ECLI:NL:RBZWB:2020:5083
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdige betaling van griffierecht
Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had op 6 maart 2020 digitaal bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 11 februari 2020. Dit bezwaarschrift werd door het UWV aangemerkt als een beroepschrift en op 13 maart 2020 doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank ontving het beroepschrift op 16 maart 2020.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser op 19 april 2020 schriftelijk is gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn ontvangen. De rechtbank heeft daarom geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan.
De beslissing is genomen op basis van de artikelen 8:41 en 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de verplichtingen omtrent griffierechten en de niet-ontvankelijkheid van beroepen bij niet tijdige betaling regelen. De uitspraak is gedaan door rechter L.P. Hertsig, in aanwezigheid van griffier C.A.F. Kalb, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.