ECLI:NL:RBZWB:2020:4996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
02-159666-20, 02-004602-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal van postzegels en andere goederen met gebruik van schakelbewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2020, staat de verdachte terecht voor meerdere diefstallen van postzegels en andere goederen. De tenlastelegging omvat vier feiten, waarbij de verdachte op verschillende data in 2020 postzegels heeft gestolen uit supermarkten in Koudekerke, Goes en Dordrecht. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 1 oktober 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte ontkent de diefstallen en stelt dat de herkenningen door verbalisanten onbetrouwbaar zijn.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en proces-verbalen van verbalisanten. De rechtbank oordeelt dat de herkenning door verbalisant [Naam 5] betrouwbaar is, omdat deze verbalisant de verdachte kort voor de herkenning in levenden lijve heeft gezien. De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte voor feit 4 wordt vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legt een voorwaardelijke ISD-maatregel op, met voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen [Naam 1] en [Naam 2] voor schadevergoeding, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank gelast de teruggave van in beslag genomen postzegels aan [Naam 2] en kleding aan de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/159666-20 en 22/004602-15 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1985 te [Geboorteplaats- en Land]
wonende te [Adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, te Middelburg,
raadsman mr. A.W. Grijseels, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2020, waarbij de officier van justitie mr. G. Oosterveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
- feit 1: op 22 april 2020 bij [Naam 1] postzegels heeft gestolen, en als dat niet bewezen kan worden dat hij die postzegels heeft witgewassen;
- feit 2: op 16 juni 2020 bij [Naam 2] postzegels heeft gestolen, en als dat niet bewezen kan worden dat hij die postzegels heeft witgewassen;
- feit 3: op 8 juni 2020 bij [Naam 3] postzegels heeft gestolen;
- feit 4 :op 27 april 2020 bij [Naam 4] blikjes Red Bull heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het handelen van de verbalisant op 16 juni 2020
Verdachte heeft betwist dat hij aan verbalisant [Naam 5] toestemming heeft gegeven om zijn auto te doorzoeken. De verbalisant heeft in een proces-verbaal van bevindingen en in getuigenverhoren door de politie en de rechter-commissaris verklaard over de gang van zaken rondom de doorzoeking van de auto waarin verdachte die dag reed. De verklaringen van de verbalisant zijn overtuigend. Hij noemt concrete details uit het gesprek met verdachte en hij weet welke verdenkingen nodig zijn voor het toepassen van opsporingsbevoegdheden. De enkele stelling van verdachte dat het anders is gegaan is onvoldoende om de lezing van de verbalisant ter zijde te schuiven en te concluderen dat de doorzoeking onrechtmatig is geweest. De verbalisant heeft zijn wettelijke bevoegdheden juist toegepast. De postzegels die in de auto gevonden zijn, kunnen daarom voor het bewijs worden gebruikt.
Ten aanzien van de feiten
Alle ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de aangiftes, de camerabeelden en de herkenning van verdachte op de camerabeelden of foto’s daarvan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Het handelen van de verbalisant op 16 juni 2020
Verdachte heeft geen toestemming gegeven om de auto waarin hij reed te doorzoeken. De doorzoeking van de auto, en daarmee ook de doorzoeking van de tas en de jas van verdachte, was onrechtmatig. De aangetroffen postzegels dienen daarom als ‘fruits of the poisonous tree’ van het bewijs te worden uitgesloten.
Ten aanzien van de feiten
- feit 1: Verdachte heeft het feit ontkend en hij heeft zichzelf niet herkend op de camerabeelden van de supermarkt. De herkenning door verbalisant [Naam 5] van verdachte op de foto’s van de camerabeelden met betrekking tot dit feit is niet betrouwbaar. Niet valt uit te sluiten dat de herkenning geheel is bepaald door de verwachting – ‘bias’ – die de verbalisant had op het moment dat hij de foto’s bekeek. Deze herkenning kan daarom niet voor het bewijs worden meegenomen.
- feit 2: de man op de camerabeelden van de supermarkt is niet verdachte. De bloemen in de auto heeft hij ergens anders gekocht. De in de auto aangetroffen kleding is niet bijzonder, het zijn algemene modieuze kledingstukken. De vier sterk op elkaar lijkende broers van verdachte maken ook regelmatig gebruik van de Fiat Punto en de broers wisselen elkaars kleding uit.
- feit 3: ook hier kan de herkenning door een verbalisant van verdachte op de camerabeelden niet meewerken voor het bewijs. De herkenning is gedaan door een verbalisant die verdachte nooit heeft gezien, terwijl hem vooraf was verteld dat het verdachte was die op de beelden te zien was.
- feit 4: bij de herkenning van verdachte op de camerabeelden door een verbalisant is eveneens sprake van het verwachtingseffect. Zij heeft verklaard dat de camerabeelden verdachte zouden betreffen. De foto van de ID-staat waarmee wordt vergeleken zit niet in het dossier. Daarnaast is niet duidelijk welke beelden bekeken zijn, omdat deze niet in het dossier zitten.
De verdediging is van mening dat vanwege de uitsluiting van bewijs en de onbetrouwbare herkenningen, verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het handelen van de verbalisant op 16 juni 2020
Verbalisant [Naam 5] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 16 juni 2020, in zijn getuigenverklaring van 20 juni 2020 en in het verhoor van 30 juli 2020 bij de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd verklaard over zijn contact met verdachte op de parkeerplaats aan [naam parkeerplaats] in Kruiningen op 16 juni 2020. Hij heeft steeds verklaard dat verdachte toestemming heeft gegeven voor het doorzoeken van de auto op de aanwezigheid van strafbare goederen. Hij heeft verklaard dat bij het doorzoeken van de auto door verdachte de klep van de kofferbak is opengehouden omdat de gasveren kapot waren. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de klep van de kofferbak soms inderdaad opengehouden moet worden. De verbalisant noemt hiermee een detail waarvan hij zonder een gesprek met verdachte daarover op 16 juni 2020 niet had kunnen weten. De gang van zaken zoals geschetst door de verbalisant wordt op dit punt dus ondersteund door de verklaring van verdachte.
