In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door de gemachtigde Janssen en Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders te Eindhoven, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 3.182,21. De gedaagde, die in persoon procedeerde, erkende de huurachterstand en gaf aan de huurachterstand te willen aflossen en in de woning te willen blijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de woning huurt voor een huurprijs van € 622,82 per maand en dat er een betalingsachterstand was ontstaan. De eiseres heeft de huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten gevorderd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres gegrond zijn. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, omdat de huurachterstand van bijna vijf maanden een ernstige tekortkoming in de betalingsverplichting vormde. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde zijn niet voldoende om de ontbinding te voorkomen, aangezien het belang van de eiseres bij een betalende huurder zwaarder weegt.
De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis en heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.021,96. De rechter heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor de gedaagde om afspraken te maken met de eiseres om de ontruiming te voorkomen, mits er goede afspraken worden gemaakt.