ECLI:NL:RBZWB:2020:4995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
02-821012-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende het gebruik van een GPS-tracker in een kerkconflict

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het wederrechtelijk aftappen van gegevens met behulp van een GPS-tracker. De zaak, die zich afspeelde in het kader van een kerkconflict in Kruiningen, betrof de vraag of de verdachte, als bestuurder van een bedrijf, met een onder de auto van de aangever geplaatste GPS-tracker gegevens had afgetapt. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De verdediging voerde aan dat de vervolging in strijd was met het opportuniteitsbeginsel en dat er geen sprake was van strafrechtelijk verwijtbaar handelen. De officier van justitie betoogde echter dat de zaak bijzonder was en dat de beslissing om te vervolgen gerechtvaardigd was.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging en dat de door de verdediging aangevoerde verweren niet konden leiden tot niet-ontvankelijkheid. Vervolgens beoordeelde de rechtbank het bewijs. De verdediging stelde dat de GPS-tracker enkel de locatie van de auto kon vastleggen en dat er geen sprake was van het wederrechtelijk onderscheppen van gegevens. De rechtbank concludeerde dat de GPS-tracker niet in verbinding stond met een geautomatiseerd werk van een derde en dat er geen sprake was van het aftappen van gegevens zoals strafbaar gesteld in artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/821012-17
vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1960 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. L.P. Quist, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2020, waarbij de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat het bedrijf waaraan verdachte als bestuurder leiding geeft met behulp van een plaatsbepalingsapparaat, dat was geplaatst onder de auto van [Aangever] , gegevens heeft afgetapt.