Verdachtes niet-onderbouwde ontkenning van de gegeven toestemming voor doorzoeking van de auto is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan de verklaringen van de verbalisant over die toestemming te twijfelen. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien verdachte ontkent en deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de tenlastegelegde feiten kan aantonen en zijn gebaseerd op camerabeelden die mogelijk niet altijd duidelijk zijn. Daarmee rekening houdend zal de rechtbank per zaak beoordelen of en zo ja, welke bewijsmiddelen voorhanden zijn en of deze niet alleen het wettige bewijs voor de betrokkenheid van verdachte opleveren, maar ook of de rechtbank aan de hand daarvan de overtuiging heeft bekomen dat verdachte bij die zaak betrokken is geweest.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen zal de rechtbank beoordelen of de beschikbare camerabeelden en foto’s van camerabeelden van een zodanige kwaliteit zijn dat herkenning van een persoon daarvan mogelijk is. Vervolgens zal de rechtbank onderzoeken of de verbalisanten al dan niet eerder ambtshalve contact met verdachte hebben gehad, waarbij geldt dat een herkenning door een verbalisant die verdachte in levenden lijve heeft gezien en gesproken (meer) betrouwbaar wordt geacht, en een herkenning door een verbalisant die verdachte nooit heeft gezien als minder betrouwbaar wordt gewaardeerd.
Ten slotte is van belang dat de verbalisant beschrijft aan welke gezichts- en lichaamskenmerken hij verdachte herkend heeft.
-feit 1
De herkenning van verdachte is gedaan door verbalisant [Naam 5] op 17 juni 2020. De drie foto’s aan de hand waarvan de herkenning heeft plaatsgevonden betreffen stills van camerabeelden van [Naam 1] van 22 april 2020. Deze foto’s zijn scherp en in kleur. Op twee van deze foto’s is een persoon van top tot teen in beeld, waarbij het gezicht van voren en van opzij te zien is. De rechtbank is van oordeel dat de kwaliteit van deze foto’s zodanig is dat op basis daarvan een herkenning van de persoon mogelijk is.
De herkenning is gedaan door verbalisant [Naam 5] . Hij heeft verdachte op 16 juni 2020 gezien op de parkeerplaats aan [naam parkeerplaats] in Kruiningen en heeft daar toen enige tijd met hem gesproken. De verbalisant heeft dus kort vóór de herkenning in levenden lijve ambtshalve contact met verdachte gehad. Verbalisant [Naam 5] heeft in het proces-verbaal ‘herkenning persoon door opsporingsambtenaar’ omschreven aan welke lichaams- en gezichtskenmerken hij de persoon op de foto’s heeft herkend als verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de herkenning door verbalisant [Naam 5] betrouwbaar is. Niet is gebleken dat deze herkenning voornamelijk het resultaat is van de verwachting van verbalisant [Naam 5] dat het verdachte zou zijn die op de beelden te zien zou zijn.
Gelet op de betrouwbare herkenning in samenhang met de overige bewijsmiddelen zoals genoemd in bijlage II, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
- feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de persoon die is te zien op de camerabeelden van [Naam 2] van 16 juni 2020 om circa 19:04 uur de persoon is die de postzegels heeft weggenomen en dat verdachte die persoon is.
Op de camerabeelden van de supermarkt van 16 juni 2020 is onder meer te zien dat iemand die qua uiterlijk en qua kleding lijkt op verdachte, zich rond 19:04 uur enkele keren voor korte tijd achter de servicebalie bij de bloemen begeeft. Daarna verplaatst hij zich met zijn winkelwagen naar de voorkant van de servicebalie en rekent twee bosjes bloemen af. Op de camerabeelden is te zien dat dit een bosje oranje bloemen en een bosje rode bloemen betreft.
Op 16 juni 2020 na 20:45 uur in Kruiningen werden in de auto waarin verdachte reed, naast de postzegels, ook een bosje oranje bloemen en een bosje rode bloemen aangetroffen. Een foto van deze bloemen is opgenomen in een nieuwsbericht over de aanhouding van verdachte en het aantreffen van de postzegels (algemeen toegankelijke bron: internet). Getuige [Naam 6] , die op 16 juni 2020 als verkoopmedewerkster in het bewuste [Naam 2] -filiaal werkte, heeft deze bloemen in het nieuwsbericht herkend als dezelfde bloemen die een man die zij omstreeks 19:00 uur in de winkel had gezien, in de winkel had gekocht. Deze man had een donkere huidskleur en een breed postuur, en hij droeg een rugzak en een zwarte jas. Toen de getuige naar aanleiding van dit nieuwsbericht navraag deed bij het filiaal of postzegels waren ontvreemd, werd ontdekt dat er postzegels misten.
Verder acht de rechtbank van belang dat de rugzak die is aangetroffen in de auto waarin verdachte reed en de schoenen in de fouillering van verdachte gelijkenis vertonen met de rugzak en de schoenen van de man op de camerabeelden.
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
- feit 3
Het dossier bevat ten aanzien van dit feit de aangifte, camerabeelden van de supermarkt, foto’s (stills) van deze camerabeelden en een proces-verbaal van bevindingen waarin de persoon op de camerabeelden wordt vergeleken met een foto van verdachte en de kleding die op 16 juni 2020 is aangetroffen in de auto waarin verdachte die dag reed.
In dit laatste proces-verbaal heeft geen feitelijke herkenning van verdachte door een verbalisant plaatsgevonden. De verbalisant heeft geconcludeerd dat zowel de kleding als de beeltenis van verdachte grote overeenkomsten vertonen met persoon op de camerabeelden. Nu een herkenning ontbreekt, is de vraag of er voldoende wettig bewijs is voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
Voor de redengevendheid van het schakelbewijs wijst de rechtbank op het volgende.
