ECLI:NL:RBZWB:2020:5035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8565 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

Op 16 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van 4 oktober 2019, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 1 november 2017 niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting niet noodzakelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 24 september 2020 een nota griffierecht heeft ontvangen, met de mededeling dat het griffierecht binnen veertien dagen betaald moest worden. Dit griffierecht is echter niet tijdig betaald, en de nota is op 8 oktober 2020 retour ontvangen zonder dat deze was afgehaald.

Daarnaast heeft de griffier verzoekster op 25 september 2020 verzocht om uitleg waarom haar zaak met spoed behandeld moest worden, met een termijn van één week voor een reactie. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8565 WIA VV

uitspraak van 16 oktober 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , wonende te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2019 (bestreden besluit) waarin verweerder haar bezwaar tegen een besluit van 1 november 2017 niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege termijnoverschrijding. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. In artikel 8:82 van de Awb is bepaald dat degene die een verzoek om voorlopige voorziening indient griffierecht moet betalen.
2. De griffier heeft verzoekster op 24 september 2020, bij aangetekende brief, een nota griffierecht gezonden. Verzoekster is meegedeeld dat het griffierecht binnen veertien dagen op de bankrekening van de rechtbank dient te zijn bijgeschreven en dat het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde bedrag niet (tijdig) is betaald. De rechtbank heeft deze nota op 8 oktober 2020 retour ontvangen met de mededeling dat deze niet is afgehaald.
3. Verder heeft de griffier verzoekster bij brief van 25 september 2020 verzocht uit te leggen waarom haar zaak met spoed moet worden behandeld. Zij heeft hiervoor een termijn van één week gekregen. Ook in deze brief is vermeld dat bij het uitblijven van een tijdige reactie haar verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Verzoekster heeft hierop eveneens niet gereageerd.
4. Conclusie van het bovenstaande is dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 16 oktober 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.