017011-24 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 375.
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en door de verdediging is geen vrijspraak bepleit voor de hiervoor bewezen verklaarde feiten. Daarom kan op grond van de wet worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, inhoudende:
feit 1
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 oktober 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de gsm-contacten, pagina 78-79;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 126;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , pagina 161;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , pagina 277;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , pagina 293;
feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 oktober 2020;
- het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 269;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek cocaïne, pagina 270;
feit 3
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 oktober 2020;
- het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 271;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek cannabis, pagina 272;
feit 4
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 oktober 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 245;
- het geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, pagina 246.