ECLI:NL:RBZWB:2020:5036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8055 VV + 20_8056 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening

Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.J. van der Have, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was gericht op het treffen van een maatwerkvoorziening en toegang tot maatschappelijke opvang, na het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Voordat de zitting plaatsvond, heeft verzoeker de rechtbank geïnformeerd dat hij inmiddels was toegelaten tot de maatschappelijke opvang, waarna hij zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om een proceskostenvergoeding, waarop verweerder, ISD Brabantse Wal, heeft gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-. Dit bedrag is gebaseerd op de punten voor het indienen van het verzoekschrift en het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5. De voorzieningenrechter heeft het gewicht van de zaak als licht beoordeeld, omdat het enkel ging om het niet tijdig nemen van een besluit. Er is geen griffierecht betaald, waardoor een veroordeling tot vergoeding daarvan niet nodig was.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/8055 WMO15 VV en 20/8056 WMO15
uitspraak van 16 oktober 2020 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , wonende te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. C.J. van der Have, advocaat te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal
), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om onverwijld een maatwerkvoorziening te treffen en hem toegang te verschaffen tot de maatschappelijke opvang. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verzoeker de rechtbank bij brief van
3 september 2020 geïnformeerd dat verweerder hem alsnog heeft toegelaten tot de maatschappelijke opvang. Daarom heeft verzoeker het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op 22 september 2020 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen.
2. Nu gebleken is dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 0,5). De voorzieningenrechter acht het gewicht van deze zaak licht omdat het uitsluitend ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Er is geen griffierecht betaald, zodat een veroordeling tot vergoeding daarvan niet nodig is.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 16 oktober 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.