De overeenkomsten die door de verbalisant in het genoemde proces-verbaal van bevindingen worden gezien zijn overeenkomsten die ook de rechtbank vaststelt na het zien van de camerabeelden, verdachte ter terechtzitting en de kleding die is aangetroffen in de auto van verdachte.
De rechtbank overweegt verder dat feit 3 is gepleegd in dezelfde periode als de bewezenverklaarde feiten 1 en 2, door een persoon die qua uiterlijk en kleding zeer gelijkend is aan verdachte. Ook is sprake van een overeenkomende modus operandi. Ook dit feit betreft, evenals in feit 1 en 2, een diefstal van een grote hoeveelheid postzegels bij een filiaal van [Naam winkelketen] supermarkt, waarbij de dader eerst enige tijd afwachtend rondhangt in de nabijheid van de servicebalie, waarna hij zich achter de servicebalie begeeft en daar (wegneem)handelingen verricht. Tussen feit 1 en feit 3 is er wat betreft de handelingen nog een overeenkomst, te weten dat er eerst de rugzak achter de balie wordt gezet en vervolgens boodschappen worden gedaan, die vervolgens worden afgerekend.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat het bewijsmateriaal van de feiten 1 en 2 op deze essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de genoemde bewijsmiddelen in het dossier met betrekking tot feit 3. De rechtbank acht feit 3 daarom eveneens wettig en overtuigend bewezen. Deze beslissing is zowel gegrond op de ten aanzien van dat feit weergegeven bewijsmiddelen, als op het schakelbewijs bestaande uit de bewijsmiddelen die ten grondslag hebben gelegen aan het bewijs van de feiten 1 en 2.
- feit 4
Het dossier bevat als bewijsmiddelen een aangifte, een ‘drive off registration’, een proces-verbaal van bevindingen inhoudende een omschrijving van de camerabeelden van het tankstation van 27 april 2020, een herkenning van de persoon op deze camerabeelden als verdachte door de verbalisant, en foto’s (stills) van deze camerabeelden.
In deze zaak heeft een herkenning plaatsgevonden door verbalisant [Naam 7] , die de persoon op de camerabeelden van [Naam 4] aan de hand van een foto van verdachte heeft herkend als verdachte. Uit het proces-verbaal komt naar voren dat hij de bewegende camerabeelden heeft bekeken. Daarover beschikt de rechtbank niet. Op de bij het dossier gevoegde dvd’s betreffende dit feit waren camerabeelden te zien waarop de datum 1 juni 2020 weergegeven was. Dit betreffen dus andere camerabeelden dan de camerabeelden die de verbalisant heeft gezien. Op twee kleurenfoto’s van camerabeelden die bij dit proces-verbaal van bevindingen zijn gevoegd is de datum 27 april 2020 opgenomen. Op twee andere kleurenfoto’s, waarop een man met een donkere huidskleur, een kaal hoofd en een zwart shirt is te zien, is geen datum opgenomen. Onduidelijk is dus of dit foto’s betreffen van de camerabeelden van 27 april 2020. De rechtbank zal deze twee foto’s daarom niet betrekken bij de kwaliteitstoets.
De kwaliteit van de foto’s waarbij wel een datum is vermeld is op zichzelf goed. De persoon die de blikjes Red Bull in zijn tas stopt, is op de beelden goed te zien qua postuur. Het gezicht is echter niet heel duidelijk omdat de afbeelding van die persoon klein is. Naar het oordeel van de rechtbank is herkenning op basis van deze twee foto’s, ondanks de goede kwaliteit, niet mogelijk, zodat deze herkenning niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Mogelijk waren de camerabeelden van 27 april 2020 wel voldoende duidelijk om daarop een herkenning te kunnen baseren. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt echter niet of verbalisant [Naam 7] verdachte ooit heeft ontmoet. De herkenning zou ook om die reden door de rechtbank niet als bewijs worden gebruikt.
Op de ‘drive off registration’ is genoteerd dat de bestuurder van een zwarte Fiat Punto met het kenteken [Kenteken] op 27 april 2020 € 35,69 heeft afgerekend bij het tankstation.
Dit betreft de auto waarin verdachte op 16 juni 2020 reed. Gelet op de verklaring van verdachte dat zijn broers, die volgens hem erg op hem lijken, ook in die auto rijden, en op de kwaliteit van de foto’s met datum van de camerabeelden, is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat het verdachte was die die dag bij het tankstation was en de blikjes Red Bull heeft gestolen.
De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan wettig bewijs vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair.
hij op 22 april 2020 te Koudekerke, gemeente Veere,
meerdere vellen en rollen postzegels (ter waarde van in totaal
1809,30 euro),
dieaan een ander
toebehoorde
n, te weten aan winkelbedrijf [Naam 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2 primair.
hij op 16 juni 2020 te Goes,
meerdere vellen postzegels (ter waarde van in totaal
6142,50 euro),
dieaan een ander
toebehoorde
n, te weten aan [Naam 2]
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3
hij op 8 juni 2020 te Dordrecht
een (grote) hoeveelheid postzegels (ter waarde van in totaal ongeveer 1399,90
euro),
dieaan een ander toebehoorde, te
weten aan winkelbedrijf [Naam 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke ISD-maatregel met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Fivoor GGZ, het volgen van het traject bij Perspct, het meewerken aan schuldhulpverlening en de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De officier van justitie vordert de proeftijd vast te stellen op twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten. De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen bij dezelfde supermarktketen, waarbij hij telkens een grote hoeveelheid postzegels heeft gestolen. Dergelijke feiten bezorgen de slachtoffers veel ongemak en ergernis. Daarbij komt dat, waar de waarde van de gestolen spullen bij winkeldiefstallen vaak relatief gering is, hier sprake is van een waarde van duizenden euro’s, zodat de slachtoffers in deze zaken ook forse financiële schade hebben geleden.
