ECLI:NL:RBZWB:2020:5000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8119 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van woning voor 12 maanden wegens drugshandel en productie

Op 12 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Zundert. Dit besluit hield in dat hun woning voor de duur van 12 maanden gesloten moest worden vanwege de ontdekking van een professioneel, grootschalig laboratorium voor de productie van methamfetamine in de schuur op hun perceel. De verzoekers stelden dat de verdovende middelen niet in de woning, maar in de schuur waren aangetroffen, en dat zij niet op de hoogte waren van de criminele activiteiten die daar plaatsvonden. Ze voerden aan dat de sluiting disproportioneel was, vooral omdat er geen overlast was en het acute gevaar voor de omgeving na de ontruiming van het laboratorium was geweken.

De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de grote hoeveelheid methamfetamine die was aangetroffen. De rechter benadrukte dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een pand de burgemeester de bevoegdheid geeft om tot sluiting over te gaan, ongeacht de persoonlijke verwijtbaarheid van de verzoekers. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onevenredig maakten en dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot een sluiting van 12 maanden, gezien de ernst van de situatie en het gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8119 OPIUMW VV

uitspraak van 12 oktober 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,

gemachtigde: mr. A.P.E. de Brouwer, advocaat te Roosendaal,
en

de burgemeester van de gemeente Zundert, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 juni 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake het sluiten van hun woning voor de duur van 12 maanden. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 september 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.C.J. Heinen, die waarnam voor mr. De Brouwer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M.A.J. Braspenning-Hereijgers.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers zijn eigenaar van het perceel aan [adres] . Op het perceel staan een woonhuis en een schuur.
Op 16 juni 2020 heeft de politie in de schuur op het perceel een in werking zijnd, professioneel, grootschalig laboratorium aangetroffen voor de productie van methamfetamine. Methamfetamine wordt verkocht onder de naam crystal meth. Bij de doorzoeking van de woning en de bijbehorende schuur werd onder meer in de schuur circa 13,06 kilogram eindproduct methamfetamine aangetroffen.
De woning verkeerde in zeer slechte staat. De elektriciteitsvoorziening en stroompunten waren op een dusdanig amateuristische en gevaarlijke manier aangebracht dat er een verhoogd brandgevaar was. Bekabeling van de stroompunten was open en bloot zichtbaar en niet afgedekt. Verder was er sprake van een risico op brand en/of elektrocutie, doordat een niet-geaarde stroomkabel krachtstroom van de woning naar het productie-laboratorium liep. In de schuur zijn vluchtige stoffen, giftige chemicaliën en een drukketel aangetroffen, waardoor er gevaar voor brand en ontploffing was. Door vloeistoflekkage bestond bovendien kans op bodemverontreiniging. Omdat de openbare weg op een afstand van ongeveer 10 meter ligt en er andere woningen in de buurt zijn, bestond er een levensgevaarlijke situatie voor de omgeving.
Ter zitting is gebleken dat zowel de illegale (kracht)stroomtoevoer, als de watertoevoer naar de schuur vanuit de woning kwam en dat er gelaatsmaskers in de woning zijn aangetroffen die geplaatst konden worden op filterbussen die zijn gevonden in de schuur. Ook zijn twee bonnetjes van Hornbach en Kruidvat in de schuur gevonden waarvan de bijbehorende goederen in de woning lagen.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester verzoekers gelast de woning en de op het perceel aanwezige bijgebouwen met ingang van 19 juni 2020 te sluiten en gedurende 12 maanden gesloten te houden, op straffe van de toepassing van bestuursdwang.
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 28 juli 2020 bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar hebben zij om een voorlopige voorziening verzocht.
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat de verdovende middelen niet zijn aangetroffen in de woming, maar in de schuur, die door verzoekers aan een derde werd verhuurd. Zij wisten niet dat in de schuur criminele activiteiten werden ontplooid en als zij dit hadden geweten, dit nooit hadden goedgekeurd. Verzoekers beroepen zich op de jurisprudentie, waarin het enkele feit dat een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, onvoldoende is om tot sluiting van het pand over te gaan. In dit verband verwijzen zij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912).
Verder is er geen sprake geweest van overlast, zodat sluiting van het perceel, danwel de woning niet noodzakelijk is. Met de ontruiming van het drugslaboratorium op 16 juni 2020 is het acute gevaar voor mens en milieu geweken. Er zijn geen grote hoeveelheden drugsafval, vluchtige stoffen of giftige chemicaliën meer aanwezig en van acuut brandgevaar is geen sprake meer, omdat de elektriciteitsvoorziening is afgesloten. Verzoekers zijn van mening dat de burgemeester conform de beleidsregel had kunnen volstaan met een sluiting van drie maanden. Ook was het mogelijk geweest om de woning voor drie maanden te sluiten en de schuur, die los staat van de woning, voor een langere periode. Het bestreden besluit achten zij disproportioneel.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na verzending van de beslissing op het bezwaarschrift. Ter zitting hebben zij subsidiair verzocht om het besluit alleen wat de woning betreft te schorsen, nu zij – met de kennis van nu – op zich wel begrip kunnen opbrengen voor de sluiting van de schuur. De uitvoering van het besluit zal tot onomkeerbare gevolgen leiden, daarin is het spoedeisend belang van verzoekers gelegen. Zij voeren aan dat zij bezig waren met een renovatie van de woning en dat een langdurige sluiting van de woning kan leiden tot een onbewoonbaarverklaring ervan en dakloosheid van verzoekers. In de herfst en winter kunnen vochtproblemen leiden tot schimmelvorming en kan er een ongedierteplaag ontstaan door de aangebroken zakken voer die zich nog op het perceel en in de woning bevinden. Ten slotte is het niet wenselijk dat verzoekers in deze tijd van het corona-virus lang bij kennissen verblijven.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Gelet op de gemotiveerde stelling van verzoekers dat het gelet op hun dreigende dakloosheid noodzakelijk is om toegang tot de woning te verkrijgen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om een spoedeisend belang aan te nemen.
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij aan verzoekers een last onder bestuursdwang is opgelegd tot sluiting van hun woning en de bijgebouwen gedurende 12 maanden, in bezwaar stand zal houden.
6.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:719) mag de burgemeester bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand of een daartoe behorend erf, die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, in beginsel aannemelijk achten dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag daarbij in zijn beleid aansluiting zoeken bij de hoeveelheden (0,5 gram harddrugs en 5 gram softdrugs), die door het openbaar ministerie in haar richtlijnen als (gedoog-)grens voor “eigen gebruik” worden aangenomen. Het ligt in dat geval volgens die vaste rechtspraak op de weg van de belanghebbende om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester bevoegd ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