3.De voorvragen

3.1
Voorvragen waar geen verweer op is gevoerd
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3.2
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit op verschillende gronden.
- Vervolging is in strijd met het opportuniteitsbeginsel. Het algemeen belang brengt met zich dat geen vervolging dient plaats te vinden, gelet op de voorgeschiedenis, de bijzondere positie van aangever en het tijdsverloop;
- Er is sprake van strijd met het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel door deze zaak wel te vervolgen en een andere strafzaak die ook tot het kerkconflict is te herleiden niet te vervolgen;
- Het openbaar ministerie heeft op 10 september 2019 in de media de naam van cliënt en zijn bedrijf bekend gemaakt aan de media, terwijl daar geen enkele noodzaak bestond;
- De redelijke termijn is overschreden, terwijl geen sprake was van een ingewikkelde zaak en de verdediging niet voor vertraging heeft gezorgd. Het openbaar ministerie is niet voortvarend te werk gegaan. Aldus is gehandeld in strijd met een goede procesorde, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel;
- Omdat verdachte heeft gehandeld binnen de van overheidswege vastgestelde sectornormering kan geen sprake zijn van strafrechtelijk verwijtbaar handelen, zodat ook om die reden geen vervolging had mogen plaatsvinden.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
Dat het een oude zaak is, maakt niet dat dat tot niet-ontvankelijkheid kan leiden, ook niet in combinatie met andere omstandigheden. Er is hier sprake van een bijzondere zaak, afgezet tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in Kruiningen destijds, en ook ten opzichte van de genoemde andere strafzaak. Het inzetten van een peilbaken werd onaanvaardbaar geacht. Het openbaar ministerie heeft daarom besloten deze zaak te vervolgen. Het was algemeen bekend dat deze zaak zou worden vervolgd. Er werd vaak bij het openbaar ministerie geïnformeerd wanneer de zaak zou worden behandeld. Openbaarmaking van de gegevens dient niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het openbaar ministerie (hierna: OM) de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het OM gedane, of aan het OM toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld, doet zich ook voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur (dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging).
Gelet op de zeer marginale toets die de rechtbank toekomt bij de toetsing aan het opportuniteitsbeginsel kunnen de door de verdediging genoemde omstandigheden ter onderbouwing van het algemeen belang niet leiden tot het oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor dit feit.
Gelet op de onderbouwing van de vervolgingsbeslissing door de officier van justitie kan van de vervolging van verdachte, afgezet tegen de beslissing tot het niet verder vervolgen van een andere strafzaak die zou zijn voortgekomen uit hetzelfde kerkconflict, niet worden gezegd dat daarmee sprake is van een zodanig aperte onevenredigheid van de onderhavige vervolgingsbeslissing dat deze onverenigbaar is met het verbod van willekeur. Aangezien beide zaken geheel andere verdenkingen betreffen, met andere betrokkenen, kan niet worden gesproken van gelijke zaken, zodat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Het bekend worden van de naam van verdachte in de media kan evenmin tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie leiden. Het is een gegeven dat in de huidige tijd veel informatie over strafzaken, waaronder persoonsgegevens van de direct betrokkenen, in de (sociale) media is terug te vinden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan tijdsverloop evenmin leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Aangaande het verweer dat handelen volgens de sectornormering niet kan leiden tot vervolging overweegt de rechtbank dat in deze zaak nog niet is vastgesteld dat volgens de sectornormering is gehandeld. Daarbij komt dat, indien wel volgens de sectornormering is gehandeld, het algemeen belang nog steeds aanleiding kan zijn tot vervolging.
De conclusie is dat geen van de aangevoerde verweren aangaande de ontvankelijkheid van de officier van justitie doel treffen. Ook indien de verweren in onderlinge samenhang worden bezien komt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is een gps-tracker op de auto van aangever geplaatst. Daarmee kan uitsluitend worden bepaald waar iets of iemand zich op een bepaald moment bevindt. Het gps-kastje neemt de locatie op van de auto, en die locatie wordt doorgegeven aan degene die het kastje heeft geplaatst. Die locatie is een gegeven en er is geen sprake van overdracht of verwerking van dat gegeven. Een dergelijk gegeven kan niet worden afgetapt of opgenomen. Er is geen signaal of gegeven bij een ander waar verdachte zich toegang tot verschafte. Er is dus geen sprake van het wederrechtelijk onderscheppen van gegevens van een derde. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op jurisprudentie in soortgelijke zaken waarin dit werd geoordeeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat [Naam] een particulier onderzoeksbureau, in het kader van een opdracht heeft besloten om onder de auto van aangever een gps-tracker te plaatsen. Daarmee kon worden nagegaan of aangever drie opgegeven adressen zou bezoeken.
Er is een technisch rapport opgemaakt, waarin de algemene werking van dergelijke trackers wordt omschreven. Zo’n tracker wordt ook wel een gps-baken genoemd. Het baken bestaat uit een gps-ontvanger, een gsm/gprs-modem, een batterij en een controller. Satellieten geven tegelijk hun locatie en tijd door aan de gps-ontvanger. Om de gps-positie door te geven aan de kaartserver/gebruiker wordt een gsm/gprs-modem gebruikt. Via dit modem worden de gps-posities verzonden. De controller bepaalt op welke momenten het baken probeert een ‘fix’ (een locatiebepaling) te krijgen, en of deze positie direct wordt doorgezonden naar de kaartserver, of dat deze eerst tijdelijk wordt opgeslagen in het baken om later in een pakket van gps-posities naar de thuisbasis te worden verzonden. De instellingen van de controller bepalen het stroomverbruik en daarmee de levensduur van de ingebouwde batterij.
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen gps-tracker van [Naam] was. Onderzoek hieraan heeft uitgewezen dat het telefoonnummer van de daarin verwerkte simkaart op naam stond van [Naam] Ook is enige tijd een simkaart op naam van verdachte in de gps-tracker gebruikt. Verdachte heeft over de werking van de gps-tracker verklaard dat hiermee een rittenadministratie bijgehouden kan worden. In het apparaat zit een eigen datakaart. Daarop worden de gegevens opgeslagen. Met de computer van het bedrijf kan worden ingelogd op die datakaart, waarbij de daarop opgeslagen gegevens zichtbaar worden. Livestreamen van de gegevens is niet mogelijk, aldus verdachte.
In verband met het ten laste gelegde artikel 139d Sr is, kort gezegd, van belang of met de gps-tracker wederrechtelijk gegevens kunnen worden afgetapt.
De gps-tracker kan als (plaatsbepalings)hulpmiddel worden aangemerkt. Hiermee kon slechts de locatie van de auto waarop de tracker was bevestigd, worden vastgelegd. Het aftappen, afluisteren of opnemen van telecommunicatie, of andere gegevensoverdracht en gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk is met deze gps-tracker niet mogelijk. De gps-tracker staat niet in verbinding met een geautomatiseerd werk van een derde,
en alle apparatuur – de gps-tracker en de computer om mee in te loggen op de datakaart – is eigendom van verdachte, althans zijn bedrijf. De gegevens die op de laptop of telefoon van verdachte danwel [Naam] zijn te zien, zijn de gegevens die door de gps-tracker zelf worden gegeven, zodat er geen sprake is van het wederrechtelijk aftappen van gegevens of een gegevensoverdracht van een geautomatiseerd werk van derden, zoals strafbaar gesteld in artikel 139d Sr.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

5.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 oktober 2020.
Mr. Goedegebuur is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[Naam] in of omstreeks de periode van 01 maart 2017 tot en met 31 juli
2017 in de gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland,met het oogmerk dat
daardoor telecommunicatie en/of andere gegevensoverdracht en/of andere
gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk wordt
afgeluisterd en/of afgetapt en/of opgenomen, een of meer technisch(e)
hulpmiddel(en) op een bepaalde plaats aanwezig heeft doen zijn,immers heeft
[Naam] toen daar met dat oogmerk een (draadloos) track and trace systeem
(merk Telit type GE865), althans een plaatsbepalingsapparaat/systeem of
technisch(e) hulpmiddel(en), heimelijk, althans verborgen en/of zonder
toestemming, onder een auto van een ander aangebracht of doen/laten aanbrengen
en/of aanwezig doen/laten zijn, te weten onder een Audi met het kenteken
[Kenteken] en/of op naam van [Aangever] , waarbij door middel van dat/die
technisch(e) hulpmiddel(en) de plaatsbepaling van die auto werd bepaald en/of
kon worden bepaald en/of deze telecommunicatie en/of andere gegevens werd(en)
of kon(den) worden afgeluisterd en/of afgetapt en/of opgenomen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft
gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding
heeft gegeven.