Volgens het strafblad van verdachte is hij sinds 2001 vrijwel jaarlijks veroordeeld wegens (winkel)diefstallen en andere strafbare feiten. Daarop is gereageerd met (deels) onvoorwaardelijke geldboetes, taakstraffen en (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Geen van deze strafmodaliteiten heeft verdachte ervan kunnen weerhouden dat hij opnieuw strafbare feiten pleegde.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zelf hulp heeft gezocht vlak voordat de landelijke coronamaatregelen in werking zijn getreden, omdat hij inzag dat hij hulp nodig had om bepaalde gedrags- en denkpatronen te doorbreken. Het herstellen van contact met zijn dochtertje vormde de motivatie voor het zoeken van deze hulp.
Reclassering Nederland heeft in haar rapport van 17 september 2020 naar voren gebracht dat sprake is van een veelvoud aan problemen op de diverse levensgebieden. Er zijn tal van risicofactoren, waardoor het recidiverisico hoog is. Kort voor het uitbreken van de coronacrisis heeft verdachte voor het eerst hulp gezocht voor het oplossen van zijn problemen bij het sociaal wijkteam, de sociale dienst en Perspct. Verdachte is nog steeds welkom in het traject van Perspct. Gelet op de motivatie van verdachte en het verloop van een nog lopend reclasseringscontact heeft de reclassering de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
Ter zitting is de deskundige bij dit advies gebleven met uitzondering van het onderdeel van de te stellen voorwaarden. In het rapport zijn een contact- en locatieverbod geadviseerd. Die voorwaarden zijn, gelet op de strafbare feiten, niet aan de orde.
De rechtbank is op grond van het strafblad van verdachte en het rapport van Reclassering Nederland van 17 september 2020 van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt.
Immers op de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
Gelet op het feit dat verdachte eerder zelf al hulp had ingeschakeld voor het aanpakken van zijn problemen en dat hij nu gemotiveerd lijkt om een leven buiten het criminele circuit op te bouwen, acht de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden, waarbij de voorwaarden worden gesteld zoals geadviseerd door de reclassering. Dit zijn:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling bij Fivoor GGZ of soortgelijke zorgverlener gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- het op positieve wijze voltooien van zijn traject bij Perspct;
- het meewerken aan schuldhulpverlening, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van Beschermingsbewind en/of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden: het volgen van de CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.

7.De benadeelde partij

7.1
Feit 1
De benadeelde partij [Naam 1] vordert een schadevergoeding van
€ 1.809,30 vanwege weggenomen postzegels en € 195,- proceskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente berekend vanaf 22 april 2020.
De gevorderde proceskosten zijn niet betwist. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. De proceskosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking, zodat deze vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.2
Feit 2
De benadeelde partij [Naam 2] vordert een schadevergoeding van € 7.023,70 vanwege weggenomen postzegels en € 181,- proceskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt.
Aangezien de op 16 juni 2020 onder verdachte in beslag genomen postzegels met een totale waarde van € 6.142,50 aan [Naam 2] zullen worden teruggegeven (zie onder 8.1.) wordt daarmee de geleden schade verminderd en resteert een schadebedrag van
€ 7.023,70 - € 6.142,50 = € 881,20. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de materiële schade tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 16 juni 2020, en de vordering op dit punt voor het overige afwijzen.
De gevorderde proceskosten zijn niet betwist. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. De proceskosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking, zodat deze vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen postzegels aan [Naam 2] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Verdachte had de postzegels in zijn bezit nog geen twee uur na de bewezenverklaarde diefstal ervan bij [Naam 2] en de waarde van de inbeslaggenomen postzegels ligt dicht bij de door de benadeelde partij [Naam 2] opgegeven waarde van de gestolen postzegels.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen kleding aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee weken gevangenisstraf die aan verdachte onder parketnummer 22/004602-15 is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 februari 2020 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde verbonden aan de voorwaardelijke straf heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen, met aftrek van de tijd die verdachte in die zaak in voorarrest heeft verbleven.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38p, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:diefstal
feit 2 primair:diefstal
feit 3:diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Rotterdam (adres: Marconistraat 2, telefoonnummer: 088-8041302), en zich blijft melden op afspraken met de reclassering en geeft daarbij zijn
volledige medewerking aan het inhoudelijk verstrekken van informatie, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich zal laten behandelen Fivoor GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van Fivoor GGZ. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan het op positieve wijze voltooien van zijn traject bij Perspct (sociale dienst Drechtsteden) en daarbij zijn volledige medewerking geeft aan het voor hem opgestelde plan van aanpak;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van Beschermingsbewind en/of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering en/of samenwerkingspartners waaronder Sociaal wijkteam Dordrecht en/of sociale dienst Drechtsteden en/of Perspct volledig inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cova training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt, indien toezichthouder dit gedurende de toezichtperiode alsnog noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op hulp en steun te verlenen bij het naleven van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan [Naam 2] van de inbeslaggenomen voorwerpen:
- 2206094 Postzegels
- 2206095 Postzegels
- gelast de teruggave aan verdachte van volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- 2206107 Alcohol
- 2206108 Bloem
- 2213909 Zak, Nike (rugzak)
- 2213910 Kleding, Nike (broek)
- 2213911 Kleding, Timberland (jas)
- 2213912 Schoeisel, Adidas (schoen)
- 2213914 Hoofddeksel, New era (pet)
- 2213915 Hoofddeksel, Nike (pet)
- 2213918 Hoofddeksel, Nike (pet)
- 2213919 Hoofddeksel, Adidas (pet)
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van 6 februari 2020 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 22/004602-15
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 2 (twee) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in deze zaak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 1] van € 1.809,30 (éénduizendachthonderdnegen euro en dertig cent) ter zake van materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 195,- (honderdvijfennegentig euro);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 1] (feit 1), € 1.809,30 te betalen, bestaande uit materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 36 (zesendertig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

feit 2

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 2] van
€ 881,20 (achthonderdéénentachtig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 181,- (honderdéénentachtig euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 2] (feit 2), € 881,20 te betalen, bestaande uit materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 17 (zeventien) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 oktober 2020.
