Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam verzoeker] , wonende te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,
), verweerder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.J. van der Have, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was gericht op het treffen van een maatwerkvoorziening en toegang tot maatschappelijke opvang, na het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Voordat de zitting plaatsvond, heeft verzoeker de rechtbank geïnformeerd dat hij inmiddels was toegelaten tot de maatschappelijke opvang, waarna hij zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om een proceskostenvergoeding, waarop verweerder, ISD Brabantse Wal, heeft gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-. Dit bedrag is gebaseerd op de punten voor het indienen van het verzoekschrift en het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5. De voorzieningenrechter heeft het gewicht van de zaak als licht beoordeeld, omdat het enkel ging om het niet tijdig nemen van een besluit. Er is geen griffierecht betaald, waardoor een veroordeling tot vergoeding daarvan niet nodig was.
De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.