ECLI:NL:RBZWB:2020:5113

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
C/02/376992 / FA RK 20/4953
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging

Op 9 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot beëindiging van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie naar aanleiding van een aanvraag van betrokkene, die op dat moment verbleef in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene psychotisch was ten tijde van de mondelinge behandeling en niet in staat was om zich te laten horen. De advocaat van betrokkene, mr. P.M.J.T. Schumans, heeft betoogd dat betrokkene niet op haar plek zit in het ziekenhuis en dat zij goed voor zichzelf kan zorgen, maar de arts heeft verklaard dat betrokkene medicatie nodig heeft en dat er risico's zijn op verwaarlozing.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de zorgmachtiging, die op 12 juni 2020 was afgegeven, nog steeds van toepassing is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een zodanige verbetering van de gezondheidstoestand van betrokkene dat het ernstig nadeel is weggenomen. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging te beëindigen afgewezen, waardoor de zorgmachtiging doorloopt tot en met 11 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/376992 / FA RK 20/4953
Verzoek tot beëindiging van verplichte zorg (artikel 8:19 Wvggz)
Beschikking van 9 oktober 2020van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het via de officier van justitie ingediende verzoek inzake het tussentijds beëindigen van de verplichte zorg op grond van (een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel/een zorgmachtiging) als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
thans verblijvende in het [psychiatrisch ziekenhuis] , [afdeling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. mr. P.M.J.T. Schumans te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- de door de officier van justitie doorgestuurde aanvraag van betrokkene, ingekomen bij
de griffie op 22 september 2020;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2020;
- het verzoek met bijlagen ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2020.
Bij het verzoek zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de aanvraag tot beëindiging van de verplichte zorg;
- de beslissing van de geneesheer-directeur op de aanvraag d.d. 30 juli 2020;
- de namens betrokkene op 31 augustus 2020 bij de officier van justitie
ingediende aanvraag;
- de medische verklaring d.d. 5 oktober 2020;
- de politie-, justitiële en strafvorderlijke gegevens van betrokkene d.d. 6 oktober
2020.
1.2.
Bij verzoek zoals ingekomen ter griffie op 6 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om de verplichte zorg, zoals die ten aanzien van betrokkene is opgelegd bij de zorgmachtiging d.d. 12 juni 2020,
niette beëindigen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020, op locatie van [psychiatrisch ziekenhuis] .
- de (toegevoegd) advocaat van betrokkene,
- de arts, te weten: [naam] .
1.3
De officier van justitie heeft zich van tevoren reeds op het standpunt gesteld dat een
nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is en is daarom door de rechtbank niet gehoord.
1.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen, aangezien de betrokkene blijkens de verklaring van de arts psychotisch was ten tijde van de mondelinge behandeling.

2.Standpunten

2.1
Mr. Schumans brengt naar voren dat de inhoud van de medische verklaring overeenstemt met voorgaande medische verklaringen betreffende betrokkene, zij is het zelf echter niet eens met de gestelde diagnose. Betrokkene heeft aan hem verteld dat zij niet op haar plek zit bij Emergis en dat zij goed genoeg voor zichzelf kan zorgen. Zij is geen gevaar voor anderen en zou ook elders kunnen verblijven.
2.2
De arts verklaart dat betrokkene psychotisch is, waarvoor veel medicatie nodig is. Er is een risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang indien zij haar medicatie niet inneemt. Er zijn verschillende mogelijkheden geweest om betrokkene te verplaatsen, maar zij heeft hier niet aan willen meewerken. Er wordt gekeken naar andere mogelijkheden om betrokkene te verplaatsen.

3.Beoordeling

3.1
Ten aanzien van betrokkene is op 12 juni 2020 een zorgmachtiging afgegeven en is bepaald dat de in r.o. 3.5 van genoemde beschikking vermelde vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast indien de situatie dat vergt. Daarbij is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met 11 december 2020.
3.2
Betrokkene heeft een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van de verleende zorgmachtiging. Op 30 juli 2020 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. Mr. Nijssen heeft daarop namens betrokkene op grond van artikel 8:19 Wvggz op 31 augustus 2020 de officier van justitie verzocht om een verzoek voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging bij de rechter in te dienen. De officier van justitie heeft vervolgens op 6 oktober 2020 de rechtbank verzocht om de verplichte zorg, verleend op grond van de beschikking van 12 juni 2020, niet te beëindigen.
3.3
Op grond van artikel 8:19 Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechter voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechter.
3.4
Op 28 september 2020 heeft in de onderhavige zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de officier van justitie onvolledig is. Om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het verzoek verder aan te vullen is de behandeling van het verzoek aangehouden.
3.5
Op 9 oktober 2020 heeft er opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden, nadat op 6 oktober 2020 de ontbrekende stukken ter griffie zijn ingekomen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het in de lopende machtiging genoemde doel van de verplichte zorg nog niet is bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging zoals genoemd in artikel 6:4 Wvggz jo artikel 3:3 Wvggz. De eerder vastgestelde diagnose van psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, overige DSM-5-stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn, is nog steeds van toepassing. Ook geldt nog steeds dat deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en dat er geen mogelijkheden zijn om de benodigde, passende zorg op vrijwillig basis voort te zetten.
3.6
Er is geen sprake van een zodanige verbetering van de gezondheidstoestand van betrokkene dat het ernstig nadeel is weggenomen zodat de zorgmachtiging beëindigd kan worden, dan wel dat er sprake is van een situatie waarbij er voorwaarden en beperkingen verbonden kunnen worden aan een beëindiging van de zorgmachtiging om het ernstig nadeel weg te nemen (artikel 8:19 achtste lid jo 8:20 Wvggz).
3.7
Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, is er geen aanleiding om de eerder verleende zorgmachtiging te beëindigen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan, hetgeen betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende duur, te weten tot en met 11 december 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de officier van justitie toe, in die zin dat de zorgmachtiging zoals verleend bij beschikking van 12 juni 2020
nietzal worden beëindigd.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020 door mr. T. van de Poll, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 oktober 2020.
KG
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.