Mr. Goedegebuur is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

12.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 april 2020 te Koudekerke, gemeente Veere,
meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len) postzegels (ter waarde van in totaal
1809,30 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [Naam 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2020 tot en met 16 juni 2020 te
Koudekerke, gemeente Veere, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len) postzegels
(ter waarde van in totaal 1809,30 euro), heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len)
postzegels (ter waarde van in totaal 1809,30 euro) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Goes,
meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len) postzegels (ter waarde van in totaal
6142,50 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [Naam 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Goes, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len) postzegels
(ter waarde van in totaal 6142,50 euro), heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten meerdere, althans één, vel(len) en/of rol(len)
postzegels (ter waarde van in totaal 6142,50 euro) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op of omstreeks 8 juni 2020 te Dordrecht
een (grote) hoeveelheid postzegels (ter waarde van in totaal ongeveer 1399,90
euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan winkelbedrijf [Naam 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Dordrecht
een tray (24 stuks) en/of enkele losse stuks Red Bull energie frisdrank, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Naam 4]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

13.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020158919 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van
1 tot en met 98.
Feit 1 primair
Het proces-verbaal van aangifte door [Naam 8] namens [Naam 1] , pagina 38 en 39 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2020 heeft er een diefstal plaatsgevonden in de [Naam 1] aan [Straatnaam 1] in Koudekerke. Ik ben er later achter gekomen dat er postzegels waren weggenomen. Ik heb toen samen met een collega de camerabeelden teruggekeken. Op de camerabeelden is het volgende te zien:
Op 22 april 2020 komt er om 08.05 uur een man de [Naam 1] binnengelopen. De man kan ik als volgt omschrijven: Het is een donkere man. Hij was volledig in het zwart gekleed. Zwarte broek, zwart met witte schoenen, zwart shirt, zwarte jas, zwarte rugtas en een zwart nike pet. De man is groot. De man legt zijn rugtas achter de balie neer. Vervolgens gaat hij de winkel in voor zijn boodschap. Na enkele minuten komt deze man bij de kassa met zijn winkelkar. Achter de balie staat een medewerker. Zij loopt weg. Vervolgens legt de man zijn producten op de kassaband neer en loopt naar de balie waar zijn tas ligt. Hij gaat gebukt bij zijn tas zitten en kijkt naar het rek waar de vellen met postzegels hangen. Dit doet hij meerdere keren. De vellen met postzegels die hij pakt stopt hij in zijn tas. Nadat hij dit gedaan had loopt hij weer terug naar de kassa waar hij zijn boodschap betaald. De vellen postzegels in zijn tas betaald hij niet. Vervolgens verlaat de man omstreeks 08.15 uur de winkel.
De medewerkers hebben later geteld welke postzegels en hoeveel er weg zijn genomen. Dit is het volgende:
- er missen 20 vellen met internationale postzegels. Op 1 vel zitten er 5 postzegels.
Dit heeft een waarde van 150 euro.
- er missen 79 vellen Willem Alexander postzegels. Op 1 vel zitten er 10 postzegels.
Dit heeft een waarde van 718,90 euro
- er missen 20 vellen met Nederlandse icoontjes postzegels. Op 1 vel zitten er 10
postzegels. Dit heeft een waarde van 182 euro.
- er missen 24 vellen liefdes postzegels. Op 1 vel zitten 10 postzegels. Dit heeft
een waarde van 218,40 euro.
Op de beelden is te zien dat hij ook nog 3 rollen postzegels pakt. Op 1 rol zitten
100 postzegels. 1 rol heeft een waarde van 180 euro. In totaal dus 540 euro.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 44 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2020 heb ik, verbalisant [Naam 9] , camerabeelden bekeken welke waren gemaakt in supermarkt [Naam 1] , gevestigd [Straatnaam 1] te Koudekerke.
Bij het bekijken van betreffende beelden zag ik het volgende;
Op 22-04-2020 te 08.05 uur komt betreffende verdachte de winkel binnen met een winkelwagentje. Hij pakt bij de ingang een folder uit een rekje.
Tijdstip 22-04-2020 te 08.12 uur: Het betreffen beelden van een balie met daarop 2 beeldschermen en mogelijk een weegschaal. Daarachter is een vaste kast. Er komt een persoon aanlopen met een zwarte huidskleur en geheel in zwarte kleding met een zwarte rugzak. Deze persoon loopt zonder te aarzelen naar de uiterste hoek en gaat daar op zijn hurken zitten en reikt in de vaste kast. Hij heeft de zwarte rugzak op de grond naast zich gelegd. De persoon pakt diverse malen iets uit de kast en stopt dit in de rugzak. Hij gaat iets terug en lijkt weg te willen gaan, maar kruipt dan weer terug naar de kast en begint weer dingen uit de kast te pakken en in zijn tas te stoppen. In totaal heeft hij zesmaal een greep in de kast gedaan.
De voorwerpen die hij uit de kast pakte waren licht van kleur, mogelijk wit en de goederen lagen op de een na onderste plank, boven een lade.
Vervolgens kruipt hij terug en staat op en loopt een paar meter weg, tot aan de voorzijde van de balie. Dan lijkt hij te twijfelen en gaat dan toch weer terug en kruipt weer naar de kast. Hij graait weer in de kast en pakt met twee handen enkele voorwerpen uit de kast en propt deze in zijn tas. Hierna doet hij nogmaals tweemaal een greep in de kast en stopt goederen in zijn rugzak. Hierna staat hij weer op en loopt rustig weg.
De persoon ziet er als volgt uit;
- manspersoon,
- zwarte huidskleur, geen gezichtsbeharing,
- hij draagt zwarte kleding en zwarte basebal pet met aan de voorzijde wit embleem,
- donkerblauwe schoentjes met witte veters en witte onderrand.
- hij draagt een zwart horloge met rechthoekige kast.
Op 22-04-2020 te 08.15 uur loopt betreffende persoon de winkel weer uit.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, pagina 46 en 47 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verstrekte informatie
"Op 22 april 2020 heeft er een diefstal plaatsgevonden bij de [Naam 1] Er is in totaal 1809.30 euro aan postzegels weggenomen. Op de camerabeelden is de verdachte te zien. Ik heb in de bijlage de foto s van de verdachte toegevoegd. Wie kan mij helpen en een pv herkenning opmaken?".
De aandachtvestiging bevatte 3 foto's. De persoon op foto 1, 2 en 3 herken ik als:
Achternaam [Verdachte]
Voornamen [Verdachte]
Geboren [Geboortedag] 1985
Geboorteplaats [Geboorteplaats- en Land]
Geslacht Man
Nationaliteit Nederlandse
Adres [Adres]
Postcode plaats [Adres]
BRP-nummer [Nummer]
Strafrechtsketennummer [Nummer]
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als motoragent bij team verkeer van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant. Op dinsdag 16 juni 2020, omstreeks 20:45 uur, controleerde ik [Verdachte] op de carpoolplaats gelegen langs [naam parkeerplaats] in Kruiningen.
Tijdens deze controle werd in het voertuig van [Verdachte] in totaal 6750 ongebruikte postzegels. Ik herkende de persoon waarvan de herkenning werd gevraagd en welke dus op de foto's stond, direct als [Verdachte] . Ik zag dat [Verdachte] op de foto's gekleed is in een zwarte jas en dat hij een zwarte pet op zijn hoofd heeft. Tijdens de aanhouding op dinsdag 16 juni 2020 werd in de auto van [Verdachte] eveneens een soortgelijke pet en jas aangetroffen. In deze zwarte jas zat een deel van de aangetroffen postzegels. De laatste keer dat ik hem zag was op dinsdag
16 juni 2020 om 20:45 uur. Het contact duurde toen ongeveer 30 minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Ik herken de persoon direct aan zijn leeftijd, postuur, huidskleur, gezichtsvorm, gezichtsbeharing (sik) en zijn houding. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: De vorm van de oren, neus en mond van de verdachte. Daarnaast de gezichtsbeharing/sik van de verdachte. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto's zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Als bijlage bij dit proces-verbaal op pagina 48 en 49 de drie foto’s bij de aandachtsvestiging.
Feit 2 primair
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 8 en 9 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 16 juni 2020 om 20:45 uur, reed ik op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, [naam parkeerplaats] in Kruiningen. Ik zag reed over de aldaar gelegen
carpoolplaats een personenauto staan welke midden op de parkeerplaats stond en
zodoende buiten de vakken. Ik zag dat het om een donkerkleurige personenauto van het
merk Fiat en type Punto ging. Ik zag dat het voertuig was voorzien van het
Nederlandse kenteken [Kenteken] . Bij het passeren van het voertuig zag ik dat er een man naast stond welke bezig was om een wiel te wisselen.
Bij bevraging van het voertuig zag ik dat er een aandachtsvestiging was opgemaakt
voor het voertuig daar deze in gebruik zou zijn bij een zeer actieve winkeldief
genaamd [Verdachte] , geboren op [Geboortedag] -1985 in [Geboorteplaats- en Land] .
Ik vroeg de man of hij [Verdachte] genaamd was. Ik hoorde dat de man hier bevestigend op antwoordde. Ik vroeg [Verdachte] of er goederen in zijn personenauto aanwezig waren die strafbaar waren of van diefstal afkomstig. Ik hoorde dat [Verdachte] aangaf dat dit niet het geval was. Ik vroeg [Verdachte] vervolgens of hij het goed vond dat ik zijn auto zou doorzoeken op de aanwezigheid van strafbare goederen. Ik hoorde dat [Verdachte] verklaarde dat hij dit geen probleem vond en dat er niets strafbaars in de auto aanwezig was. Ik zag dat [Verdachte] de kofferbak vervolgens voor mij opende en open hield zodat ik er in kon kijken.
Toen ik vervolgens op de bijrijdersplaats een tas wilde verzetten zag ik dat deze
gevuld was met meerdere stapels postzegelvellen. Ik zag dat het vellen van 10 postzegels per stuk waren en ik schatte dat het om ongeveer 300 vellen ging. Ik zag dat een deel van deze vellen gebundeld waren met een elastiek. Daarnaast zag ik dat alle vellen waren voorzien van een opening zodat het vel opgehangen kan worden in bijvoorbeeld een winkel.
De waarde van 1 enkele postzegel bedraagt momenteel 0,91 eurocent. Zodoende had de
aangetroffen hoeveelheid postzegels een waarde van enkele duizenden euro's.
Vervolgens werd in de jaszakken van een zwarte jas, welke op de achterbank lag, nog
een grote hoeveelheid postzegelvellen aangetroffen.
Op deze jas lagen 2 bossen bloemen welke waren voorzien van een barcode van de [Naam winkelketen] supermarkt.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden merkte ik [Verdachte] aan als verdachte van
heling en (opzet) witwassen.
De aangetroffen vellen postzegels zijn op het bureau geteld. Hierbij bleken het in
totaal 665 vellen van 10 postzegels per stuk en 2 vellen van 50 postzegels per stuk.
Zodoende had [Verdachte] de beschikking over in totaal 6750 postzegels welke een waarde
vertegenwoordigen van 6.142,50 euro.
Het proces-verbaal van aangifte door [Naam 10] namens [Naam 2] , pagina 15 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte namens benadeelde [Naam 2] - [Straatnaam 2] te Goes. Via de politie vernamen wij dat er postzegels bij een verdachte waren aangetroffen, vermoedelijk van dit filiaal.
Er zijn beelden bekeken en op de beelden was te zien dat een man tot drie keer toe achter de servicebalie was geweest, ter hoogte van de plaats waar de postzegels hangen. Wij zagen later dat er postzegels waren weggenomen. Dat was gebeurd op dinsdag 16 juni 2020 om 19.04 uur.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 15 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 19.06.2020 kwam ik via het [Naam 2] in het bezit van
twee mp4-bestanden, [Bestandsnamen] en [Bestandsnamen] waarop de diefstal van postzegels in het filiaal te zien zou zijn. [Bestandsnamen] zijn beelden van een camera frontaal gericht op de gehele servicebalie en de bloemenstal in het filiaal.