Vaststaat dat op het perceel van verzoekers meer dan een geringe overschrijding van de genoemde hoeveelheid harddrugs is aangetroffen, namelijk circa 13,06 kilogram methamfetamine. Deze hoeveelheid aan harddrugs is dusdanig groot dat vast staat dat deze drugs voor de handel bestemd waren. Door verzoekers is aangevoerd dat het enkele aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs geen reden is om tot sluiting van het pand over te gaan. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarnaar zij in dit verband verwijzen, is echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de onderhavige situatie niet van toepassing. Op het perceel van verzoekers is 26.0000 maal de gedoogde hoeveelheid aangetroffen, hetgeen niet in verhouding staat tot de aangetroffen hoeveelheid in de genoemde zaak. Ook zijn er – in tegenstelling tot de genoemde zaak – meer factoren aanwezig die tot sluiting kunnen leiden dan enkel een aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs. Het beroep op deze jurisprudentie kan dan ook niet slagen.
6.2
Verzoekers hebben gesteld dat de burgemeester de last tot sluiting van hun woning niet kon opleggen, omdat de methamfetamine niet van hen is. Dat is bij de beoordeling van het bestreden besluit niet van belang. Gelet op de tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft alleen al de aanwezigheid van voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemde verdovende middelen in een pand de burgemeester de bevoegdheid om tot sluiting van het pand over te gaan. Persoonlijke verwijtbaarheid of wetenschap is daarvoor niet vereist.
6.3
De burgemeester was aldus bevoegd de last onder bestuursdwang op te leggen.
Volgens vaste jurisprudentie zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien bijvoorbeeld concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6.4
De vraag of verzoekers een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2018:2241). Verzoekers kan geen verwijt worden gemaakt als zij niet op de hoogte waren en evenmin redelijkerwijs op de hoogte konden zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs. Van degene die een woning of een schuur op zijn perceel verhuurt, wordt echter verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand (ECLI:NL:RVS:2019:2462). Dit leidt ertoe dat verzoekers in het kader van de evenredigheidstoets geen beroep kunnen doen op hun onwetendheid.
6.5
Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat handhavend optreden onevenredig is, omdat er geen sprake is geweest van overlast. Dit doet echter geen afbreuk aan de noodzaak van de woningsluiting. Uitgangspunt is immers dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:1682). In het geval van de ontdekking van een in werking zijnd laboratorium voor de productie van harddrugs, geldt dit des te zwaarder.
6.6
Verder stellen verzoekers zich op het standpunt dat het gevaar voor mens en milieu was geweken na de ontruiming van het productie laboratorium op 16 juni 2020 en dat de opgelegde last tot sluiting om die reden onevenredig is.
De voorzieningenrechter overweegt dat een herstelsanctie die met de last onder bestuursdwang wordt opgelegd, ingevolge artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van de overtreding, maar ook tot het voorkomen van herhaling daarvan, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen daarvan.
Bij de oplegging van de maatregel heeft de burgemeester van doorslaggevend belang geacht dat wanneer in een pand een in werking zijnd, professioneel, grootschalig laboratorium voor de productie van methamfetamine wordt aangetroffen, gesteld kan worden dat dit pand een aanzienlijke rol vervult binnen de keten van drugshandel. Niet alleen ter beëindiging van de overtreding, maar evenzeer ter voorkoming van herhaling ervan, is de last onder bestuursdwang opgelegd. Een zichtbare sluiting is voor de bij dit pand betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal dat de gemeente (hard) optreedt tegen drugscriminaliteit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is in het belang van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
6.7
Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het onevenredig moet worden geacht dat de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maakt.
6.8
Ten aanzien van de duur van de sluiting hebben verzoekers aangevoerd dat een sluiting van 12 maanden disproportioneel is. Conform de beleidsregel moet volgens hen volstaan worden met een sluiting van 3 maanden.
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, middels vaststelling van de ‘Beleidsregel handhaving op artikel 13b Opiumwet in de gemeente Zundert 2014’. Op grond van deze beleidsregel bepaalt de burgemeester welke bestuurlijke maatregel moet volgen op de geconstateerde overtreding. Onder 3.3 van de beleidsregel is neergelegd dat bij de eerste geconstateerde overtreding van artikel 2 van de Opiumwet in of vanuit een woning of daarbij behorende erven, een sluiting voor de duur van 3 maanden wordt gelast. In beginsel wordt er overeenkomstig de beleidsregel besloten. Op basis van feiten en omstandigheden kan de burgemeester in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze vastgesteld zijn in het beleid. Dat kan betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten. Dit is opgenomen onder 4.2 (uitgangspunten optreden) en onder 5 (afwijkingsbevoegdheid) van de Beleidsregels en is in overeenstemming met artikel 4:84 van de Awb.
De burgemeester is in dit geval afgeweken van hetgeen onder 3.3 van de beleidsregel is bepaald. Vanwege de ernst van de overtreding heeft hij een sluiting van 12 maanden gelast. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat het gaat om een in werking zijnd, professioneel, grootschalig productie-laboratorium, waarbij een grote hoeveelheid methamfetamine met een enorme straatwaarde is aangetroffen. Uitgaand van de door de politie gehanteerde straatwaarde van € 14.000,- per kilo, is er voor ongeveer € 182.000,- aan harddrugs gevonden. Er was groot, acuut gevaar voor de omgeving in de vorm van brandgevaar, ontploffingsgevaar, gevaar voor levensgevaarlijke reacties door giftige chemicaliën en bodemverontreiniging. Het productie-laboratorium lag op een afstand van slechts 10 meter vanaf de openbare weg en in de directe omgeving zijn meerdere woningen gelegen. Met oplegging van de maatregel wordt daarnaast beoogd dat er een preventieve werking vanuit gaat.
De burgemeester heeft niet alleen de sluiting van de schuur, maar ook van de woning voor de duur van 12 maanden gelast, omdat er sprake was van een verbondenheid tussen de schuur en de woning. De illegale (kracht)stroomtoevoer en de watertoevoer naar de schuur vonden vanuit de woning plaats, er zijn gelaatsmaskers in de woning aangetroffen die geplaatst konden worden op filterbussen die zijn gevonden in de schuur en er zijn twee bonnetjes van Hornbach en Kruidvat in de schuur gevonden waarvan de bijbehorende goederen in de woning lagen. Hierdoor is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester een onlosmakelijke verbondenheid tussen de schuur en het woonhuis heeft kunnen aannemen.
Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat een sluiting van 12 maanden van de woning en de schuur recht doet aan de ernst van de situatie.
7. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek daartoe daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier, op 12 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: wettelijk kader

