Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.Y. Sumer, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 24 januari 2020, waarin de toekenning van een WIA-uitkering aan een werkneemster werd afgewezen. De werkneemster, die in dienst was van eiseres, had zich eerder ziek gemeld en was in 2018 een WIA-uitkering toegekend gekregen. Eiseres betwistte de herziening van deze uitkering door het UWV, die de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% had vastgesteld, maar stelde dat dit niet duurzaam was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster geen toestemming had gegeven voor inzage in haar medische gegevens door eiseres, en dat de rechtbank eerder had bepaald dat eiseres geen kennis mocht nemen van deze gegevens. De rechtbank heeft het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep als zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de werkneemster duurzaam volledig arbeidsongeschikt was, en dat het UWV terecht had vastgesteld dat er nog reële behandelmogelijkheden bestonden.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de functies die aan de schatting ten grondslag waren gelegd, terecht waren. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.