[Bestandsnamen] zijn beelden van een camera van boven af gericht op de servicebalie.
Op [Bestandsnamen] is te zien dat op 16.06.2020; 19.03 een man in de richting van de bloemen loopt die in een hoek zijn geplaatst, aan het einde van de servicebalie van het filiaal. De man draagt een donkere pet, heeft een donkere huidskleur en draagt een donkere jas, donkere broek en donkere schoenen met een witte rand.
Een medewerkster van het filiaal is aan het begin van de bloemenstal aan het werk met een ladder en een ragebol. De man ziet haar, legt twee bosjes bloemen in zijn karretje en terwijl het meisje uit beeld verdwijnt, loopt de man achteruit, met zicht op het pad van de bloemenstal. Het meisje verdwijnt uit beeld en als de man bijna met zijn rug tegen de achterwand staat, verdwijnt hij achter een stand met onder andere cadeau-ballonnen.
Op beeld [Bestandsnamen] is het volgende te zien: Op voornoemde datum van 19.04.41 tot 19.04.45 uur, van 19.04.47 tot 19.04.51 uur en van 19.04.53 tot 19.04.55 uur verplaatst de man zich naar achter de stand, door zich naar rechts te draaien en bevindt hij zich achter de stand en de servicebalie met zijn gezicht in de richting van de achterwand. Echter de schoen van zijn linkervoet blijft zichtbaar, te zien is dat hij op een teen staat en de hiel naar boven is. Het vermoeden is dat hij zich rekt gedurende de tijd dat hij zich achter de balie bevindt. Bij de derde keer komt het meisje terug en ziet ze de man verdwijnen achter de stand, waarna ze door loopt in de richting van de balie. De man bukt zich achter zijn karretje, het lijkt alsof hij iets onder zijn jas stopt. Daarna pakt hij de bloemen uit het karretje en verplaatst hij zich naar de servicebalie om deze af te rekenen.
Op beeld [Bestandsnamen] is het volgende te zien: Op voornoemde datum van 19.04.41 tot 19.04.45 uur, van 19.04.47 tot 19.04.51 uur en van 19.04.53 tot 19.04.55 uur is te zien dat de man tot drie maal toe zijn voeten met twee passen tussen de servicebalie en de achterwand plaatst en dat hij naar iets aan de achterwand grijpt.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 6] pagina 19 en 20 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als verkoopmedewerker bij de [Naam 2] aan de [Straatnaam 2] te Goes. Op dinsdagavond 16 juni 2020 omstreeks 19:00 uur was ik bezig nabij de servicebalie en ik wilde gaan schoonmaken. Naast de servicebalie stonden bloemen op de grond die afgeschreven waren en die moesten weg. Ik liep naar de servicebalie toe en ik hoorde wel wat geritsel bij de bloemen. Op dat moment dacht ik dat die man misschien wel iets tussen die bloemen zocht. Ik zag die man wel op zijn hurken bij die bloemen naast de servicebalie zitten. Ik hield hem al wel in de gaten. Ik stond op een afstand van ongeveer 3 meter van de man vandaan. Op den duur ging hij staan en rekende hij twee bosjes bloemen af. Die man heeft denk ik wel 10 a 15 minuten bij de bloemen rondgehangen.
De volgende dag zat ik thuis toen ik het mediabericht zag dat er iemand was aangehouden die grote hoeveelheden postzegels bij zich had en ik zag dat er een foto van bloemen bij het mediabericht stond. Dat waren dezelfde bloemen die die man bij ons in de winkel gekocht had.
Ik moest donderdag werken en ik heb toen navraag gedaan of dat bij ons was geweest. Mijn collega's zijn toen gaan kijken en ze kwamen er toen achter dat er veel postzegels miste.
Ik weet alleen dat die man een rugzak bij had en een zwarte jas aan had. Verder was het een grote brede man en hij had een hele donkere huidskleur. Hij had een breed postuur.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 21 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 juni 2020 staat aan [naam parkeerplaats] een zwarte Fiat Punto voorzien van het kenteken [Kenteken] . Genoemd voertuig was in gebruik bij verdachte [Verdachte] .
In het genoemde voertuig liggen een aantal kledingstukken. Deze kledingstukken heb ik
uit het voertuig gehaald en overgebracht naar het bureau van politie te Goes.
Dit betreffen de volgende kledingstukken: 1 paar schoenen zwart van kleur, een zwart
petje met gele letter P op de voorzijde, twee zwarte petjes merk Nike, een blauw
petje met Adidas op de voorzijde, een blauwe trainingsbroek merk Nike en een zwart
jasje van het merk Timberland.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 33 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 21 juni 2020 heb ik, verbalisant [Naam 11] , onderzoek verricht in de auto van verdachte [Verdachte] te weten een zwarte Fiat Punto die is voorzien van het kenteken [Kenteken] . Het voertuig van verdachte [Verdachte] stond geparkeerd op de parkeerplaats aan [naam parkeerplaats] te Kruiningen.
Mijn onderzoek was gericht op het feit dat op de camerabeelden van diverse supermarkten te zien was dat verdachte [Verdachte] een zwarte rugzak droeg. Op de beelden van de [Naam winkelketen] supermarkt was te zien dat er een mogelijk Nike teken op de rugzak stond.
Op het moment dat ik in de auto van verdachte [Verdachte] keek zag ik een zwarte rugzak op de vloer voor de bijrijdersstoel liggen. Dit betrof een zwarte Nike rugzak.
In het politiecellencomplex is door mij gekeken naar het schoeisel van verdachte [Verdachte] . Dit omdat op diverse camerabeelden van de diefstallen, verdachte [Verdachte] zwarte schoenen droeg met een opmerkelijke witte zool. Nadat ik constateerde dat in de fouillering van verdachte [Verdachte] zwarte schoenen met een opmerkelijke witte zool zat, zijn door mij enkele foto's gemaakt van enkele combinaties van kleding van verdachte [Verdachte] .