Opiumwet
Op grond van artikel 2 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Methamfetamine staat op lijst I van de Opiumwet (harddrugs).
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 5:2 van de Awb wordt onder herstelsanctie verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Ingevolge artikel 5:21, aanhef en onder a, van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding.
Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. (inherente afwijkingsbevoegdheid).
Beleidsregel handhaving op artikel 13b Opiumwet in de gemeente Zundert 2014
Onder 3.3 van de Beleidsregel is onder meer bepaald:
Bij overtreding van artikel 2 Opiumwet juncto artikel 13b Opiumwet lid 1 (handel in harddrugs) in of vanuit een woning of daarbij behorende erven wordt als volgt gehandeld:
1e constatering sluiting voor een periode van 3 maanden
2e constatering sluiting voor een periode van 6 maanden
3e constatering sluiting voor onbepaalde tijd
Van deze overtreding is in ieder geval sprake in de volgende gevallen:
Verkoop van harddrugs door eigenaar/huurder/bewoner;
Aanwezigheid van harddrugs in de woning in een handelshoeveelheid (>0,5 gram harddrugs/voor GHB >5 ml)
Onder 5 van de Beleidsregel is bepaald dat er zich situaties kunnen voordoen die dermate ernstig zijn dat van de matrix afgeweken moet kunnen worden. (..) De burgemeester kan gemotiveerd afwijken. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten.