ECLI:NL:RBZWB:2020:5035
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- J.L. Sierkstra
- A.J.J. Sterks
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
Op 16 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van 4 oktober 2019, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 1 november 2017 niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting niet noodzakelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 24 september 2020 een nota griffierecht heeft ontvangen, met de mededeling dat het griffierecht binnen veertien dagen betaald moest worden. Dit griffierecht is echter niet tijdig betaald, en de nota is op 8 oktober 2020 retour ontvangen zonder dat deze was afgehaald.
Daarnaast heeft de griffier verzoekster op 25 september 2020 verzocht om uitleg waarom haar zaak met spoed behandeld moest worden, met een termijn van één week voor een reactie. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.