Feit 3
Het proces-verbaal van aangifte door [Naam 12] namens [Naam 3] , pagina 59 en 60 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van postzegels en ik verklaar u daarover het volgende:
Op maandag 8 juni 2020 omstreeks 19:00 uur, komt een man het filiaal aan de Merwedestraat te Dordrecht binnen. Deze persoon is gekleed met donker blauwe spijkerbroek, zwarte jas/jack tot riemhoogte, onder de jas/jack een zwart shirt Adidas pet op (zwarte pet, met wit Adidas logo op de voorkant en eronder de tekst Adidas). Hij droeg zwarte sportschoenen met een witte zool en zwarte sokken. Hij had een geheel zwarte rugzak bij hem. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven:
- Donkere huidskleur
- Forse bouw
- Gespierde/dikke onderbenen
- Lijkt kaal, in ieder geval zijn achterhoofd
- Lengte tussen de 1,75 en 1,85 geschat
- Gewicht tussen de 90 en 100 kilo
Wanneer deze persoon binnen komt met zijn winkelwagen houdt hij zich eerst een tijdje op bij de zelfscan wand. Hij lees wat boekjes en loopt heen en weer en houdt continu de bezetting van de kassa in de gaten. Dit duurt ongeveer 5 minuten. Wanneer het druk
wordt loopt hij naar de bloemenafdeling en pakt daar een stukje dat hij op de servicebalie neer zet. De servicebalie is op dat moment onbemand. Hij lijkt zijn tas wat te prepareren en doet net alsof hij deze achter de balie legt met de intentie om geen vermoeden te wekken tot diefstal. Op het moment dat hij de tas achter balie legt, duikt hij ineens achter de balie en graait naar de plek waar onze postzegels hangen. Dit duurt heel kort, want mijn collega hield de man vanaf kassa drie in de gaten en vraagt of het allemaal lukt. Hij doet dan net alsof hij met goede bedoelingen de tas daar neerlegt en laat deze liggen.
Hij loopt dan de winkel in om een pak Page toiletpapier te kopen. Hij rekent deze af bij mijn collega die hem in de gaten hield. Vervolgens loopt deze persoon langs de kassa's richting de zelfscanwand om zich hier weer 5 minuten op te houden. Hij gaat bij de inpaktafel staan en haalt wat uit zijn linker broekzak. Het is niet goed te zien of dit de gestolen postzegels zijn. Weer houdt hij de kassabezetting in de gaten en blijft telkens met zijn gezicht goed uit camera’s.
Wanneer mijn collega’s achter de balie staan, valt op dat er allerlei postzegels zijn gevallen. Daarop is een belletje gaan rinkelen bij mijn collega en zo zijn we erachter gekomen, dat er behoorlijk aantal postzegels zijn weggenomen. We hebben de voorraad van de postzegels geteld en daaruit bleek dat er voor 1399,90 aan postzegels mist.
Hierop zijn we beelden gaan zoeken en daaruit is al het bovenstaande gebleken.
Bijlage goederen :1500 postzegels twv € 1.399,90.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59 en 60 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 1 juli 2020, heb ik, verbalisant, de beelden bekeken die zijn opgenomen bij
een winkel genaamd [Naam 3] op 8 juni 2020. De voornoemde beelden zouden de verdachte [Verdachte] weergeven. Aangezien ik de verdachte niet eerder heb ontmoet, heb ik eerst de foto's bekeken van de kleding van de verdachte die bij de auto van de verdachte en hemzelf zijn aangetroffen. De kleding betreft;
- 1 donkerblauwe pet met het Adidas logo in het wit op de voorzijde boven de klep
- 1 kort zwart jack
- 1 paar schoenen met een opvallende witte zoolrand
- 1 zwarte rugzak met een kleine witte logo
Daarnaast heb ik de foto bekeken van de verdachte die is gemaakt na de aanhouding op
16 juni 2020. Na het zien van de beelden voornoemd, kom ik tot de conclusie dat zowel de kleding als de beeltenis van de verdachte grote overeenkomsten vertoond met die weergegeven op de beelden.
Op de beelden is te zien dat de verdachte op 8 juni 2020 om 19.05 de winkel binnen komt met een winkelwagentje. Direct bij binnenkomst loopt hij naar de scanwand en pakt daar een scanner. Hij blijft bij de wand en pakt wat reclamefolders. Echter, bij het bladeren in de folders, kijkt de verdachte niet in de folder maar om zich heen.
Om 19.11 uur loopt de verdachte in de richting van de servicebalie. Hij passeert daarmee een aantal kassa's aan zijn linker zijde. Aan de rechter zijde passeert hij een afdeling met bloemstukjes waar hij een bloemstukje pakt. Dit bloemstukje zet hij om 19.02 uur op de kopse kant van de balie en zet vervolgens zijn rugzak achter de balie op de grond. De verdachte bukt achter de servicebalie naast zijn rugzak. De verdachte wordt hierbij op zijn rug gefilmd. De balie aan zijn linker zijde hebbende, is de verdachte kennelijk aan de rechter kant iets aan het pakken. Dit is net buiten beeld. Hij doet vervolgens "iets" in zijn tas. Vervolgens staat de verdachte weer op, pakt zijn tas van de grond maar zet deze ook gelijk weer terug. Vervolgens loopt de verdachte, via de voorkant van de servicebalie, de winkel in.
In de winkel loopt de verdachte naar de schappen met het toiletpapier en pakt daar een pak Page toiletpapier en zet deze in een winkelkar. Hierna loopt hij wederom naar de servicebalie. Bij de servicebalie pakt hij zijn rugtas van de grond en zegt iets tegen de winkelmedewerkster om 19.15 uur.
Met de tas op rug en het papier in de kar, loopt hij wederom naar de scanwand en gaat daar weer in wat folders bladeren. Nadat een andere klant de inpaktafel verliet, pakte de verdachte zijn rugtas en rommelt in zijn tas. De verdachte wordt daarbij op zijn rug gefilmd waardoor de inhoud van de tas niet is te zien. Om 19.18 uur verlaat de verdachte de winkel.